Overeenkomst geen evidente privaatrechtelijke belemmering
Het is vaste rechtspraak dat een privaatrechtelijke belemmering alleen aan de verlening van een omgevingsvergunning planologisch strijdig gebruik in de weg kan staan indien deze een evident karakter heeft. In haar uitspraak van 17 februari 2016 (201502260) oordeelde de Afdeling dat zelfs een overeenkomst met daarin een bepaling dat niet binnen een bepaalde afstand van de woning mag worden gebouwd, geen evidente privaatrechtelijke belemmering oplevert.
Situatie
De gemeente heeft aan vergunninghouder een omgevingsvergunning bouwen en planologisch strijdig gebruik verleend voor de aanbouw met carport bij zijn woning. De buren van vergunninghouder hebben tegen deze vergunning beroep en vervolgens hoger beroep ingediend. Zij hebben onder andere aangevoerd dat er sprake is van een evidente privaatrechtelijke belemmering die aan het verlenen van de vergunning in de weg stond. In een overeenkomst tussen vergunninghouder en de buren is namelijk een bepaling opgenomen op grond waarvan het vergunninghouder niet is toegestaan om binnen 10 meter van de oostgevel van de woning van de buren te bouwen.
Juridisch kader
Wanneer bij de gemeente een verzoek wordt ingediend om medewerking te verlenen aan een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling, kunnen de eigendom van gronden en privaatrechtelijke afspraken c.q. verhoudingen van belang zijn. In beginsel zijn deze aspecten niet doorslaggevend. Dit is slechts anders indien evident is dat deze aspecten aan de verwezenlijking van de ontwikkeling in de weg staan. De burgerlijke rechter is namelijk de eerst aangewezene om de vraag te beantwoorden of een privaatrechtelijke belemmering in de weg staat aan de uitvoering van een activiteit. De aanwezigheid van zakelijke rechten is in beginsel niet doorslaggevend. Wanneer tussen partijen een verschil van mening bestaat over het privaatrechtelijk aspect, behoeft de bestuursrechter volgens de jurisprudentie van de Afdeling met juistheid geen evidente privaatrechtelijke belemmering aan te nemen.
Voor het oordeel door de bestuursrechter dat een privaatrechtelijke belemmering aan het verlenen van toestemming voor een ruimtelijke ontwikkeling in de weg staat, is slechts aanleiding wanneer deze een evident karakter heeft. Een dergelijke privaatrechtelijke belemmering wordt in de jurisprudentie pas evident geacht, indien zonder nader onderzoek kan worden vastgesteld dat een ontwikkeling is voorzien op grond die in eigendom aan een ander toebehoort en die ander daarin niet berust en niet hoeft te berusten.
Uitspraak
De Afdeling heeft overwogen dat het enkele feit dat ten tijde van het verlenen van de vergunning een overeenkomst tussen vergunninghouder en de buren bestond, waarmee het realiseren van de aanbouw mogelijk niet in overeenstemming was, onvoldoende is voor het oordeel dat een evidente privaatrechtelijke belemmering bestond.
De uitspraak had naar mijn mening ook anders kunnen luiden. De bepaling in de overeenkomst was namelijk duidelijk. Het college was kennelijk ook van deze overeenkomst op de hoogte. Bovendien heeft de rechtbank in een civiele procedure voor recht verklaard dat het vergunninghouder niet is toegestaan om binnen 10 meter van de oostgevel van de woning van de buren enig bouwwerk te plaatsen. Weliswaar dateert het desbetreffende vonnis van ná de vergunningverlening, maar dat laat onverlet dat ten tijde van de vergunningverlening de overeenkomst bestond. Het vonnis van de rechtbank levert in feite slechts een bevestiging op van hetgeen in de overeenkomst is bepaald. Gelet daarop had de uitspraak naar mijn mening ook anders kunnen luiden.
Voor een voorbeeld van een uitspraak waarin wel een evidente privaatrechtelijke belemmering werd aangenomen, verwijs ik u graag naar mijn artikel “Evidente privaatrechtelijke belemmering bij omgevingsvergunning aangenomen”.
mw. mr. Franca Damen