Vernietiging bestemmingsplan wegens privacy

In een uitspraak van 30 december 2015 (201502223) vernietigde de Afdeling een bestemmingsplan voor het realiseren van nieuwbouw vanwege de privacy van omwonenden. De gemeenteraad heeft naar het oordeel van de Afdeling in het bestemmingsplan ten onrechte geen voorwaardelijke verplichting opgenomen om de privacy van omwonenden te waarborgen.

Situatie

Aan de orde is de vaststelling van een bestemmingsplan dat voorziet in de mogelijkheid van nieuwbouw ten behoeve van winkelruimte en appartementen. Het plangebied omvat daarnaast mede een bestaand gebouw. Tegen het bestemmingsplan is door verschillende appellanten een beroepschriften ingediend. Deze appellanten hebben in hun beroepschrift onder andere aangevoerd dat hun privacy wordt aangetast door de nieuwbouw. De nieuwbouw is namelijk voorzien van een dakterras met uitzicht op de percelen van appellanten en tevens van raamopeningen en dakkapellen, welke volgens appellanten in strijd zijn met onder andere artikel 5:50 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW).

Juridisch kader

Bij de vaststelling van een bestemmingsplan staat gelet op artikel 3.1 Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro) een goede ruimtelijke ordening centraal. Bij de beoordeling van de vraag of een plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, moeten ook de belangen van omwonenden worden meegenomen. Bijvoorbeeld het aspect privacy kan daarbij een rol spelen.

In het kader van artikel 3.1 Wro spelen privaatrechtelijke aspecten in beginsel geen rol, aangezien deze in beginsel zijn voorbehouden aan de burgerlijke rechter. Dit kan echter anders zijn indien sprake is van een zogenoemde evidente privaatrechtelijke belemmering. Voor een nadere toelichting daarop verwijs ik u graag naar mijn artikel “Evidente privaatrechtelijke belemmering bij omgevingsvergunning aangenomen”.

In onderhavige kwestie is uit het burgerlijk recht onder meer artikel 5:50, eerste lid, BW van belang. Op grond van dit artikellid is het, tenzij de eigenaar van het naburige erf daartoe toestemming heeft gegeven, niet geoorloofd om binnen twee meter van de grenslijn van dit erf vensters of andere muuropeningen, dan wel balkons of soortgelijke werken te hebben, voor zover deze uitzicht geven op dit erf.

Uitspraak

Uit de rechtspraak volgt dat een beroep op schending van privacy door een nieuw plan zeer zelden slaagt. Van belang daarbij is veelal dat een plan geen onaanvaardbare inbreuk op de privacy van omwonenden tot gevolg heeft. Daarnaast kan ook worden gewezen op de vaste rechtspraak dat er geen blijvend recht op vrij uitzicht bestaat.

De Afdeling heeft naar aanleiding van de beroepsgronden met betrekking tot de schending van privacy overwogen dat in het kader van een bestemmingsplanprocedure ter beoordeling staat of een plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening en niet in strijd is met het recht. Voor het oordeel van de bestuursrechter dat een privaatrechtelijke belemmering aan de vaststelling en uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan in de weg staat, is slechts aanleiding wanneer deze een evident karakter heeft. De burgerlijke rechter is namelijk de eerst aangewezene om de vraag te beantwoorden of een privaatrechtelijke belemmering in de weg staat aan de uitvoering van een activiteit.

In onderhavige kwestie gaat het in het bijzonder om het voorziene balkon op de eerste verdieping van de nieuwbouw die in het bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt. Deze balkon bevindt zich binnen twee meter van de erfgrens van het perceel van een van de appellanten en geeft rechtstreeks uitzicht op de tuin van deze appellant. De gemeenteraad heeft aangegeven dat een privacy-scherm zal worden aangebracht. Hieruit blijkt dat een uitvoering van het bestemmingsplan mogelijk is zonder dat deze uitvoering in strijd is met artikel 5:50 BW. Gelet daarop is geen sprake van een evidente privaatrechtelijke belemmering waarvan op voorhand in redelijkheid moet worden aangenomen dat die aan de verwezenlijking van het plan binnen de planperiode in de weg staat.

Van belang is echter dat de aanleg van een privacy-scherm op de eerste verdieping van de nieuwbouw bij de erfgrens met het perceel van appellant nodig is om te voorkomen dat de toekomstige bewoners rechtstreeks in de tuin van appellant kijken. De gemeente is echter geen eigenaar van de bewuste gronden. Daardoor heeft de gemeente(raad) het niet in zijn macht om zelf de door hem noodzakelijk geachte maatregel te (laten) treffen. Gelet daarop had de gemeenteraad in het bestemmingsplan een voorwaardelijke verplichting moeten opnemen om te waarborgen dat het noodzakelijke privacy-scherm wordt aangelegd. Nu de gemeenteraad dit niet heeft gedaan, heeft de Afdeling het bestemmingsplan in zoverre vernietigd.

mw. mr. Franca Damen