Procedure omgevingsvergunning wegens strijd provinciale verordening
De Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo) kent, net als de Algemene wet bestuursrecht, twee verschillende soorten procedures. Het betreft de reguliere procedure en de zogenaamde uitgebreide procedure. Hoofdregel is op grond van artikel 3.7 Wabo dat de reguliere procedure van toepassing is op de voorbereiding van besluiten. Dit geldt tenzij artikel 3.10 Wabo bepaalt dat de uitgebreide procedure van toepassing is.
Juridische basis
Om te beoordelen welke procedure in acht moet worden genomen bij de voorbereiding van een besluit dient gelet op de systematiek van de Wabo eerst in artikel 3.10 Wabo gekeken te worden. Immers bepaalt dit artikel op de voorbereiding van welke beschikkingen op aanvragen om een omgevingsvergunning de uitgebreide procedure van toepassing is. Wanneer een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een bepaalde activiteit niet in artikel 3.10 Wabo is vermeld, is de reguliere procedure op de voorbereiding van de beschikking om deze aanvraag van toepassing. Dit volgt uit artikel 3.7 Wabo gelezen in samenhang met artikel 3.9 Wabo.
In onderhavig artikel ga ik in op de te volgen procedure ingeval van een aanvraag om een omgevingsvergunning op grond van artikel 2.1, eerste lid, sub c, Wabo, welke vergunning enkel met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, sub c, Wabo kan worden verleend. Deze vergunning heeft betrekking op een activiteit die in strijd is met de rechtstreeks werkende regels uit een provinciale verordening (of algemene maatregel van bestuur van het ministerie; deze laat ik hier echter buiten beschouwing). De provinciale verordening kan ook de mogelijkheid bevatten voor gedeputeerde staten om ontheffing te verlenen van die regels. Deze ontheffing is in de Wabo opgenomen als omgevingsvergunning op grond van artikel 2.1, eerste lid, sub c. Een dergelijke vergunning kan enkel worden verleend voor zover de betrokken regels afwijking daarvan toestaan. Kortom: wanneer een activiteit in strijd is met de rechtstreeks werkende regels uit een provinciale verordening kan hiervoor enkel een omgevingsvergunning worden verleend indien de betrokken regels zelf afwijking daarvan toestaan (artikel 2.12, eerste lid, sub c, Wabo).
Reguliere procedure?
Deze activiteit is niet als zodanig vermeld in artikel 3.10 Wabo, reden waarom geconcludeerd zou kunnen worden dat niet de uitgebreide maar de reguliere procedure van toepassing is. Op de voorbereiding van aanvragen om een omgevingsvergunning voor de activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, sub c, Wabo lijkt de uitgebreide procedure enkel van toepassing indien slechts vergunning kan worden verleend met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, sub a, onder 3, of artikel 2.12, tweede lid, Wabo. Dit volgt uit artikel 3.10, eerst lid, sub a, Wabo:
“Een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, voor zover er strijd is met het bestemmingsplan of een beheersverordening en slechts vergunning kan worden verleend met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3°, of artikel 2.12, tweede lid”
Gelet hierop zou, zoals gezegd, geconcludeerd kunnen worden dat de aanvraag om een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.12, eerste lid, sub c, Wabo wordt voorbereid met de reguliere procedure.
Uitgebreide procedure?
Wanneer we echter verder kijken, lijkt (tevens) de uitgebreide procedure van toepassing. De grondslag hiervoor is dan gelegen in artikel 3.10, eerste lid, sub e, Wabo. Dit artikellid bepaalt dat wanneer een verklaring van geen bedenkingen (hierna: VVGB) als bedoeld in artikel 2.27 Wabo is vereist, de uitgebreide procedure van toepassing is.
Artikel 2.27 Wabo bepaalt dat bij wet of bij algemene maatregel van bestuur (dat is ingeval van de Wabo het Besluit omgevingsrecht) categorieën gevallen kunnen worden aangewezen waarvoor, kort gezegd, een VVGB is vereist. Van belang om hierbij op te merken, is dat het vereiste van een VVGB ook geldt als een wijziging van de omgevingsvergunning wordt aangevraagd, voor zover het belang waarop de VVGB betrekking heeft, een rol speelt bij de gevraagde wijziging. Als dat onderwerp of belang geen rol speelt, is er voor de beslissing op de aanvraag geen VVGB nodig. Dit volgt uit de Memorie van Toelichting bij de Wabo (Kamerstukken II 2006/07, 30 844, nr. 3, p. 114).
In het Besluit omgevingsrecht (hierna: Bor) zijn categorieën van gevallen aangewezen waarin een VVGB vereist is (zie artikel 6.5-6.10 Bor). In het kader van onderhavig artikel is artikel 6.6 Bor van belang. Dit artikel bepaalt dat, kort gezegd, bij toepassing van artikel 2.12, eerste lid, sub c, Wabo (omgevingsvergunning vanwege strijd met rechtstreeks werkende regels uit een provinciale verordening) een VVGB is vereist van gedeputeerde staten van de provincie. Achtergrond daarvoor is dat het bevoegd gezag voor de omgevingsvergunning (in beginsel het college van burgemeester en wethouders) deze omgevingsvergunning verleent terwijl gedeputeerde staten beslissingsbevoegdheid hoort toe te komen over de afwijking van de verordening. Om die reden is in artikel 6.6 Bor aldus voorzien in een VVGB voor dit soort gevallen. De VVGB kan slechts worden verleend indien de betrokken activiteiten niet in strijd komen met de regels inzake afwijking die zijn opgenomen in de betrokken provinciale verordening.
Conclusie
Zoals hiervoor vermeld, bepaalt artikel 3.10, eerste lid, sub e, Wabo dat in gevallen waarin een VVGB is vereist voor het kunnen verlenen van een omgevingsvergunning, de uitgebreide procedure van toepassing is. Voor een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.12, eerste lid, sub c, Wabo is een VVGB vereist. Gelet daarop is het mijns inziens opmerkelijk dat in het zogenaamde ‘Tekst & Commentaar’ bij artikel 2.12 Wabo (en indirect tevens bij artikel 3.10 Wabo) staat vermeld dat op de vergunning ex artikel 2.12, eerste lid, sub c, Wabo de reguliere procedure van toepassing is.
mw. mr. Franca Damen