Voorschriften omtrent milieuaspecten in bestemmingsplan
Waar we van oorsprong een scheiding kennen tussen het ruimtelijk spoor en milieuspoor, zien we de laatste jaren steeds meer milieuaspecten in het ruimtelijk spoor aan de orde komen. Dat de voorschriften in planregels ter bescherming van milieuaspecten ver kunnen gaan, blijkt weer duidelijk uit een uitspraak van de Afdeling van 21 oktober 2015 (201500681).
Situatie
Aan de orde is een besluit van de raad van de gemeente Oss (voorheen gemeente Maasdonk) waarbij het bestemmingsplan “Buitengebied Maasdonk, herziening [locatie 1] Geffen” is vastgesteld. Dit bestemmingsplan voorziet in een bedrijfsbestemming ten behoeve van een veehandeltransportbedrijf. Tegen dit bestemmingsplan is beroep ingediend. In het beroepschrift is onder andere aangevoerd dat het bestemmingsplan onvoldoende waarborgen bevat ter bescherming van milieuaspecten. In dit artikel bespreek ik enkel de overwegingen van de Afdeling ten aanzien van deze beroepsgronden.
Juridisch kader
De gemeenteraad dient voor het gehele grondgebied van de gemeente een of meer bestemmingsplannen vast te stellen, waarbij ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening de bestemming van gronden wordt aangewezen en met het oog op die bestemming regels worden gegeven. De regels in een bestemmingsplan dienen altijd ruimtelijk relevant te zijn.
Uitspraak
In een van de beroepsgronden werd aangevoerd dat de planregels ten onrechte geen tijdstippen bevatten waarop het verzamelen en verladen van varkens mag plaatsvinden. Dit is volgens de appellant nodig omdat de vrachtwagens nu niet geheel in de stal passen en varkens niet inpandig kunnen worden verzameld en verladen.
Ten aanzien hiervan heeft de Afdeling overwogen dat de planregels waarborgen dat het verzamelen en verladen van dieren inpandig moet plaatsvinden. Over de tijden waarop het verzamelen en verladen mag plaatsvinden, heeft de gemeenteraad ter zitting verklaard dat hij het vanuit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk acht dat dit alleen overdag plaatsvindt. Het verzamelen en verladen van vleesvarkens in de nachtperiode wordt echter, anders dan de gemeenteraad heeft beoogd, niet uitgesloten in de planregels. Gelet hierop heeft de Afdeling geoordeeld dat het bestemmingsplan in zoverre onzorgvuldig is voorbereid.
In een van de andere beroepsgronden is aangevoerd dat het bestemmingsplan ten onrechte niet uitsluit dat binnen de inrichting vrachtauto’s met een bronvermogen groter dan 105 dB(A) worden gebruikt (hierbij is een eerdere uitspraak van de Afdeling over onderhavig bestemmingsplan relevant). Ten aanzien van deze beroepsgrond heeft de Afdeling overwogen dat in het akoestisch onderzoeksrapport bij de berekening van het maximale geluidniveau wordt uitgegaan van vrachtauto’s met een bronvermogen van 105 dB(A). Dit is de hoogste waarde van de gemeten niveaus bij de vrachtauto’s die de inrichtinghouder feitelijk gebruikt binnen de inrichting. Zoals de Afdeling in haar eerdere uitspraak over onderhavig bestemmingsplan heeft overwogen, bedraagt het bronvermogen van een gemiddelde vrachtauto 108 dB(A). De planregels sluiten niet uit dat in de avond- en nachtperiode binnen de inrichting op het perceel ook eigen vrachtauto’s met een hoger bronvermogen dan 105 dB(A) worden gebruikt. De gemeenteraad heeft dit niet onderkend en is derhalve niet uitgegaan van een representatieve invulling van de maximale mogelijkheden van het bestemmingsplan.
Gelet daarop heeft de Afdeling ook ten aanzien hiervan geoordeeld dat het bestemmingsplan in zoverre onzorgvuldig is voorbereid. In navolging daarop heeft de Afdeling overwogen dat in een nieuw te nemen besluit een planregel kan worden vastgesteld waarbij in de avond- en nachtperiode uitsluitend eigen vrachtwagens met een bronvermogen van maximaal 105 dB(A) in of uit de inrichting mogen rijden, zoals door de gemeenteraad is beoogd en waartegen de inrichtinghouder geen bezwaar heeft.
Uit deze uitspraak volgt dus weer duidelijk dat in het bestemmingsplan verstrekkende voorschriften mogen worden opgenomen ter bescherming van, kort gezegd, milieuaspecten die – uiteraard – ook ruimtelijk relevant zijn.
mw. mr. Franca Damen