Stikstof in de luchtvaart

Ook de luchtvaart draagt bij aan stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden. Over de omvang hiervan bestaat echter onduidelijkheid. Daarnaast blijken de Nederlandse luchthavens niet over een natuurvergunning te beschikken. Er is daarom behoefte aan duidelijkheid. Het ‘Advies Luchtvaartsector’ van het Adviescollege stikstofproblematiek zou hieraan moeten bijdragen.

Achtergrond

In oktober 2019 heeft de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (minister van LNV) het Adviescollege stikstofproblematiek gevraagd om een advies te geven over de luchtvaartsector. Het Adviescollege stikstofproblematiek heeft op 15 januari 2020 het ‘Advies luchtvaartsector’ uitgebracht.

In het advies staan twee hoofdvragen centraal:

  • Wat is de huidige bijdrage van de luchtvaartsector aan de depositie van stikstof in Nederland?
  • En wat kan de luchtvaartsector in Nederland bijdragen aan de vermindering van de stikstofdepositie?

Het Adviescollege stikstofproblematiek maakt hierbij een onderscheid tussen de luchtvaart en luchthavens. Dit is namelijk van belang voor een analyse van de bijdrage aan de stikstofproblematiek én voor de mate van beïnvloedbaarheid van de emissies. Voor wat betreft de luchthavens richt het Adviescollege stikstofproblematiek zich met name op Schiphol en Lelystad Airport. Voor deze luchthavens moet namelijk een besluit genomen worden. De militaire luchtvaart is niet meegenomen in het advies.

De huidige bijdrage aan stikstofdepositie

De bijdrage van de luchtvaartsector aan de stikstofemissie en stikstofdepositie is groter dan eerder is gerapporteerd. In plaats van 0,1% zou de bijdrage tussen de 0,7 en 1,1% van het nationale totaal voor NH3 (ammoniak) en NOX zijn. Dit komt overeen met een stikstofdepositie in Nederland vanuit de luchtvaart (onder en boven 3.000 voet) tussen 12 en 19 N/ha/jaar.

De eerder gerapporteerde 0,1% bijdrage volgt uit de Emissieregistratie. Deze bijdrage ziet echter alleen op de directe emissies die samenhangen met starts en landingen vanaf Nederlandse luchthavens (onder 3.000 voet / 914 meter). Niet alle relevante emissies worden in de Emissieregistratie aan de luchtvaart toegerekend, zoals luchthaven-gerelateerde activiteiten en verkeersbewegingen van en naar de luchthavens.

Voor een goed beeld moet rekening worden gehouden met alle emissies die samenhangen met de luchtvaart. Dat geldt ook voor emissies die afkomstig zijn van vliegverkeer boven 3.000 voet. Boven deze grens zijn namelijk veel NOx-emissies afkomstig van de luchtvaart, ook al is de beïnvloedbaarheid van emissies boven 3.000 voet door Nederland gering.

Dat komt doordat de NOX-emissies vanuit de luchtvaart boven 3.000 voet afkomstig zijn van een groter gebied en niet herleidbaar zijn tot Nederlandse luchthavens of tot specifieke andere bronnen. Deze emissies hebben een sterk Europees en mondiaal karakter. Emissies boven 3.000 voet verdelen en verspreiden zich gelijkmatiger. Terwijl NOX onder de 3.000 voet binnen enkele uren neerslaat, slaat NOX boven 3.000 voet pas na ongeveer tien dagen neer.

Het Adviescollege stikstofproblematiek merkt verder op dat de gerapporteerde emissies in de luchtvaart tussen 1990 en 2005 met 85% zijn toegenomen en tussen 2005 en 2017 nog een keer met 25%.

“Door de stikstofreductie die in dezelfde periode in veel andere sectoren is behaald, is het relatieve aandeel van de luchtvaartsector sinds 1990 verviervoudigd.”

Weliswaar is de efficiëntie per vliegbeweging toegenomen, maar door de volumetoename zijn de emissies in absolute zin toegenomen.

Bijdrage aan de vermindering van stikstofdepositie

Het Adviescollege stikstofproblematiek adviseert om een groei van de luchtvaartsector alleen toe te staan, wanneer sprake is van een vermindering van de huidige NOX-emissies (van de luchtvaartsector als geheel). Dat kan bijvoorbeeld door intern en extern salderen.

Hiervoor moeten de gevolgen van de ontwikkelingen van de Nederlandse luchthavens volwaardig, volledig en integraal worden beoordeeld. Dat geldt ook voor:

  • grondgebonden activiteiten, zoals bagagevervoer, bussen die op de platforms rijden, tankwagens, etc. en
  • luchthaven-gerelateerde activiteiten, zoals het arriveren en vertrekken van passagiers en goederen, het woon-/werkverkeer van personeel en commerciële functies zoals het bevoorraden van winkels en kantoren op de luchthavens.

Referentiesituatie

Het Adviescollege stikstofproblematiek gaat in het advies niet in op de referentiesituatie die voor de luchtvaart geldt. Nu de luchthavens niet beschikken over een natuurvergunning, moet voor de referentiesituatie worden gekeken naar de milieutoestemming die gold ten tijde van, kort gezegd, de Europese referentiedatum van de betrokken Natura 2000-gebieden.

In eerdere Kamerbrieven had de minister van Infrastructuur en Waterstaat het steeds over 7 december 2004. Dat is de datum waarop de verplichtingen uit de Habitatrichtlijn van kracht zijn geworden. Deze datum wordt ook een enkele keer in het advies van het Adviescollege stikstofproblematiek genoemd.

Gebieden kunnen echter ook op grond van de Vogelrichtlijn als Natura 2000-gebied zijn aangewezen. In dat geval geldt veelal een eerdere datum dan 7 december 2004. Dat geldt ook voor verschillende Natura 2000-gebieden waarop in ieder geval Schiphol een stikstofdepositie veroorzaakt, namelijk:

  • Eilandspolder: 24 maart 2000
  • Wormer- en Jisperveld: 24 maart 2000
  • Ilperveld, Varkensland en Twiske: 24 maart 2000
  • Naardermeer: 29 oktober 1986
  • Oostelijke Vechtplassen: 24 maart 2000
  • Nieuwkoopse Plassen: 14 februari 1997.

Dit volgt uit het overzicht van referentiedata op de website van BIJ12.

Het lijkt er dan ook op dat de luchtvaart voor de referentiesituatie verder terug moet kijken dan 7 december 2004.

Franca Damen, advocaat Damen Legal