Toetsingskader terrassen: bestemmingsplan en APV

De gevolgen van de exploitatie van een terras dienen te worden beoordeeld. Dit dient zowel in het kader van een bestemmingsplan als in het kader van een vergunning op grond van de APV te worden gedaan. In haar uitspraak van 16 december 2015 (201504759) gaat de Afdeling nader op deze verschillende toetsingskaders in.

Situatie

Aan de orde is een partiële herziening van een groot deel van de in de gemeente Zwijndrecht geldende bestemmingsplannen. De partiële herziening voorziet in een regeling voor de exploitatie van terrassen bij planologisch reeds toegestane horecagelegenheden in de gemeente. Tegen deze partiële herziening is beroep ingediend. In dit beroepschrift is onder andere aangevoerd dat terrassen een nadelige invloed kunnen hebben op het woon- en leefklimaat van omwonenden.

Juridisch kader

Een bestemmingsplan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan dient derhalve te worden beoordeeld of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. Dit geldt eveneens voor een partiële herziening van een plan.

Uitspraak

De Afdeling heeft in de eerste plaats overwogen dat bij de beoordeling van de vraag of de partiële herziening strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening, de gevolgen van de exploitatie van een terras bij een horecagelegenheid voor het woon- en leefklimaat van omwonenden dient te worden meegewogen. In onderhavige kwestie is niet gebleken dat de raad hiernaar onderzoek heeft verricht.

Voorts heeft de Afdeling overwogen dat de omstandigheid dat een horecagelegenheid reeds als zodanig is bestemd en dus ruimtelijke aanvaardbaar is geacht, niet betekent dat er daarmee van kan worden uitgegaan dat een terras – als passend gebruik bij een horecagelegenheid, aldus de raad – eveneens ruimtelijk aanvaardbaar kan worden geacht. Niet is uitgesloten dat een horecagelegenheid met terras, afhankelijk van de locatie en de omvang van de horecagelegenheid, een grotere impact op het woon- en leefklimaat van omwonenden kan hebben dan een horecagelegenheid zonder terras.

Dat op grond van de APV dient te worden bezien of een terras leidt tot een onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat van omwonenden en dat aan een op grond van de APV vereiste terrasvergunning voorschriften kunnen worden verbonden, gelijk de raad heeft gesteld, leidt niet tot een ander oordeel. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan gaat het immers om de beoordeling en afweging of een bestemming die terrassen toestaat vanuit ruimtelijk oogpunt aanvaardbaar is. Deze beoordeling en afweging zijn anders dan de afweging die plaatsvindt bij het beoordelen van de vraag of voor een terras al dan niet een vergunning op grond van de APV kan worden verleend. Daarbij is ook van belang dat bij de beslissing omtrent het verlenen van een terrasvergunning geen integrale afweging kan worden gemaakt van alle in het plangebied betrokken ruimtelijk relevante belangen. Deze beoordeling dient plaats te vinden in het kader van de vaststelling van een bestemmingsplan. Nu de raad daaraan voorbij is gegaan, is het bestemmingsplan ten onrechte vastgesteld. De Afdeling heeft het plan dan ook vernietigd.

mw. mr. Franca Damen