Ingrijpende wijziging hoofdgebouw niet relevant
Voor beantwoording van de vraag of een bijbehorend bouwwerk vergunningvrij kan worden opgericht, is onder andere de totale oppervlakte aan eventuele reeds aanwezige bijbehorende bouwwerken op het perceel in relatie tot het hoofdgebouw relevant. Uit een uitspraak van de Afdeling van 17 juni 2015 (201407723) volgt dat wanneer een hoofdgebouw ingrijpend is gewijzigd ten opzichte van het oorspronkelijk vergunde hoofdgebouw, dit niet betekent dat van dat gewijzigd hoofdgebouw mag worden uitgegaan.
Situatie
Aan de orde is een omgevingsvergunning die is verleend voor het bouwen van een vrijstaande berging. Tegen deze vergunning is bezwaar, beroep en vervolgens hoger beroep ingediend. Het bevoegd gezag stelt zich op het standpunt dat de appellant geen belang meer heeft bij een inhoudelijke beoordeling van zijn bezwaren, omdat de berging vanwege de aangepaste regels voor vergunningvrij bouwen, zoals in werking getreden op 1 november 2014, inmiddels vergunningvrij is geworden. De Afdeling heeft hierover een beoordeling gegeven.
Juridisch kader
Wanneer een bouwwerk wordt gebouwd, geldt de hoofdregel dat op grond van artikel 2.1, eerste lid, sub a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo) een omgevingsvergunning bouwen is vereist. Op deze hoofdregel bestaan echter uitzondering. In het Besluit omgevingsrecht (hierna: Bor) zijn namelijk categorieën van gevallen aangewezen, waarin geen omgevingsvergunning bouwen is vereist. Daarbij kan in hoofdlijnen een onderscheid worden gemaakt tussen twee situaties. Enerzijds de situatie waarin het bouwen van het bouwwerk op grond van het geldende bestemmingsplan is toegestaan, en ten aanzien waarvan in artikel 3 van bijlage II van het Bor is bepaald dat hiervoor geen omgevingsvergunning bouwen is vereist. Anderzijds de situatie waarin het bouwen van het bouwwerk op grond van het geldende bestemmingsplan niet is toegestaan, en ten aanzien waarvan in artikel 2 van bijlage II van het Bor is bepaald dat hiervoor geen omgevingsvergunning bouwen of omgevingsvergunning planologisch strijdig gebruik (om de strijdigheid met het bestemmingsplan op te heffen) is vereist.
Een van de activiteiten die in artikel 2 van bijlage II van het Bor is aangewezen, is het bouwen van een op de grond staand bijbehorend bouwwerk of uitbreiding daarvan in achtererfgebied, onder de voorwaarden die zijn opgenomen in artikel 2, derde lid, van bijlage II van het Bor. Een van deze voorwaarden luidt als volgt:
“de oppervlakte van al dan niet met vergunning gebouwde bijbehorende bouwwerken in het bebouwingsgebied bedraagt niet meer dan:
- in geval van een bebouwingsgebied kleiner dan of gelijk aan 100 m2: 50% van dat bebouwingsgebied,
- in geval van een bebouwingsgebied groter dan 100 m2 en kleiner dan of gelijk aan 300 m2: 50 m2, vermeerderd met 20% van het deel van het bebouwingsgebied dat groter is dan 100 m2,
- in geval van een bebouwingsgebied groter dan 300 m2: 90 m2, vermeerderd met 10% van het deel van het bebouwingsgebied dat groter is dan 300 m2, tot een maximum van in totaal 150 m2”
Met deze voorwaarde wordt de maximaal toegestane oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken die vergunningvrij kunnen worden gerealiseerd, beperkt. Voor een goed begrip van bovenstaande voorwaarde zijn een aantal definities uit het Bor van belang.
Onder een bijbehorend bouwwerk wordt verstaan:
“uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar a l dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak”
Onder bebouwingsgebied wordt verstaan:
“achtererfgebied alsmede de grond onder het hoofdgebouw, uitgezonderd de grond onder het oorspronkelijke hoofdgebouw”
Onder hoofdgebouw wordt verstaan:
“gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is”
Over de vraag wat onder het oorspronkelijk hoofdgebouw moet worden verstaan, zijn al vele uitspraken gedaan. Ook onderhavige uitspraak heeft hierop betrekking.
Uitspraak
Het bevoegd gezag heeft zich op het standpunt gesteld dat een in 2001 vergunde en gerealiseerde aanbouw van ongeveer 62 m2 niet hoeft te worden meegerekend bij het bepalen van de totale oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken op het perceel, omdat de aanbouw integraal onderdeel uitmaakt van de woning en de woning inclusief de aanbouw als oorspronkelijk hoofdgebouw dient te worden aangemerkt. De Afdeling volgt het bevoegd gezag hierin niet. De gerealiseerde aanbouw aan de woning betreft een uitbreiding van het hoofdgebouw. Deze aanbouw is geen onderdeel geworden van het op het perceel aanwezige oorspronkelijke hoofdgebouw.
Volgens de Nota van toelichting op het Besluit omgevingsrecht (Stb. 2010, 143, blz. 136) is het oorspronkelijk hoofdgebouw in de zin van deze regeling het hoofdgebouw zoals dat ten tijde van de afronding van de bouwwerkzaamheden, overeenkomstig de voor het hoofdgebouw verleende vergunning, is opgeleverd. Het is het hoofdgebouw zoals dat in eerste instantie is opgeleverd. Bepalend is dus niet de situatie zoals die in de loop der jaren is vergund. weliswaar hebben na de oplevering ingrijpende wijzigingen verbouwingswerkzaamheden plaatsgevonden, waarbij delen van de woning zijn afgebroken, de woning is verhoogt, een aanbouw is geplaatst en de indeling van de woning belangrijk is gewijzigd, maar daarmee is geen nieuw opgericht gebouw ontstaan. De aangebrachte wijzigingen hebben er niet toe geleid dat er een wezenlijk ander gebouw is ontstaan.
mw. mr. Franca Damen