Vergunning van rechtswege bij dubbele afwijkingsbevoegdheid?

In een bestemmingsplan zijn vaak specifieke én algemene afwijkingsbevoegdheden opgenomen. Maar hoe verhouden die afwijkingsbevoegdheden zich ten opzichte van elkaar? Die vraag beantwoordde de Raad van State in een uitspraak van 1 november 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:2941). Het antwoord op die vraag kan bovendien van belang zijn voor de beoordeling van de vraag of in een bepaalde situatie sprake is van een van rechtswege verleende omgevingsvergunning.

Wat was er aan de hand?

In de uitspraak is de vraag aan de orde of een omgevingsvergunning voor het vergroten van een woning van rechtswege is verleend. Het vergroten van de woning is niet rechtstreeks op grond van het bestemmingsplan toegestaan, maar mogelijk wel op grond van een in het bestemmingsplan opgenomen afwijkingsbevoegdheid. Als een bouwplan past binnen een afwijkingsbevoegdheid kan, afhankelijk van de omstandigheden, sprake zijn van een van rechtswege verleende vergunning.

In deze zaak doet zich de situatie voor dat in het bestemmingsplan een specifieke en een algemene afwijkingsbevoegdheid zijn opgenomen.

De specifieke afwijkingsbevoegdheid – die geldt voor de van toepassing zijnde bestemming – bepaalt dat het college van burgemeester en wethouders (het college) bevoegd is om een afwijking van de voor een bedrijfswoning geldende maximale inhoudsmaat toe te staan, zodat het mogelijk is om een ruimte van maximaal 150 m3 toe te voegen. Deze afwijkingsbevoegdheid is opgenomen in hoofdstuk IV van het bestemmingsplan.

De algemene afwijkingsbevoegdheid bepaalt dat het college bevoegd is om afwijkingen van maten met ten hoogste 10% toe te staan, tenzij op grond van hoofdstuk III en IV ter zake al een afwijking kan worden toegestaan.

Juridisch kader

De basis voor een ‘van rechtswege verleende beschikking’ is opgenomen in paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Deze paragraaf is alleen van toepassing als dat in een specifieke wet is bepaald.

Een wet die bepaalt dat paragraaf 4.1.3.3 Awb van toepassing is op aanvragen, is bijvoorbeeld de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Op grond van de Wabo is paragraaf 4.1.3.3 Awb alleen van toepassing als op de vergunningaanvraag de reguliere procedure van toepassing is. Dat bepaalt artikel 3.9 Wabo.

De reguliere procedure is bijvoorbeeld van toepassing op een aanvraag voor:

  • een omgevingsvergunning bouwen;
  • een omgevingsvergunning planologisch strijdig gebruik, mits gebaseerd op een binnenplanse afwijkingsbevoegdheid of de kruimelgevallenregeling (meer informatie hierover kunt u hier en hier lezen).

Als niet binnen de wettelijke beslistermijn een beslissing is genomen op een dergelijke vergunningaanvraag, dan is de aangevraagde vergunning van rechtswege verleend.

Meer informatie over de vergunning van rechtswege kunt u lezen in de artikelen die ik daarover eerder schreef: ‘Vergunning van rechtswege’ en ‘Vergunning van rechtswege II’.

Oordeel van de rechter

Zoals de Raad van State eerder heeft geoordeeld, moet het college na het ontvangen van een aanvraag om een omgevingsvergunning op tijd beoordelen welke procedure daarop volgens de Wabo van toepassing is. Als de aangevraagde activiteit in strijd is met het bestemmingsplan maar past binnen de reikwijdte van een in dat bestemmingsplan opgenomen afwijkingsbevoegdheid, dan is de reguliere procedure van toepassing. Als dan niet binnen de wettelijke beslistermijn een beslissing op de vergunningaanvraag is genomen, is de vergunning van rechtswege verleend. Of de aangevraagde activiteit voldoet aan de voorwaarden voor het toepassen van de afwijkingsbevoegdheid, is dan niet meer relevant. Het college mag na afloop van de wettelijke beslistermijn niet meer besluiten of aan die voorwaarden is voldaan.

In deze situatie staat tussen partijen vast dat de aangevraagde activiteit – het vergroten van de woning – in strijd is met het bestemmingsplan. De vraag is echter of de activiteit past binnen een in het bestemmingsplan opgenomen afwijkingsbevoegdheid.

Naar het oordeel van de Raad van State past de activiteit niet binnen de specifieke afwijkingsbevoegdheid die in het bestemmingsplan voor situaties zoals deze (het vergroten van een woning met een extra ruimte van maximaal 150 m3) is opgenomen. De maximale (extra) inhoudsmaat wordt namelijk al overschreden.

De algemene afwijkingsbevoegdheid in het bestemmingsplan (het vergroten van maten met maximaal 10%) kan naar het oordeel van de Raad van State voor de vergunningaanvrager geen oplossing bieden. Naar het oordeel van de Raad van State volgt uit de systematiek van het bestemmingsplan namelijk dat de gemeenteraad heeft beoogd te willen vasthouden aan de maximaal 150 m3 toegestane extra woonruimte. Als een bouwplan daar niet aan voldoet, dan kan naar het oordeel van de Raad van State niet alsnog een extra woonruimte of een uitbreiding van de woonruimte met de algemene 10% afwijkingsbevoegdheid uit het bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt.

Gelet hierop past de aangevraagde activiteit niet binnen een in het bestemmingsplan opgenomen afwijkingsbevoegdheid. De activiteit past evenmin binnen de kruimelgevallenregeling. Dat betekent dat op de vergunningaanvraag niet de reguliere procedure van toepassing is en dat daarom geen sprake kan zijn van een van rechtswege verleende vergunning.

mw. mr. Franca Damen