De rol van gezondheidseffecten in een planschadezaak
Als een besluit wordt genomen waarin de ontwikkeling van bijvoorbeeld een veehouderij wordt toegestaan, wordt er steeds vaker gereclameerd over mogelijke risico’s voor de volksgezondheid. Daarover bestaat inmiddels veel rechtspraak. Maar hoe zit het met mogelijke gezondheidsrisico’s in een planschadezaak? Daarover deed de Raad van State op 28 juni 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:1712) een uitspraak.
Beoordeling verzoek tegemoetkoming planschade
In een planschadezaak wordt beoordeeld of een bepaald besluit – dat op grond van artikel 6.1, tweede lid, van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) een grondslag kan zijn voor planschade – leidt tot een planologisch nadeligere situatie dan het vorige planologische regime. Bij deze vergelijking is niet de feitelijke situatie van belang, maar hetgeen maximaal op grond van het vorige planologische regime mocht worden gerealiseerd. De Raad van State heeft hierover op 28 september 2016 een duidelijke overzichtsuitspraak gedaan (ECLI:NL:RVS:2016:2582).
Subjectieve elementen spelen geen rol
Bij de beoordeling spelen subjectieve elementen, zoals een negatieve gevoelswaarde bij een bestemming, geen rol. Alleen de ruimtelijke gevolgen en de objectief te verwachten overlast van een bestemming zijn van belang.
Gezondheidseffecten
De Raad van State komt daarom tot de conclusie dat mogelijke gezondheidseffecten van wonen in de omgeving van een veehouderij geen rol spelen bij de beoordeling van een verzoek om tegemoetkoming in planschade. Reden daarvoor is dat uit onderzoeken geen eenduidige conclusie volgt voor een (oorzakelijk) verband tussen wonen in de omgeving van een veehouderij en risico’s voor de volksgezondheid. Een zodanige conclusie volgt ook niet uit het rapport ‘Veehouderij en Gezondheid Omwonenden’ (VGO-onderzoek). De Raad van State heeft daarover het volgende overwogen:
“In het rapport (…) is geconcludeerd dat geen eenduidig antwoord kan worden gegeven op de vraag of het wonen in de buurt van veehouderijen effect kan hebben op de gezondheid van omwonenden. Dit betekent dat uit het rapport niet kan worden afgeleid dat het wonen in de buurt van veehouderijen tot gezondheidsschade leidt. Op basis van dit rapport kan daarmee geen objectief te verwachten overlast van de nieuwe bestemming worden aangenomen.”
Dat de vrees voor het ontstaan van gezondheidsschade feitelijk van invloed is op de waarde van de woning, zoals de verzoekers om planschade stellen, is niet van belang bij de beoordeling van een verzoek om een tegemoetkoming in planschade. Dat is immers een subjectief element. De angst van toekomstige kopers speelt geen rol in de planologische vergelijking.
Andere ruimtelijke ontwikkelingen
De Raad van State kwam bij andere ruimtelijke ontwikkelingen tot een vergelijkbare conclusie. Daarvoor kan onder andere worden gewezen op uitspraken van de Raad van State over (gevreesde) gezondheidseffecten van windturbines (ECLI:NL:RVS:2017:2025) en (gevreesde) gezondheidseffecten van bovengrondse hoogspanningslijnen (ECLI:NL:RVS:2017:1760).
mw. mr. Franca Damen