Begrenzen maximale planologische mogelijkheden tbv externe veiligheid

Met het oog op de beoordeling van de externe veiligheid kan het van belang zijn om de maximale planologische mogelijkheden te begrenzen. Dit volgt uit een uitspraak van de Afdeling van 8 juni 2016 (201507529).

In deze uitspraak is een bestemmingsplan aan de orde waarin de vestiging van een bezineservicestation met tankshop mogelijk wordt gemaakt. Uit een uitspraak van de Afdeling van 5 maart 2014 (201208219) volgt dat ook wanneer het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) niet van toepassing is, vanuit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening en daarmee samenhangende externe veiligheidsaspecten in verband met de vestiging van een bezineservicestation, bij de beoordeling van het plaatsgevonden risico aangesloten moet worden bij artikel 5 Bevi en bij de verantwoording van het groepsrisico bij artikel 13 Bevi.

Juridisch kader

Ingevolge artikel 5, eerste lid, Bevi neemt het bevoegd gezag bij (onder andere) de vaststelling van een bestemmingsplan waarin de bouw of vestiging van kwetsbare objecten wordt toegelaten, de grenswaarde uit artikel 8, eerste lid, Bevi in acht. In afwijking hiervan worden de in de Regeling externe veiligheid inrichtingen (hierna: Revi) vastgestelde afstanden tot kwetsbare objecten in acht genomen, wanneer het gaat om een gebied dat geheel of gedeeltelijk ligt binnen het invloedsgebied van een inrichting als bedoeld in artikel 4, vijfde lid, sub a t/m d, Bevi. Als een dergelijke inrichting is onder andere een lpg-tankstation aangewezen.

Uit artikel 2, eerste lid, sub a, Revi en tabel 1 in bijlage 1 bij de Revi volgt dat voor lpg-tankstations met betrekking tot het plaatsgebonden risico een afstand van 45 meter geldt vanaf het vulpunt tot al dan niet geprojecteerde kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten bij een doorzet tot 1000 m3 per jaar. Bij een doorzet vanaf 1000 m3 per jaar geldt een afstand van 110 meter.

Uitspraak

Ten behoeve van het bestemmingsplan heeft een beoordeling van de externe veiligheid plaatsgevonden. Geconcludeerd is dat het plaatsgebonden risico geen belemmering vormt voor het plan nu de risicocontour binnen het plangebied valt en daarbinnen geen (beperkt) kwetsbare objecten aanwezig zijn of mogelijk kunnen worden gemaakt. Deze conclusie is gebaseerd op een maximale doorzet van 999 m3 lpg per jaar.

Deze maximale doorzet van lpg per jaar is echter niet in de planregels geborgd. Ook is deze niet in een omgevingsvergunning begrensd. Daarmee is aldus niet gewaarborgd dat de doorzet van lpg niet meer dan 999 m3 per jaar zal zijn. Het bestemmingsplan laat immers een onbeperkte doorzet van lpg toe. Dientengevolge heeft geen juiste beoordeling van het plan plaatsgevonden. De Afdeling heeft om die reden het bestemmingsplan vernietigd en zelf in de zaak voorzien door te bepalen dat in de planregels alsnog de maximale doorzet van lpg wordt begrensd op 999 m3 per jaar.

mw. mr. Franca Damen