Programmatische Aanpak Stikstof: update voor veehouderij
Staatssecretaris Dijksma heeft in haar brief van 20 maart 2015 een eerste reactie gegeven op de 561 zienswijzen die zijn ingediend op het ontwerp Programma Aanpak Stikstof. In deze reactie staan weer een aantal relevante punten voor de praktijk.
Ontwikkelingsruimte veehouderij
Ten behoeve van de Programmatische Aanpak Stikstof (hierna: PAS) is tussen de agrarische sector en het Ministerie een overeenkomst generieke maatregelen PAS gesloten. Deze overeenkomst bevat in de kern de volgende afspraken:
- de agrarische sector treft brongerichte maatregelen voor de reductie van de ammoniakemissie / stikstofdepositie;
- 56% van het effect dat met deze brongerichte maatregelen wordt bereikt, wordt in de vorm van ontwikkelingsruimte aan de agrarische sector toegedeeld.
In het Programma Aanpak Stikstof (hierna: programma) is niet gewaarborgd dat deze 56% daadwerkelijk als ontwikkelingsruimte aan de agrarische sector toegedeeld zal worden. Dit was voor verschillende organisaties voor de agrarische sector aanleiding om hieromtrent zienswijzen in te dienen: de agrarische sector wenst – begrijpelijk – de waarborg dat de overeengekomen 56% daadwerkelijk aan de sector wordt toegedeeld in de vorm van ontwikkelingsruimte.
In reactie daarop heeft Dijksma thans aangegeven dat ze er vertrouwen in heeft dat de landbouw voldoende ontwikkelingsruimte ter beschikking heeft.
“Om de zorg van de sector op dit punt weg te nemen ben ik voornemens om in het PAS-programma vast te leggen dat, indien bij de tussenevaluatie blijkt dat de extra emissiereductie op schema loopt maar minder dan 56% van de hierdoor gerealiseerde depositiedaling als depositie- en ontwikkelingsruimte voor de landbouw beschikbaar was, in de tweede helft van het eerste tijdvak expliciet depositieruimte zal worden gereserveerd voor de veehouderij. Ik wil niet op voorhand een apart segment voor de veehouderij creëren omdat dit het Programma ingewikkeld en minder flexibel maakt en dit zeker op gebiedsniveau kan leiden tot een beperking van economische ontwikkelingen, ook voor de landbouw.”
Er is dus nog steeds geen waarborg dat daadwerkelijk 56% van het effect van de brongerichte maatregelen – die enkel door de agrarische sector worden getroffen – in de vorm van ontwikkelingsruimte aan de agrarische sector toegedeeld gaat worden. Ook is niet duidelijk op welke wijze de 56% verdeeld gaat worden. Hopelijk komt hierover meer duidelijkheid in de Nota van Antwoord (waarin een reactie op alle ingediende zienswijzen wordt gegeven).
Beweiden en bemesten
Eerder heeft Staatssecretaris Dijksma aangegeven een algemene maatregel van bestuur vast te stellen, waarin wordt bepaald dat voor beweiden en bemesten een vrijstelling geldt voor de vergunningplicht op grond van artikel 19d, eerste lid, van de Natuurbeschermingswet. Voor een nadere toelichting hierop verwijs ik u graag naar mijn artikel “Oplossing beweiden en bemesten in het kader van Natuurbeschermingswet”.
In haar brief van 20 maart 2015 geeft Dijksma aan dat deze vrijstelling geen gevolgen heeft voor het programma. De effecten van deze activiteiten in termen van stikstofdepositie zijn meegenomen bij de autonome ontwikkelingen waarmee in het PAS-programma rekening is gehouden, aldus Dijksma.
Provinciale beleidsregels
De provincies streven naar zoveel mogelijk uniformiteit in beleidsregels. Daartoe hebben zij thans een aantal nadere uitgangspunten naar voren gebracht:
- De maximaal toe te delen ontwikkelingsruimte aan een bepaald bedrijf wordt naar verwachting 3 mol depositie/ha voor de eerste PAS-periode (3 jaar); het betreft een gemiddelde cumulatieve waarde voor uitbreidingen.
- Er wordt naar verwachting een termijn van 2 jaar verbonden aan Nb-vergunningen. De activiteit waarvoor ontwikkelingsruimte wordt toegedeeld en een Nb-vergunning wordt verleend, moet binnen 2 jaar zijn gerealiseerd. Als dat niet gebeurt, vervalt de Nb-vergunning en wordt de ontwikkelingsruimte weer bijgeschreven.
- Een aantal provincies is voornemens om aanvullende provinciale beleidsregels op het gebied van duurzaamheid vast te stellen. Ook deze beleidsregels tussen provincies moeten worden afgestemd, omdat deze effect kunnen hebben over provinciegrenzen heen.
- In de Regeling PAS zal worden vastgesteld dat activiteiten waarvoor een melding volstaat, binnen een in overleg met de provincies te bepalen termijn na melding aangevangen moeten zijn.
Tegen een aantal van deze uitgangspunten bestaan naar mijn mening grote bezwaren. De Nota van Antwoord zal over deze punten nog nadere duidelijkheid moeten verschaffen.
mw. mr. Franca Damen