Vergunningverlening op grond van de PAS

Op 25 april 2014 heeft de Tweede Kamer het wetsvoorstel voor de Programmatische Aanpak Stikstof aangenomen. De PAS kent een andere wijze van vergunningverlening dan de huidige Natuurbeschermingswet. Wat houdt de nieuwe wijze van vergunningverlening in en wat zijn de gevolgen hiervan?

Huidige wijze van vergunningverlening in een notendop

Op grond van de huidige Natuurbeschermingswet (hierna: Nb) kan een vergunning ex artikel 19d, eerste lid, Nb worden verkregen indien een project of andere handeling, kort gezegd, geen significante effecten heeft op een Natura 2000-gebied. Daarbij bestaat op grond van artikel 19kd Nb de mogelijkheid van extern salderen. Voor een nadere toelichting daarop verwijs ik u graag naar mijn artikel ‘Regeling stikstofdepositie artikel 19kd Nb’ en mijn overige artikelen over dit onderwerp onder de rubriek ‘Natuurbeschermingsrecht.

Op grond van de huidige Natuurbeschermingswet hebben ondernemers dus zelf mogelijkheden om ervoor te zorgen dat zij een natuurbeschermingswetvergunning kunnen verkrijgen, mits er uiteraard voldoende ammoniakrechten verkrijgbaar zijn. Door ammoniakrechten aan te kopen en daarmee extern te salderen, kan over het algemeen een vergunning worden verkregen.

Vergunningverlening in de PAS

In het wetsvoorstel voor de PAS is dit anders; ondernemers hebben zelf geen invloed meer op het verkrijgen van een vergunning. Voor het verkrijgen daarvan worden ondernemers geheel afhankelijk van de medewerking van het bevoegd gezag. Ik licht dit nader toe.

Verbod extern salderen

Van essentieel belang is dat de mogelijkheid van externe saldering, zoals deze nu in artikel 19kd Nb is opgenomen, komt te vervallen. Sterker nog, het wetsvoorstel kent in beginsel een verbod op extern salderen. Dit verbod is opgenomen in het voorgesteld artikel 19km, derde lid, Nb. Dit verbod is niet van toepassing op vergunningen die worden aangevraagd vóór inwerkingtreding van de PAS c.q. artikel 19km, derde lid, Nb. Voor een nadere toelichting verwijs ik u graag naar mijn artikel ‘De PAS en het overgangsrecht voor huidige vergunningaanvragen’.

Doordat de mogelijkheid van extern salderen komt te vervallen, hebben ondernemers zelf het verkrijgen van een natuurbeschermingswetvergunning in het geheel niet meer in handen. Het aankopen van ammoniakrechten heeft dan dus geen zin meer; immers mag hiermee niet meer extern gesaldeerd worden.

Toedeling ontwikkelingsruimte

Wanneer een vergunning op grond van artikel 19d Nb wordt aangevraagd en het project leidt tot significante effecten door een toename van de stikstofdepositie, dan is ontwikkelingsruimte benodigd. Deze ontwikkelingsruimte kan door het bevoegd gezag worden toegekend op grond van het voorgesteld artikel 19km, eerste lid, Nb. Het bevoegd gezag heeft dus vrijheid bij het toedelen van ontwikkelingsruimte. Daarbij zijn voorts een aantal andere elementen van belang.

In de eerste plaats is van belang dat wanneer er geen ontwikkelingsruimte beschikbaar is, er geen vergunning kan worden verkregen.

In de tweede plaats is van belang dat het bevoegd gezag de mogelijkheid heeft om zogenaamde prioritaire projecten aan te wijzen en daarvoor ontwikkelingsruimte te reserveren. Concreet betekent dit dat wanneer het bevoegd gezag de beschikbare ontwikkelingsruimte wil toekennen aan bijvoorbeeld infrastructuur, het daarvoor de mogelijkheid heeft. Weliswaar is er een motie van Geurts, Lodders en Dijkgraaf aangenomen, waarin wordt uitgesproken dat 5,6 kiloton van de ontwikkelingsruimte beschikbaar komt voor ontwikkeling van agrarisch bedrijven, maar dit wordt niet in het wetsvoorstel verankerd.

