Weigering Nb-vergunning ondanks ontbreken significante effecten
Wanneer er sprake is van een project dat niet leidt tot significante negatieve effecten op Natura 2000-gebieden, kan een vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet (hierna: Nb resp. Nb-vergunning) voor een dergelijk project tóch geweigerd worden, en wel op grond van artikel 19e Nb. Dit is door de Afdeling bevestigd in haar uitspraak van 2 september 2015 (201500443).
Situatie
Aan de orde is een besluit van de Staatssecretaris van Economische Zaken, waarbij een aangevraagde vergunning ingevolge artikel 19d Nb voor het oogsten en aanlanden van de bijvangst van strandgapers van minimaal 7 cm in het Natura 2000-gebied Waddenzee is geweigerd. Tegen dit weigeringsbesluit heeft vergunningaanvrager (hierna: appellant) beroep ingediend. Naast de weigeringsgrond komt in de uitspraak tevens het bevoegd gezag aan de orde.
Juridisch kader
In het Besluit vergunningen Natuurbeschermingswet (hierna: Besluit Nb) zijn de projecten of andere handelingen of categorieën van gebieden aangewezen waarvoor een vergunning als bedoeld in artikel 19d, eerste lid, Nb wordt verleend door de staatssecretaris. Op grond van artikel 2, sub l, van het Besluit Nb is de staatssecretaris het bevoegd gezag als het gaat om de uitoefening van niet-handmatige schaal- en schelpdiervisserij, het invangen van mosselzaad, schelpdiercultures en het uitzetten van mosselen daaronder begrepen.
Op grond van artikel 19e Nb houden gedeputeerde staten bij het verlenen van een vergunning ex artikel 19d, eerste lid, Nb rekening:
- met de gevolgen die een project of andere handeling, waarop de vergunningaanvraag betrekking heeft, gelet op de instandhoudingsdoelstelling, met uitzondering van de doelstellingen bedoeld in artikel 10a, derde lid, Nb kan hebben voor een Natura 2000-gebied;
- met een op grond van artikel 19a of 19b Nb vastgesteld beheerplan, en
- vereisten op economisch, sociaal en cultureel gebied, alsmede regionale en lolkale bijzonderheden.
Uitspraak
Omdat er tussen partijen onduidelijkheid bestaat over de bevoegdheid tot vergunningverlening, is de Afdeling hier in haar uitspraak nader op ingegaan. Gelet op artikel 2, sub l, van het Besluit Nb heeft de Afdeling overwogen dat de staatssecretaris het bevoegd gezag is voor het mechanisch vissen van strandgapers.
Tussen partijen staat vast dat de aangevraagde activiteit niet leidt tot significante effecten voor het Natura 2000-gebied Waddenzee. Dit laat echter onverlet dat het bevoegd gezag op grond van artikel 19e Nb dient te beoordelen of de aangevraagde vergunning bij afweging van de betrokken belangen kan worden verleend. Daarbij dient het bevoegd gezag na te gaan of het project of de andere handeling waarvoor de vergunning is aangevraagd zodanige nadelige effecten heeft op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen dan wel op de natuurlijke kenmerken van het gebied, dat de vergunning bij afweging van de betrokken belangen behoort te worden geweigerd.
In onderhavige zaak heeft de staatssecretaris de aangevraagde Nb-vergunning geweigerd vanwege het beleid zoals neergelegd in de PKB Waddenzee. Hierin is onder andere bepaald dat het aantal vergunningen voor het mechanisch winnen van wadpieren niet mag worden uitgebreid. Onder verwijzing naar haar uitspraak van 21 maart 2012 (201100548) heeft de Afdeling overwogen dat de staatssecretaris het rijksbeleid dat is neergelegd in de PKB Waddenzee terecht bij zijn afweging heeft betrokken.
Gelet op deze overwegingen en het beleid zoals neergelegd in de PKB Waddenzee heeft de staatssecretaris de Nb-vergunning op grond van artikel 19e Nb mogen weigeren.
mw. mr. Franca Damen