Uitspraken Nb met doorkijk naar PAS

Vóór de inwerkingtreding van de Programmatische Aanpak Stikstof op 1 juli 2015 zijn nog veel aanvragen om een vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet ingediend. Op 2 maart 2016 deed de Afdeling twee uitspraken (201504734 en 201501538) die interessant zijn voor dergelijke vergunningaanvragen. In deze uitspraken wordt een doorkijk gegeven naar de Programmatische Aanpak Stikstof.

Overgangsrecht

Voor aanvragen om een Nb-vergunning die zijn ingediend vóór inwerkingtreding van de PAS op 1 juli 2015 is overgangsrecht van toepassing. In de Natuurbeschermingswet zijn twee vormen van overgangsrecht opgenomen, te weten in artikel 67a Nb respectievelijk artikel 19km, vierde lid, Nb. Wanneer aan de voorwaarden ex artikel 67a Nb wordt voldaan, zijn de artikelen 19km Nb (waarin het verbod op extern salderen is opgenomen), 19kn Nb en 19ko Nb niet van toepassing. Wanneer niet aan deze voorwaarden wordt voldaan, is veelal nog wel het overgangsrecht van artikel 19km, vierde lid, Nb van toepassing. Dit artikellid bepaalt dat het verbod van extern salderen niet van toepassing is op aanvragen die zijn ingediend vóór 1 juli 2015.

Grenswaarde

Sinds de inwerkingtreding van de PAS geldt een uitzondering op de vergunningplicht ex artikel 19d, eerste lid, Nb voor projecten en andere handelingen waarvan de stikstofdepositie onder de grenswaarde blijft en die niet leiden tot overige significante negatieve effecten. Voor een nadere toelichting hierop verwijs ik u graag naar mijn artikelen “Ontwerp Besluit grenswaarden programmatische aanpak stikstof (PAS)” en “Inwerkingtreding Programmatische Aanpak Stikstof”.

Het overgangsrecht voor aanvragen om een Nb-vergunning ziet niet op artikel 19kh, zevende en achtste lid, Nb, waarin voornoemde uitzondering op de vergunningplicht is opgenomen.

Uitspraken 2 maart 2016

In een van de uitspraken van de Afdeling van 2 maart 2016 gaat het om de weigering van een Nb-vergunning die is aangevraagd door een pluimveehouder. Tegen deze weigering heeft de desbetreffende pluimveehouder beroep ingediend. De Afdeling heeft overwogen dat de pluimveehouder met het indienen van het beroep niet kan bereiken dat de aangevraagde Nb-vergunning alsnog wordt verleend. Reden daarvoor is dat de aangevraagde situatie sinds de inwerkingtreding van de PAS onder de grenswaarde valt en daarmee niet langer vergunningplichtig is. Voor de situatie is inmiddels ook een melding gedaan in het sinds 1 juli 2015 wettelijk voorgeschreven rekenprogramma AERIUS. Dat een melding op grond van de PAS minder rechtszekerheid biedt dan een Nb-vergunning, zoals de pluimveehouder heeft gesteld, acht de Afdeling niet relevant. Gelet op het wettelijk kader kan met het beroepschrift namelijk niet alsnog worden bereikt dat een Nb-vergunning wordt verleend.

Mogelijk kan dit anders zijn indien ten behoeve van de aanvraag om een Nb-vergunning saldering heeft plaatsgevonden. Dan speelt er immers ook een financieel belang vanwege het aankopen van de ammoniakrechten van een saldogevende locatie.

In de andere uitspraak kwam het bevoegd gezag voor vergunningverlening op grond van de Natuurbeschermingswet aan de orde. Met de inwerkingtreding van de PAS is voortaan slechts het college van gedeputeerde staten van de provincie bevoegd tot vergunningverlening, waarin het hoogste effect plaatsvindt. Wanneer ook op Natura 2000-gebieden in andere provincies effecten optreden, is instemming van de andere provincies vereist.

In de desbetreffende zaak ging het om het verlenen van een Nb-vergunning voor een veehouderij door de provincie Utrecht. Tegen deze vergunning was door MOB en Vereniging Leefmilieu (VL) beroep ingediend. De provincie stelde zich in deze zaak op het standpunt dat MOB en VL geen belang hebben bij de uitkomst van de beroepsprocedure, omdat provincie Gelderland voor dezelfde situatie als de aangevraagde situatie al een onherroepelijke Nb-vergunning heeft verleend en gelet op de inwerkingtreding van de PAS per 1 juli 2015 provincie Gelderland thans bevoegd is tot vergunningverlening.

De Afdeling volgt het standpunt van de provincie niet. Dat provincie Gelderland een onherroepelijke Nb-vergunning heeft verleend, laat namelijk onverlet dat ten aanzien van de effecten op Utrechtse Natura 2000-gebieden ten gevolge van de aangevraagde situatie een zelfstandige beoordeling moet plaatsvinden. Daarbij is provincie Utrecht niet gebonden aan de door provincie Gelderland verleende Nb-vergunning. Dat na een eventuele vernietiging van de Nb-vergunning, zoals aan de orde in de uitspraak van 2 maart 2016, provincie Gelderland bevoegd zou zijn voor het nemen van een nieuw besluit, doet daaraan niets af. Ook dan dienen immers de effecten van de aangevraagde situatie op de betrokken Natura 2000-gebieden te worden beoordeeld.

mw. mr. Franca Damen