Wanneer het bevoegd gezag ontwikkelingsruimte kan en wil toedelen, dan kan dit onder in een vergunning als bedoeld in artikel 19d, eerste lid, Nb en een verklaring van geen bedenkingen (VVGB) ingeval van de coördinatieplicht met een nieuwe omgevingsvergunning. Ontwikkelingsruimte kan, anders dan op sommige websites wordt gesteld, níet worden toegedeeld bij de vaststelling van een ‘regulier’ bestemmingsplan, zoals een bestemmingsplan voor een buitengebied. Daarvoor verwijs ik u graag naar mijn artikel ‘Wetsvoorstel PAS ten aanzien van bestemmingsplannen’.

Drempelwaarden

Nieuw in het wetsvoorstel voor de PAS is de invoering van drempelwaarden. Wanneer aan deze drempelwaarden wordt voldaan, is geen vergunning op grond van artikel 19d Nb nodig. Dit volgt uit het voorgesteld artikel 19kh, zevende en achtste lid, Nb.

De drempelwaarde kan de vorm hebben van een maximale hoeveelheid stikstofdepositie of een minimumafstand tot een Natura 2000-gebied. Op grond van het voorgesteld artikel 19kh, zevende lid, Nb is geen vergunning ex artikel 19d, eerste lid, Nb nodig voor een project of andere handeling indien het project of die handeling, kort gezegd:

  • een stikstofdepositie veroorzaakt op een Natura 2000-gebied die niet de grenswaarde overschrijdt (deze grenswaarde wordt vastgesteld in een zogenaamde algemene maatregel van bestuur (amvb));
  • behoort tot een bij amvb aangewezen categorie van projecten of handelingen en wordt gerealiseerd respectievelijk verricht op een bepaalde afstand tot een Natura 2000-gebied (die afstand wordt bij amvb vastgesteld).

Er kan dus worden gesproken van een grenswaarde stikstofdepositie en een ‘grensafstand’. Wat deze grenswaarde en grensafstand zijn, is op dit moment nog niet bekend. Wanneer de stikstofdepositie onder de grenswaarde blijft of wanneer de afstand tot een Natura 2000-gebied groter is dan de grensafstand, dan is geen vergunning ex artikel 19d Nb nodig. Voorwaarde daarbij is nog wel dat het project of de handeling geen andere verslechterende of significant verstorende effecten mag hebben.

Amendement

Tot slot sta ik nog stil bij het aangenomen amendement van Dijkgraaf, Geurts, Graus en Lodders voor, kort gezegd, het behouden van de mogelijkheid van externe saldering als ‘vangnetbepaling’. De indieners zijn van mening dat de mogelijkheid om te salderen moet blijven bestaan voor het geval een Natura 2000-gebied niet is opgenomen in de PAS of voor het geval ontwikkelingsruimte niet onherroepelijk toegedeeld kan worden.

“(…) het nog de vraag is of de door Raad van State gewenste duidelijkheid en garanties gegeven kunnen worden. De houdbaarheid van de toestemmingsbesluiten is daarom nog onzeker. Derhalve achten de indieners het wijs om saldering als terugvaloptie achter de hand te houden. (…)

De indieners maken wel duidelijk dat het de bedoeling is dat de PAS het eerst aangewezen instrument blijft, en dat de mogelijkheid van externe saldering enkel geldt voor uiterste gevallen.

Het voorstel is om de mogelijkheid van extern salderen, zoals deze nu is opgenomen in artikel 19kd Nb, te handhaven als terugvaloptie. Een belangrijk verschil met de huidige regeling is echter dat de mogelijkheid van extern salderen voor plannen volledig wordt afgeschaft.

Conclusie

De PAS kent een andere wijze van vergunningverlening dan de huidige Natuurbeschermingswet. Een belangrijk verschil is dat er drempelwaarden worden geïntroduceerd. Een ander belangrijk verschil is dat de mogelijkheid van extern salderen in beginsel komt te vervallen. Daardoor hebben ondernemers zelf geen invloed meer op het verkrijgen van een natuurbeschermingswetvergunning.

Wanneer men zo min mogelijk risico wil lopen kan het daarom raadzaam zijn om nog een natuurbeschermingswetvergunning aan te vragen op grond van de huidige Natuurbeschermingswet. Nu hebben ondernemers namelijk zelf nog mogelijkheden om ervoor te zorgen dat zij een natuurbeschermingswetvergunning kunnen verkrijgen, mits er uiteraard voldoende ammoniakrechten verkrijgbaar zijn.

Heeft u vragen over het bovenstaande? Neemt u dan gerust vrijblijvend contact met mij op.

mw. mr. Franca Damen