Vestiging agrarisch bedrijf in buitengebied ligt in lijn der verwachting

Agrarische bedrijven horen thuis in het buitengebied. Dit betekent echter niet dat voor nieuwvestiging van een agrarisch bedrijf in het buitengebied als uitgangspunt geldt dat dit als een normale maatschappelijke ontwikkeling kan worden beschouwd. Dit is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Deze beoordeling is van belang in het kader van het normaal maatschappelijk risico dat geldt bij een verzoek om tegemoetkoming in planschade. Op 13 april 2016 (201504570) deed de Afdeling hierover een duidelijke uitspraak.

Situatie

Bij de gemeente is door appellant een verzoek ingediend om tegemoetkoming in planschade. Appellant stelde dat hij planschade heeft geleden door de vaststelling van een bestemmingsplan dat de verplaatsing van een rundveehouderijbedrijf mogelijk maakte naar een locatie nabij zijn woning. De gemeente heeft dit verzoek afgewezen en daarbij het advies van de Adviescommissie planschade gevolgd. Deze adviescommissie heeft overwogen dat er weliswaar sprake is van een waardevermindering van de woning van appellant, maar dat deze waardevermindering geheel tot het normaal maatschappelijk risico behoort. Appellant heeft tegen de afwijzing van zijn verzoek achtereenvolgens bezwaar, beroep en hoger beroep ingediend.

Juridisch kader

Op grond van artikel 6.2, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro) blijft binnen het normaal maatschappelijk risico vallende schade voor rekening van de aanvrager.

Uitspraak

De vraag of de schade als gevolg van de wijziging van het bestemmingsplan tot het normaal maatschappelijk risico behoort, moet worden beantwoord met inachtneming van alle relevante omstandigheden. Van belang is onder andere of de planologische ontwikkeling als een normale maatschappelijke ontwikkeling kan worden beschouwd waarmee de aanvrager rekening had kunnen houden. En wel in die zin dat de ontwikkeling in de lijn der verwachting lag, ook al bestond geen concreet zicht op de omvang waarin, de plaats waar en het moment waarop de ontwikkeling zich zou voordoen.

Van belang is de mate waarin de ontwikkeling naar haar aard en omvang binnen de ruimtelijke structuur van de omgeving en het in een reeks van jaren gevoerde planologische beleid past. Daarnaast kan van belang zijn de afstand van de woning van de verzoeker tot de locatie waar de ontwikkeling heeft plaatsgevonden en de aard en omvang van het door de ontwikkeling veroorzaakte nadeel.

De Afdeling heeft in haar uitspraak overwogen dat agrarische bedrijven thuis horen in het buitengebied, maar dat dit niet betekent dat voor nieuwvestiging van een agrarisch bedrijf in het buitengebied als uitgangspunt geldt dat dit als een normale maatschappelijke ontwikkeling kan worden beschouwd. Dit is afhankelijk van de omstandigheden van het geval.

In onderhavige kwestie was daarvoor van belang dat voor het gebied waarin de rundveehouderij is gelegen, een reconstructieplan is vastgesteld. In het reconstructieplan is het gebied aangemerkt als verwevingsgebied. Binnen een verwevingsgebied wordt ook ruimte geboden voor de ontwikkeling van intensieve veehouderijen. Daarnaast blijkt uit het reconstructieplan dat binnen het gebied een herverkaveling zal plaatsvinden en dat daarvoor een uitwerkingsplan zal worden vastgesteld. Uit het vastgestelde uitwerkingsplan blijkt dat in of in de omgeving van het plangebied waarvoor het bestemmingsplan is vastgesteld, een nieuwvestiging van een agrarisch bedrijf in het kader van bedrijfsverplaatsing wordt beoogd. De omgeving leent zich hier ook voor. Gelet daarop is de Afdeling van oordeel dat de planologische ontwikkeling gedurende een ruime periode in de lijn der verwachtingen lag.

Dit betekent echter nog niet dat de gevolgen van de ontwikkeling geheel onder het normaal maatschappelijk risico vallen. Daarvoor is eveneens van belang of de schade onevenredig is in verhouding tot de waarde van de onroerende zaak van appellant. Naar het oordeel van de Afdeling is een waardevermindering van vier procent weliswaar substantieel, maar niet zodanig zwaar dat deze schade niet voor rekening van appellant kan worden gelaten. Dit betekent dat deze waardevermindering tot het normaal maatschappelijk risico van appellant behoort. Appellant heeft geen bijzondere omstandigheden aangevoerd die aanleiding geven tot een ander oordeel. De gemeente heeft het verzoek om tegemoetkoming in planschade dan ook op juiste gronden afgewezen.

mw. mr. Franca Damen