Hoe kritiek is overschrijding kritische depositiewaarde?

Wanneer de kritische depositiewaarde van een Natura 2000-gebied wordt overschreden en toestemming wordt gegeven aan een project, andere handeling of plan, wordt vaak aangevoerd dat dit strijd oplevert met de Natuurbeschermingswet. Maar hoe kritiek is een overschrijding van de kritische depositiewaarde eigenlijk? De Afdeling is daarover duidelijk in haar uitspraak van 24 februari 2016 (201501425).

Aan de orde is een provinciaal inpassingsplan voor de aanleg van een rondweg. Tegen dit inpassingsplan is door verschillende partijen beroep ingediend. In een van de beroepschriften is aangevoerd dat het inpassingsplan in strijd met de Natuurbeschermingswet is vastgesteld.

Uit de passende beoordeling die ten behoeve van het inpassingsplan is opgesteld, volgt dat de maximale stikstofdepositie een toename laat zien op vier habitattypen in het betrokken Natura 2000-gebied met 0,5 mol/ha/jaar, 0,4 mol/ha/jaar, 4,0 mol/ha/jaar respectievelijk 0,3 mol/ha/jaar. Voor deze habitattypen is sprake van een overschrijding van de kritische depositiewaarde door de achtergronddepositie.

De Afdeling overweegt dat een overschrijding van de kritische depositiewaarde op zichzelf niet betekent dat een aantasting van de kwaliteit van een habitattype plaatsvindt, maar uitsluitend dat de mogelijkheid van een aantasting niet zonder meer afwezig is. De kritische depositiewaarde geeft immers aan bij welke mate van stikstofdepositie wordt aangenomen dat niet langer op voorhand kan worden uitgesloten dat er een risico is dat de kwaliteit van het habitattype wordt aangetast als gevolg van de verzurende en/of vermestende invloed van de stikstofdepositie.

Het enkele betoog dat zich significante effecten zullen voordoen omdat zich plaatselijk een overschrijding van de kritische depositiewaarde voordoet, is daarom onvoldoende voor de conclusie dat ten gevolge van de aanleg van de rondweg een aantasting van de kwaliteit van de habitattypen in het Natura 2000-gebied zal plaatsvinden.

Voorts heeft de Afdeling overeenkomstig de passende beoordeling overwogen dat de toename van de stikstofdepositie met 0,3-0,5 mol/ha/jaar zodanig gering is dat deze niet zal leiden tot meetbare of merkbare effecten op de kwaliteit van deze habitattypen. Deze toename heeft volgens de passende beoordeling bovendien geen invloed op de aard en omvang of effectiviteit van de maatregelen die nodig zijn voor behoud of herstel van de kwaliteit van deze habitattypen. De bijdrage van het plan brengt de realisatie van de instandhoudingsdoelstellingen voor deze habitattypen dan ook niet in gevaar.

Voor zover sprake is van een toename van 4,0 mol/ha/jaar ten aanzien van een van de habitattypen is in de passende beoordeling overwogen dat het habitattype weliswaar gevoelig is voor de vermestende invloed van stikstofdepositie, maar dat in de bestaande situatie met name niet-stikstofgerelateerde problemen bedreigend zijn. Om deze reden brengt de bijdrage van het plan de realisatie van de instandhoudingsdoelstellingen voor dit habitattype niet in gevaar.

Gelet hierop ziet de Afdeling geen grond voor het oordeel dat de conclusies uit de passende beoordeling onjuist zou zijn.

mw. mr. Franca Damen