Beoordeling actuele regionale behoefte conform ladder

Regelmatig verschijnen er uitspraken over de toepassing van de ladder duurzame verstedelijking. Op 28 oktober 2015 (201409239) heeft de Afdeling een interessante uitspraak gedaan over de wijze waarop de actuele regionale behoefte mag worden beoordeeld.

Op grond van artikel 3.1.6, tweede lid, van het Besluit ruimtelijke ordening (hierna: Bro) voldoet een toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, aan de volgende voorwaarden:

  • a. er wordt beschreven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte;
  • b. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel a, blijkt dat sprake is van een actuele regionale behoefte, wordt beschreven in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins.

In de toelichting op artikel 3.1.6, tweede lid, sub a, Bro staat dat deze bepaling provinciale en gemeentelijke overheden verplicht om nieuwe stedelijke ontwikkelingen af te stemmen op de geconstateerde actuele behoefte, en de wijze waarop in die behoefte wordt voorzien ook regionaal af te stemmen. Op deze wijze wordt over- en ondercapaciteit zoveel mogelijk voorkomen. Inzichtelijk moet zijn gemaakt dat het plan niet tot onnodig nieuw ruimtebeslag leidt en geen zodanige leegstand tot gevolg zal hebben dat dit tot een uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening onaanvaardbare situatie in de betrokken regio zal leiden. Met artikel 3.1.6, tweede lid, sub a, Bro is, kort gezegd, dus beoogd leegstand van bebouwing te voorkomen door inzichtelijk te laten maken dat een actuele regionale behoefte bestaat aan een voorziene ontwikkeling.

In onderhavige uitspraak hebben provinciale staten in kaart gebracht of een actuele regionale behoefte bestaat aan de voorziene ontwikkeling door onderzoek te laten verrichten naar de vraag van bedrijven naar nieuwe ruimte op het bedrijventerrein, waarin het aan de orde zijnde bestemmingsplan voorziet. Dat provinciale staten als uitgangspunt hebben gehanteerd dat een actuele regionale behoefte bestaat aan de voorziene stedelijke ontwikkeling als daarnaar een duidelijke vraag bestaat binnen de doelgroep van die ontwikkeling en daarbij niet de behoefte van de regio zelf centraal hebben gesteld, acht de Afdeling gelet op hetgeen hiervoor is overwogen over artikel 3.1.6, tweede lid, sub a, Bro, op zichzelf niet in strijd met dat artikel.

mw. mr. Franca Damen