Privaatrechtelijke belemmering geen weigeringsgrond voor watervergunning
Het bestaan van een evidente privaatrechtelijke belemmering vormt geen grond voor het weigeren van een watervergunning. De Waterwet kent namelijk een limitatieve opsomming van weigeringsgronden. Dit heeft de Afdeling overwogen in haar uitspraak van 30 maart 2016 (201507892). In deze uitspraak heeft de Afdeling voorts overwogen dat het bestaan van een projectplan een omstandigheid is die kan worden betrokken bij de beoordeling van een aanvraag om een watervergunning ingevolge artikel 6.21 Waterwet.
Situatie
Aan de orde is de aanvraag om een watervergunning voor verschillende activiteiten. Het waterschap heeft deze vergunning aanvankelijk verleend. Tegen deze vergunning is door persoon X bezwaar ingediend. In het bezwaarschrift is onder andere aangevoerd dat met de vergunning activiteiten zouden worden toegestaan op delen van zijn percelen en dat hij hiervoor geen toestemming verleent. In het definitieve besluit heeft het waterschap de vergunning in zoverre alsnog geweigerd vanwege het bestaan van een evidente privaatrechtelijke belemmering.
Vergunningaanvrager kon zich hiermee niet verenigen en heeft tegen het definitieve besluit beroep ingediend bij de rechtbank. De rechtbank heeft het beroep van vergunningaanvrager gegrond verklaard. Tegen de uitspraak van de rechtbank is vervolgens hoger beroep ingediend bij de Afdeling.
Juridisch kader
Ingevolge artikel 6.21 Waterwet wordt een vergunning geweigerd, voor zover het verlenen daarvan niet verenigbaar is met de doelstellingen in artikel 2.1 Waterwet of de belangen bedoeld in artikel 6.11 Waterwet. Uit artikel 2.1 Waterwet volgt dat de wet is gericht op:
- voorkoming en waar nodig beperking van overstromingen, wateroverlast en waterschaarste, in samenhang met
- bescherming en verbetering van de chemische en ecologische kwaliteit van watersystemen en
- vervulling van maatschappelijke functies door watersystemen.
Uitspraak
De Afdeling heeft in haar uitspraak overwogen dat de rechtbank op juiste gronden heeft geconcludeerd dat artikel 6.21 Waterwet een limitatieve opsomming van weigeringsgronden bevat. In dit geval dient de aanvraag van vergunningaanvrager op grond van die bepaling te worden geweigerd voor zover de aanvraag niet verenigbaar is met de doelstellingen in artikel 2.1 Waterwet. Het al dan niet bestaan van een evidente privaatrechtelijke belemmering valt niet te herleiden tot die doelstellingen en kan dan ook geen reden zijn de aangevraagde watervergunning te weigeren.
De Afdeling heeft voorts overwogen dat een aanvraag om een watervergunning niet hoeft te worden getoetst aan een projectplan. De Waterwet kent daartoe namelijk geen bepaling. Een projectplan bevat geen voorschriften waaraan een aanvraag om een watervergunning moet voldoen, maar is bedoeld ter uitvoering van een concreet project. Een projectplan vormt derhalve geen toetsingskader voor een aanvraag om een watervergunning. Dit doet er echter niet aan af dat het bestaan van een projectplan wel een omstandigheid is die kan worden betrokken bij de beoordeling of de aanvraag om een watervergunning op grond van artikel 6.21 Waterwet moet worden geweigerd omdat deze niet verenigbaar is met de doelstellingen in artikel 2.1 Waterwet.
In onderhavige kwestie past een van de activiteiten waarvoor een watervergunning is aangevraagd, niet binnen het projectplan. De desbetreffende activiteit doet afbreuk aan de bescherming en verbetering van de ecologische kwaliteit van het watersysteem die met het projectplan wordt beoogd. Gelet daarop is die activiteit niet verenigbaar met de doelstellingen in artikel 2.1 Waterwet. Het waterschap heeft de watervergunning in zoverre dan ook terecht geweigerd.
mw. mr. Franca Damen