Vergunning asielzoekerscentrum blijft in stand
Wanneer een omgevingsvergunning wordt verleend voor een asielzoekerscentrum, wordt deze veelal voor bepaalde tijd verleend. De tijdelijkheid van de activiteit is voldoende gewaarborgd indien tussen het bevoegd gezag en het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers een overeenkomst is gesloten waarin de tijdelijkheid is opgenomen en hiertoe ook een voorschrift aan de vergunning is verbonden. Dit heeft rechtbank Overijssel overwogen in haar uitspraak van 14 januari 2016 (ECLI:NL:RBOVE:2016:90).
Situatie
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Dinkelland (hierna: het college) heeft een omgevingsvergunning verleend voor het tijdelijk gebruiken van gronden en gebouwen op perceel X in strijd met het bestemmingsplan, ten behoeve van het opvangen van maximaal 230 asielzoekers. De vergunning is geldig tot en met 1 mei 2017. Tegen deze vergunning is beroep ingediend.
Juridisch kader
Wanneer een activiteit in strijd is met het bestemmingsplan (e.a.) is een omgevingsvergunning voor afwijking van het bestemmingsplan vereist. Een dergelijke vergunning met toepassing van verschillende bevoegdheden worden verleend. Voor een nadere toelichting daarop verwijs ik u graag naar mijn artikel “Omgevingsvergunning planologisch strijdig gebruik: welke procedure?”.
In onderhavige kwestie heeft het college de omgevingsvergunning verleend met toepassing van de “kruimelgevallenlijst” in artikel 4 van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht (hierna: Bor). Meer specifiek heeft het college artikel 4, sub 11, uit deze bijlage toegepast. Op grond van artikel 4, sub 11, van bijlage II bij het Bor komt voor het verlenen van een omgevingsvergunning voor het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan in aanmerking: ander gebruik van gronden of bouwwerken dan bedoeld in de onderdelen 1 tot en met 10 van artikel 4 van bijlage II bij het Bor voor een termijn van ten hoogste tien jaar.
Uitspraak
De rechtbank heeft overwogen dat de tijdelijkheid van de bij de vergunning toegestane activiteit voldoende is gewaarborgd. De tussen het college en het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (hierna: COA) gesloten overeenkomst biedt hiervoor voldoende waarborg. Het college mag het COA naar het oordeel van de rechtbank als een betrouwbare partner beschouwen. “Volledigheidshalve” heeft de rechtbank hierbij opgemerkt dat de verleende omgevingsvergunning na verloop van twee jaar zijn geldigheid verliest. Indien ter plaatse ook na verloop van die tijd asielzoekers worden gehuisvest, kan hiertegen handhavend worden opgetreden.
In de uitspraak heeft de rechtbank voorts onder meer overwogen dat het college bij het nemen van een besluit over het afwijken van het bestemmingsplan de betrokken belangen op zorgvuldige wijze tegen elkaar dient af te wegen. Hierbij dient de ruimtelijke relevantie van de activiteit die het college bij de omgevingsvergunning heeft toegestaan, afgezet te worden tegen wat bij recht op grond van het bestemmingsplan is toegestaan. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college bij de vergunning grote betekenis mogen toekennen aan de omstandigheid dat het hier gaat om het bieden van opvang aan asielzoekers dat een algemeen maatschappelijk belang is.
Voorts heeft de rechtbank overwogen dat de huisvesting van maximaal 230 asielzoekers in een bestaand pand niet is aan te merken als een activiteit die is opgenomen in de bijlage bij het Besluit MER.
mw. mr. Franca Damen