Verkleinen Natura 2000-gebied niet zonder meer toegestaan
Wanneer een gebied is aangewezen als Natura 2000-gebied, kent het een strikte beschermingsstatus. Het verkleinen van een dergelijk gebied is dan ook niet zonder meer toegestaan. Dit volgt duidelijk uit een uitspraak van de Afdeling van 18 mei 2016 (201504578). In deze uitspraak stelt de Afdeling prejudiciële vragen aan het Europese Hof van Justitie over de rechtmatigheid van een besluit van de Europese Commissie omtrent de verkleining van een in Nederland gelegen Natura 2000-gebied.
Situatie
De Staatssecretaris van Economische Zaken (hierna: staatssecretaris) heeft een besluit genomen waarbij het Natura 2000-gebied “Haringvliet” is verkleind. Tot dit gebied behoorde aanvankelijk ook de Leenheerenpolder (hierna: de polder), doch de staatssecretaris heeft besloten om de polder niet langer deel uit te laten maken van het Natura 2000-gebied. Dit besluit is gebaseerd op een uitvoeringsbesluit van de Europese Commissie (hierna: Commissie) van 3 december 2014, waarbij de zogenaamde lijst van gebieden van communautair belang gewijzigd is vastgesteld.
Tegen dat uitvoeringsbesluit kon door de appellant in onderhavige zaak geen rechtstreeks beroep worden ingediend. In dat geval moet de rechterlijke bescherming tegen zo’n besluit worden verzekerd via beroepsmogelijkheden voor de nationale rechter.
Tegen het besluit van de staatssecretaris heeft appellant beroep ingediend bij de Afdeling. In dit beroepschrift is aangevoerd dat de polder ten onrechte niet langer deel uitmaakt van het Natura 2000-gebied. Daarmee betwist appellant dus ook de rechtmatigheid van het uitvoeringsbesluit van de Commissie. Gelet op het voorgaande wordt middels onderhavige procedure tevens een beroepsmogelijkheid tegen het uitvoeringsbesluit verzekerd.
Juridisch kader en achtergrond
Dat gebieden moeten worden aangewezen als Natura 2000-gebied, volgt uit de Europese Habitatrichtlijn en Vogelrichtlijn. Ten behoeve hiervan hebben lidstaten aan Commissie een voorstel moeten doen om bepaalde gebieden op de zogenaamde lijst van gebieden van communautair belang (hierna: lijst van GCB) te plaatsen. Op 7 december 2004 heeft de Commissie op basis van het voorstel van Nederland een dergelijke lijst vastgesteld.
Tot de gebieden die in de lijst van GCB is opgenomen, behoorde ook het gebied Haringvliet, inclusief de polder. De minister was destijds van mening dat in de polder geen habitattypen en –soorten aanwezig waren waarvoor de Haringvliet kwalificeert als GCB, maar dat de polder geschikt was om te worden ontwikkeld voor het herstel van diverse te beschermen habitattypen en –soorten.
Omdat het gebied in de lijst van GCB was opgenomen, was Nederland verplicht om dit gebied als Natura 2000-gebied aan te wijzen.
Verzoek en besluit Europese Commissie
In het ontwerp aanwijzingsbesluit van het gebied was destijds het gehele gebied opgenomen; in het definitieve besluit is de polder echter buiten de aanwijzing als Natura 2000-gebied gelaten. In de tussentijd is de minister namelijk tot een gewijzigd standpunt gekomen: de polder zou niet langer behoeven te worden aangewezen als Natura 2000-gebied. Om die reden heeft de staatssecretaris de Commissie verzocht om het Natura 2000-gebied Haringvliet te mogen verkleinen door hierin niet langer de polder op te nemen. De Commissie heeft hieraan medewerking verleend middels het uitvoeringsbesluit van 3 december 2014.
Uitspraak
In de uitspraak staat de vraag centraal of het besluit van de staatssecretaris en het uitvoeringsbesluit van de Commissie rechtmatig zijn. De Afdeling is van oordeel dat met het besluit van de staatssecretaris uitvoering is gegeven aan het uitvoeringsbesluit, doch ziet in de ingediende beroepsgronden aanleiding om te twijfelen aan de rechtmatigheid van het uitvoeringsbesluit.
Reden daarvoor is naar het oordeel van de Afdeling in de eerste plaats de grondslag die is gehanteerd om aan de polder de status als Natura 2000-gebied te ontnemen. Aan het ontnemen van deze status aan de polder is een wetenschappelijke fout op het moment dat het gebied op de lijst van GCB is geplaatst, ten grondslag gelegd. Deze wetenschappelijke fout is gebaseerd op een aantal omstandigheden, ten aanzien waarvan de Afdeling echter niet met zekerheid kan vaststellen of deze toereikend zijn om een wetenschappelijke fout aan te nemen. Daartoe acht de Afdeling onder meer van belang dat de polder nog steeds kan worden ontwikkeld tot voor het Natura 2000-gebied van belang zijnde natuur, hetgeen ook niet ter discussie staat. Ten aanzien van de mogelijkheden voor natuurontwikkeling kan daarom niet worden gesproken van een fout omtrent de waarde van het gebied ten tijde van het voorstel en de plaatsing op de lijst van GCB. De Afdeling betwijfelt dan ook of kan worden gesproken van een wetenschappelijke fout.
Reden om te twijfelen aan de rechtmatigheid van het uitvoeringsbesluit is voor de Afdeling in de tweede plaats de onderbouwing die is gegeven voor het ontnemen van de status als Natura 2000-gebied aan de polder. De staatssecretaris noch de Commissie heeft aan de hand van objectieve wetenschappelijke gegevens onderbouwd dat ondanks het ontnemen van deze status aan de polder de beschermingsstatus van de relevante habitattypen en –soorten in het Natura 2000-gebied Haringvliet nog steeds als “goed” kan worden gekwalificeerd.
Gelet hierop heeft de Afdeling besloten om een prejudiciële vraag aan het Hof van Justitie te stellen, te weten of het uitvoeringsbesluit van de Commissie, voor zover hierbij het gebied “Haringvliet” op de lijst van GCB is geplaatst zonder dat de polder hiervan deel uitmaakt, geldig is. Het verdere vervolg van deze procedure dient te worden afgewacht.
mw. mr. Franca Damen