Weg bestemmen van bouwtitels in bestemmingsplan

Wat doe je als gemeente als er bouwtitels op bijvoorbeeld ongewenste locaties zijn gelegen? Kunnen deze bouwtitels dan eenvoudig weg worden bestemd? Of levert dat te grote planschaderisico’s op? Op 18 januari 2017 deed de Raad van State een uitspraak over de manier waarop met ongewenste bouwtitels kan worden omgegaan (201603154, ECLI:NL:RVS:2017:102).

De uitspraak gaat over een bestemmingsplan van de gemeente Schouwen-Duiveland dat hoofdzakelijk conserverend van aard is. Daarnaast bevat het bestemmingsplan een wijzigingsbevoegdheid om bouwmogelijkheden die zijn overgenomen uit het vorige bestemmingsplan op termijn op te heffen als daar geen gebruik van wordt gemaakt. De desbetreffende planregel luidt als volgt:

“Burgemeester en wethouders kunnen met ingang van 22 oktober 2025 ter plaatse van de aanduiding ‘wetgevingszone – wijzigingsbevoegdheid – 1’ het bestemmingsplan wijzigen door:

  1. het maatvoeringsvlak ‘maximum aantal wooneenheden’ van de verbeelding te verwijderen, in de gevallen dat een dergelijk maatvoeringsvlak is opgenomen, of
  2. het aanduidingsvlak ‘vrijstaand’ van de verbeelding te verwijderen in de gevallen dat geen maatvoeringsvlak ‘maximum aantal wooneenheden’ is opgenomen.”

Het opnemen van deze wijzigingsbevoegdheid in het bestemmingsplan is ingegeven door de gemeentelijke structuurvisie. De structuurvisie stuurt gelet op, kort gezegd, de woonvisie en woningmarkt aan op het schrappen van individuele ongebruikte bouwtitels uit het bestemmingsplan. Daarvoor moet wel beoordeeld worden of er na het verwijderen van de bouwtitel nog sprake is van een goede ruimtelijke ordening. Ook moeten eigenaren van een perceel nog een bepaalde periode de tijd krijgen om de bouwmogelijkheid te benutten. Op die manier wordt het planschaderisico beperkt.

Op basis hiervan heeft de gemeenteraad ervoor gekozen om in het bestemmingsplan een wijzigingsbevoegdheid op te nemen die het mogelijk maakt om bouwtitels tien jaar na het vaststellen van de structuurvisie te kunnen schrappen.

Naar het oordeel van de Raad van State is deze keuze van de gemeenteraad niet onredelijk. Daarbij heeft de Raad van State de afweging in de structuurvisie betrokken alsmede het door de gemeenteraad gestelde belang van rechtszekerheid door een termijn op te nemen.

mw. mr. Franca Damen