RvS doet uitspraak over bevoegdheid o.g.v. PAS

Gelijktijdig met de inwerkingtreding van de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS) op 1 juli 2015 is ook de bevoegdheidsregeling op grond van de Natuurbeschermingswet gewijzigd. Op 30 november 2016 heeft de Raad van State twee uitspraken over deze bevoegdheidsregeling gedaan (201600711, ECLI:NL:RVS:2016:3154 en 201506340, ECLI:NL:RVS:2016:3190).

Beide uitspraken gaan over een pluimveehouderij die vóór de inwerkingtreding van de PAS een vergunning ingevolge de Natuurbeschermingswet (Nb-vergunning) voor zijn bedrijf heeft aangevraagd. Op dat moment gold nog een andere bevoegdheidsregeling voor vergunningverlening. Als een bedrijf een stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden in verschillende provincies kon veroorzaken, waren vaak meerdere provincies bevoegd tot vergunningverlening. Dat betekende dus ook dat in deze verschillende provincies afzonderlijk een Nb-vergunning moest worden aangevraagd.

De pluimveehouderij moest om die reden op het moment van zijn vergunningaanvraag een Nb-vergunning aanvragen bij de provincies Noord-Brabant en Gelderland. Provincie Noord-Brabant verleende op 30 juni 2015 een Nb-vergunning (dus vóór inwerkingtreding van de PAS). Provincie Gelderland verleende op 9 december 2015 een Nb-vergunning (dus na inwerkingtreding van de PAS).

Omdat provincie Gelderland na 1 juli 2015 een beslissing nam op de vergunningaanvraag, moest zij de gewijzigde wetgeving in acht nemen. Het toetsingskader voor de vergunningaanvraag bleef hetzelfde. Voor aanvragen die vóór 1 juli 2015 zijn ingediend, is in de Natuurbeschermingswet namelijk overgangsrecht opgenomen.

Voor de nieuwe bevoegdheidsregeling is echter geen overgangsrecht opgenomen, zo oordeelde ook de Raad van State. Dat betekent dat de provincie Gelderland deze nieuwe regeling moest toepassen bij de beslissing op de vergunningaanvraag. Op grond van deze regeling is nog slechts één provincie bevoegd om te beslissen op de aanvraag om een Nb-vergunning, ook als het bedrijf een stikstofdepositie veroorzaakt op Natura 2000-gebieden in meerdere provincies. De provincie waarin het Natura 2000-gebied is gelegen waarop het bedrijf hoofdzakelijk gevolgen kan hebben, is bevoegd om te beslissen op de vergunningaanvraag. Die provincie moet bij de beslissing ook de gevolgen betrekken die het bedrijf kan hebben voor Natura 2000-gebieden in een andere provincie of het buitenland. Overigens mag de provincie de beslissing alleen verlenen in overeenstemming met andere provincies waarin Natura 2000-gebieden zijn gelegen waarvoor het bedrijf gevolgen kan hebben.

De Nb-vergunning voor de pluimveehouderij die door provincie Gelderland is verleend, betreft dus ook een vergunning voor het in provincie Noord-Brabant gelegen Natura 2000-gebied.

Tegen zowel de Brabants Nb-vergunning als de Gelderse Nb-vergunning is beroep ingediend. De Raad van State heeft het beroep tegen de Gelderse Nb-vergunning ongegrond verklaard. Vervolgens heeft de Raad van State in de uitspraak over de Brabantse Nb-vergunning overwogen dat nu de Gelderse vergunning is verleend op basis van de nieuwe bevoegdheidsregeling, deze vergunning ook ziet op het Brabantse Natura 2000-gebied. Omdat de Gelderse vergunning onherroepelijk is geworden, heeft de Brabantse vergunning in zoverre geen betekenis meer en heeft de appellant geen procesbelang meer bij zijn beroep hiertegen.

mw. mr. Franca Damen