Mag grenswaarde uit Programma Aanpak Stikstof in bestemmingsplan?
Als de stikstofdepositie van een activiteit onder de grenswaarde uit het Programma Aanpak Stikstof blijft, is voor deze activiteit geen vergunning op grond van de Wet natuurbescherming nodig. In dat geval kan worden volstaan met een melding. Mag deze grenswaarde worden overgenomen in een bestemmingsplan om op die manier bepaalde stikstofemitterende activiteiten toe te staan? Die vraag kwam aan de orde in een uitspraak van de Raad van State van 27 december 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:3530).
Grenswaarde PAS in planregels
Het antwoord op die vraag laat de Raad van State echter helaas nog in het midden. De reden daarvoor is de tussenuitspraak van 17 mei 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:1259) waarin de Raad van State prejudiciële vragen over het Programma Aanpak Stikstof aan het Hof van Justitie heeft gesteld (meer daarover kunt u lezen in mijn blogserie over deze tussenuitspraak).
“De Afdeling overweegt dat zij thans, gelet op haar uitspraak van 17 mei 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1259, de vraag of voor een planregeling die voorziet in een ontwikkeling die een toename van stikstofemissie ten opzichte van de feitelijk aanwezige, planologische legale situatie ten tijde van de vaststelling van het plan mogelijk maakt en waarvoor voor de vaststelling van het plan een melding is gedaan op grond van het PAS-beoordelingskader, toepassing kan worden gegeven aan artikel 19j, vijfde lid, van de Nbw 1998, niet kan bespreken. Datzelfde geldt voor de gevallen die onder de drempelwaarde van 0,05 mol per hectare per jaar blijven.”
Als in een bestemmingsplan ruimte wordt geboden voor stikstofemitterende activiteiten die onder de grenswaarde uit het Programma Aanpak Stikstof (PAS) blijven, is het dus nog de vraag of gelet daarop voor het bestemmingsplan wel of geen passende beoordeling moet worden gemaakt.
In een uitspraak van 13 december 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:3433) heeft de Raad van State overigens een bestemmingsplan in stand gelaten waarin in de planregels een koppeling is gemaakt met de op grond van het PAS beschikbare ontwikkelingsruimte voor activiteiten met een stikstofdepositie onder de grenswaarde.
Soms geen passende beoordeling vereist
De Raad van State heeft in de uitspraak van 27 december 2017 ook overwogen in welke situaties geen passende beoordeling hoeft te worden gemaakt:
- als bij de vaststelling van een bestemmingsplan als referentiesituatie geldt de planologisch legale situatie voorafgaand aan de vaststelling van het plan, echter alleen voor zover deze ook feitelijk is gerealiseerd;
- als wordt aangesloten bij de situatie die voortvloeit uit een natuurbeschermingswetvergunning die ten tijde van het vaststellen van het bestemmingsplan onherroepelijk was en waaraan een passende beoordeling ten grondslag heeft gelegen en die in het plan één op één is ingepast (vergelijk de uitspraak van de Raad van State van 1 juni 2016);
- als 1) sprake is van een herhaling of voortzetting van een ander plan of project, 2) voor dat ander plan of project een passende beoordeling is gemaakt en 3) een nieuwe passende beoordeling redelijkerwijs geen nieuwe gegevens en inzichten kan opleveren over de significante gevolgen van dat plan of project (thans: artikel 2.8, tweede lid, Wet natuurbescherming, voorheen: artikel 19j, vijfde lid, Natuurbeschermingswet 1998).
mw. mr. Franca Damen