Reactieve aanwijzing provincie

Artikel 3.8, zesde lid, Wro geeft het college van gedeputeerde staten (hierna: GS), onverminderd andere aan hem toekomende bevoegdheden, de bevoegdheid om met betrekking tot een onderdeel van een vastgesteld bestemmingsplan een zogenaamde reactieve aanwijzing te geven. Daarvoor dient sprake te zijn van provinciale belangen die het geven van een reactieve aanwijzing noodzakelijk maken.

Bevoegdheid reactieve aanwijzing

In het kader van ruimtelijke ordening geldt het uitgangspunt dat wat lokaal (decentraal) geregeld kan worden, ook lokaal geregeld wordt. Dit is slechts anders indien sprake is van provinciale of (inter)nationale belangen. In dat geval komen aan provincies en de rijksoverheid ook verschillende bevoegdheden toe. Een van deze bevoegdheden betreft het geven van een reactieve aanwijzing. In onderhavig artikel bespreek ik de bevoegdheid tot het geven van een reactieve aanwijzing zoals deze toekomt aan GS.

Op grond van artikel 3.8, zesde lid, Wro zijn GS bevoegd om, onverminderd andere aan hem toekomende bevoegdheden, met betrekking tot een onderdeel van een vastgesteld bestemmingsplan waarover zij een zienswijze over het ontwerpbestemmingsplan hebben ingediend en deze niet volledig is overgenomen, een zogenaamde reactieve aanwijzing aan de gemeenteraad  te geven. Uit artikel 3.8, zesde lid, Wro gelezen in samenhang met artikel 4.2, eerste lid, Wro volgt dat het onderdeel geen deel uit blijft maken van het bestemmingsplan zoals dat is vastgesteld; oftewel: het desbetreffende onderdeel van het bestemmingsplan treedt (vooralsnog) niet in werking.

Het geven van een reactie aanwijzing wordt namelijk gezien als een ultimum remedium, een interventie-instrument. Bij het geven van een dergelijke aanwijzing geldt daarom een dubbele motiveringsplicht (zie artikel 4.2, eerste lid, jo. artikel 3.8, zesde lid, Wro). In de eerste plaats moet worden gemotiveerd welke provinciale belangen het geven van een reactieve aanwijzing noodzakelijk maken. In de tweede plaats moet worden gemotiveerd welke feiten, omstandigheden en overwegingen aan de aanwijzing ten grondslag liggen die de provincie beletten het betrokken belang met andere aan hen toekomende bevoegdheden te beschermen (zie bijv. ook ABRS 10 oktober 2012, 201113212, Gst. 2013/16).

Provinciale belangen

Regelmatig rijst de vraag wanneer sprake is van provinciale belangen die het geven van een reactieve aanwijzing noodzakelijk maken. De Afdeling is daar uitvoerig op ingegaan in haar uitspraken van 20 oktober 2010 (200910210) en 16 februari 2011 (201005138). In deze uitspraken heeft de Afdeling verwezen naar de parlementaire geschiedenis bij de totstandkoming van de WrO. Daarin is onder meer overwogen dat alle provincies het tot hun verantwoordelijkheid rekenen om beleid te formuleren voor voorzieningen die naar hun omvang of schaal een groot ruimtelijk beslag leggen of naar hun (economische, milieuhygiënische, infrastructurele, landschappelijke) effecten de schaal van de afzonderlijke gemeente overschrijven. De keuze voor normstelling op een hoger bestuursorgaan kan ook worden ingegeven door de noodzaak om een onaanvaardbare rechtsongelijkheid voor burgers te voorkomen.

Dit brengt mee dat voor het antwoord op de vraag of een belang een provinciaal belang is, bepalend is of het belang zicht leent voor behartiging op provinciaal niveau vanwege de daaraan klevende bovengemeentelijke aspecten. Het is níet zo dat GS pas van de bevoegdheid om een reactieve aanwijzing te geven gebruik mogen maken indien het gaat om bijzondere zwaarwegende belangen.

Praktijk

In de praktijk wordt een reactieve aanwijzing vaak gegeven wanneer een bestemmingsplan is vastgesteld in strijd met een provinciale verordening. Vaste jurisprudentie van de Afdeling is dat GS zich in redelijkheid de handhaving van de provinciale verordening als provinciaal belang kunnen aantrekken. In dat geval zijn GS aldus bevoegd om een reactieve aanwijzing te geven (zie bijv. ABRS 12 maart 2014, 201302573 en ABRS 24 oktober 2012, 201111028). Van de bevoegdheid om een reactieve aanwijzing te geven, kan ook reeds gebruik worden gemaakt in gevallen waarin het stellen van algemene regels wordt overwogen of voorbereid (zie bijv. ABRS 20 oktober 2010, 200910210 en ABRS 16 februari 2011, 201005138).

Wanneer GS in het kader van de vaststelling van een bestemmingsplan een reactieve aanwijzing hebben gegeven, is het altijd goed om te beoordelen of sprake is van een reactieve aanwijzing en of is gemotiveerd welke feiten, omstandigheden en overwegingen aan de aanwijzing ten grondslag liggen die de provincie beletten het betrokken belang met andere aan hen toekomende bevoegdheden te beschermen. Tegen een reactieve aanwijzing kan beroep worden ingediend bij de Afdeling.

mw. mr. Franca Damen