Vervolg uitspraak Raad van State 7 september 2011
Op 7 september 2011 deed de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) een belangrijke uitspraak over artikel 19kd van de Natuurbeschermingswet (hierna: Nb). Voor een nadere toelichting hierop verwijs ik u graag naar het artikel dat ik hier eerder over schreef.
Op 14 augustus jl. heeft de Afdeling uitspraak gedaan over het vervolg van deze zaak. Gedeputeerde Staten van de provincie Gelderland hebben bij besluit van 20 april 2012 de aan de agrarische ondernemer verleende vergunning gewijzigd. Daarbij is tevens een passende beoordeling als bedoeld in artikel 19f Nb opgesteld. In deze passende beoordeling is rekening gehouden met de beëindiging van de activiteiten op een ander bedrijf X. Het beëindigen van deze activiteiten mag pas als mitigerende maatregel worden meegenomen bij het opstellen van een passende beoordeling. Voor de inrichting X is volgens de passende beoordeling in 1991 een vergunning krachtens de Hinderwet verleend. In 2009 hebben vergunninghouder en de houder van de vergunning voor inrichting X een overeenkomst gesloten ten behoeve van de saldering. In de passende beoordeling is vermeld dat vergunninghouder blijkens de overeenkomst de milieuvergunning overneemt van het agrarisch bedrijf X, welke vergunning zal worden ingetrokken.
Zoals de Afdeling in haar uitspraak van 29 juni 2011 heeft overwogen, kan het intrekken van een milieuvergunning van een agrarisch bedrijf ten behoeve van een ander agrarisch bedrijf, indien sprake is van directe samenhang, onder omstandigheden als een mitigerende maatregel worden aangemerkt. Volgens de aanvulling van de vergunningaanvraag en het besluit van Gedeputeerde Stagen waarbij de Nb-vergunning is verleend, houdt de uitbreiding van het agrarisch bedrijf verband met de beëindiging van de milieuvergunningplichtige activiteiten op agrarisch bedrijf X. In de vergunningvoorschriften is bepaald dat de vergunning in werking treedt nadat de milieuvergunning van bedrijf X is ingetrokken. Gelet daarop en gelet op de gesloten overeenkomst bestaat er naar het oordeel van de Afdeling een dusdanig directe samenhang tussen de nu vergunde uitbreiding en de beëindiging van het bedrijf X dat de beëindiging van dat bedrijf aangemerkt mocht worden als mitigerende maatregel.
Dat op het bedrijf X op het moment van het sluiten van de overeenkomst geen dieren meer werden gehouden, maakt dit niet anders. Van belang daarbij is dat een vergunninghouder tot het moment dat de milieuvergunning wordt ingetrokken zijn bedrijf overeenkomstig die vergunning kan hervatten. Ook de omstandigheid dat ten tijde van het sluiten van de overeenkomst was besloten om de bedrijfsbebouwing van bedrijf X in het kader van de Ruimte-voor-Ruimte regeling te slopen in ruil voor vervangende woningbouw, leidt niet tot een ander oordeel. Dat in het ruimtelijk spoor door de betrokkene bij het bedrijf X een bepaalde compensatie is of mogelijk zal worden genoten bij de sloop van de bedrijfsbebouwing, maakt niet dat de beëindiging van milieuvergunningplichtige activiteiten die plaatsvinden binnen die bedrijfsgebouwen niet direct samenhangen met de exploitatie van de gehele varkenshouderij zoals die zal plaatsvinden na uitbreiding daarvan, aldus de Afdeling. Deze overweging acht ik overigens opmerkelijk, nu in het kader van Ruimte-voor-Ruimte regelingen vergunde milieurechten moeten worden ingeleverd. Mijns inziens kunnen vergunde milieurechten niet, althans niet zonder meer, worden gebruikt ten behoeve van de nieuwvestiging of uitbreiding van een ander (agrarisch) bedrijf als mitigerende maatregel én ten behoeve van het realiseren van woningbouw met toepassing van de Ruimte-voor-Ruimte regeling.
Heeft u naar aanleiding van het bovenstaande vragen of opmerkingen, neemt u dan gerust contact met mij op.
mw. mr. Franca Damen