Vergoeding van schade door bestemming waterbergingsgebied
Agrarische gronden worden regelmatig aangeduid als waterbergingsgebied of inundatiegebied. Over de invloed van de inundatie op agrarische gronden heeft de Afdeling regelmatig overwogen dat dit een beperking voor de bedrijfsvoering met zich brengt. De functie van waterberging kan dus (tijdelijk) negatieve gevolgen hebben voor de productiviteit van de gronden die onder water komen te staan. Hoe zit het echter met de schade die daaruit voortvloeit? Op 25 februari 2015 (201310608) deed de Afdeling hier een heldere uitspraak over.
Aan de orde was een bestemmingsplan waarbij aan de gronden van een agrariër – die een agrarisch bedrijf met rundvee en akkerbouw exploiteert – een dubbelbestemming ten behoeve van waterberging was toegekend (“waterstaat – waterbergingsgebied”). De agrariër vreesde voor overlast en schade bij inundatie. Om die reden heeft hij tegen het bestemmingsplan beroep ingediend bij de Afdeling.
De Afdeling oordeelde dat de gemeente zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de waterberging verenigbaar is met een agrarisch gebruik. Vervolgens is de Afdeling ingegaan op de door de agrariër gevreesde schade.
“Over de schade overweegt de Afdeling dat [appellant] op grond van de artikelen 7.14 en verder van de Waterwet om schadevergoeding kan vragen. Voorts kan schade ten gevolge van de planologische aanwijzing van het bergingsgebied in het bestemmingsplan, zoals waardevermindering van agrarische gronden door de dubbelbestemming “Waterstaat – Waterbergingsgebied”, op grond van artikel 6.1 van de Wet ruimtelijke ordening voor vergoeding in aanmerking komen. [appellant] heeft niet aannemelijk gemaakt dat de schade zodanig zal zijn of zich zodanig vaak zal voordoen dat het plan in dit geval niet kon worden vastgesteld. (…) Indien [appellant] zich niet kan verenigen met het toekennen van een schadevergoeding dan wel met de toereikendheid daarvan, kan hij hiertegen rechtsmiddelen aanwenden en in dat kader de toegepaste schaderegeling aanvechten. Het betoog faalt.”
Uit de uitspraak volgt dat er twee grondslagen zijn voor het indienen van een verzoek om schadevergoeding.
In de eerste plaats betreft dit een verzoek om een tegemoetkoming in planschade (vergoeding van planschade). Het gaat om schade die voort kan vloeien uit een wijziging van het bestemmingsplan, zoals hier het toekennen van de dubbelbestemming “waterstaat – waterbergingsgebied” aan agrarische gronden. De grondslag voor dit verzoek is artikel 6.1 van de Wet ruimtelijke ordening. Het verzoek moet bij de gemeente worden ingediend binnen vijf jaar na het moment waarop de oorzaak onherroepelijk is geworden. In de praktijk betekent dit dus veelal binnen vijf jaar nadat het bestemmingsplan – waarin de dubbelbestemming ten behoeve van waterberging is opgenomen – onherroepelijk is geworden.
In de tweede plaats betreft dit een verzoek om schadevergoeding, wanneer als gevolg van de rechtmatige uitoefening van een taak of bevoegdheid in het kader van het waterbeheer schade wordt geleden. Dit kan aan de orde zijn wanneer bijvoorbeeld daadwerkelijk schade wordt geleden door inundatie. De grondslag voor het verzoek is artikel 7.14 van de Waterwet. Het verzoek moet worden ingediend binnen vijf jaar na de dag waarop de schade zich heeft geopenbaard dan wel nadat u redelijkerwijs op de hoogte had kunnen zijn van de schade, maar in ieder geval na verloop van twintig jaar na de schadeveroorzakende gebeurtenis.
Als er schade wordt geleden, betekent dit helaas nog niet automatisch dat deze ook wordt vergoed. Dit wordt per concrete situatie aan de hand van de relevante feiten en omstandigheden beoordeeld. Het is raadzaam om niet te lang te wachten met het indienen van een verzoek om planschade of schadevergoeding.
mw. mr. Franca Damen