Gemeente weigert ten onrechte intrekking van omgevingsvergunning bouwen

Als een omgevingsvergunning bouwen gedurende 26 weken niet wordt gebruikt, kan de gemeente deze vergunning intrekken. Dat is een bevoegdheid van de gemeente en geen verplichting. In een uitspraak van 7 maart 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:742) oordeelde de Raad van State dat een gemeente ten onrechte had geweigerd om een omgevingsvergunning bouwen in te trekken. Dat is een situatie die zich niet snel voordoet; reden om deze uitspraak aan te halen.

Wat was er aan de hand?

Op 2 augustus 2005 heeft de gemeente een bouwvergunning verleend voor het oprichten van een windturbine. Een omwonende heeft de gemeente gevraagd om deze vergunning in te trekken. De gemeente heeft dat geweigerd. Volgens de gemeente weegt in deze situatie het belang van de vergunninghouder om de vergunning in stand te laten namelijk zwaarder.

Na vergunningverlening is er wel een windturbine gebouwd. Maar dat is een ander type dan waarvoor vergunning is verleend. Ook is de windturbine op een andere locatie dan de vergunde locatie gebouwd. Dat betekent dat geen gebruik is gemaakt van de bouwvergunning van 2 augustus 2005.

Juridisch kader

Als gedurende 26 weken – of gedurende een in de vergunning bepaalde termijn – geen handelingen zijn verricht met gebruikmaking van een omgevingsvergunning bouwen, dan is de gemeente bevoegd om deze vergunning in te trekken. Dat bepaalt artikel 2.33, tweede lid, sub a, Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Dit artikel geldt ook bouwvergunningen die zijn verleend op basis van de wetgeving die gold vóór inwerkingtreding van de Wabo.

Oordeel van de rechter

Omdat de vergunninghouder geen gebruik heeft gemaakt van de bouwvergunning mocht de gemeente de vergunning intrekken. De reden voor de gemeente om dat niet te doen, is omdat het belang van de vergunninghouder bij behoud van de vergunning volgens de gemeente zwaarder weegt dan het belang van de omwonende bij het intrekken van die vergunning, omdat de vergunninghouder nog een windturbine kan bouwen op basis van de bouwvergunning uit 2005.

Naar het oordeel van de Raad van State is dit onvoldoende reden om te weigeren om de bouwvergunning in te trekken. De gemeente zal dus een nieuw besluit moeten nemen op het verzoek om intrekking van de bouwvergunning.

mw. mr. Franca Damen