Wijziging vergunning tussen eerste en tweede fase

Indien een vergunning in twee fasen wordt verleend, bestaat de mogelijkheid om in de tweede fase de vergunning, zoals deze in de eerste fase is verleend, te wijzigen. De Afdeling deed hierover een heldere uitspraak op 25 maart 2015 (201403438).

Situatie

Een varkenshouder had een bouwvergunning aangevraagd voor het oprichten van een zeugen-, kraam-, biggen- en vleesvarkensstal. Op aanvraag van de varkenshouder is de vergunning in twee fasen verleend. In onderhavige uitspraak gaat het om de bouwvergunning tweede fase op grond van de Woningwet, zoals deze gold tot 1 oktober 2010 (op dat moment is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo) in werking getreden en spreken we over een omgevingsvergunning bouwen).

Tegen deze vergunning is door een derde bezwaar, beroep en vervolgens hoger beroep ingediend. Hij stelde onder meer dat de vergunning tweede fase zodanig afweek van de vergunning eerste fase, dat de vergunning tweede fase opnieuw moest worden getoetst aan de weigeringsgronden die gelden voor de bouwvergunning eerste fase.

De afwijkingen tussen de bouwvergunning eerste fase en de bouwvergunning tweede fase zijn de volgende:

  • eerste fase: de beoogde stallen voor zeugen, biggen en varkens hebben acht luchtwassers met een lengte van ong. 3 meter;
  • tweede fase: de beoogde varkensstallen hebben twee luchtwassers met elk een lengte van ong. 15 meter en twee luchtwassers met elk een lengte van ong. 13,5 meter; de beoogde stallen voor zeugen en biggen hebben twee luchtwassers met elk een lengte van ong. 4,5 meter en twee luchtwassers met elk een lengte van ong. 7,5 meter; de hoogte van de luchtwassers is ongewijzigd.

In deze uitspraak was de vraag aan de orde of deze wijzigingen zodanig waren, dat de bouwvergunning tweede fase opnieuw getoetst moest worden aan de weigeringsgronden voor de bouwvergunning eerste fase.

Juridisch kader

Op grond van artikel 56a, eerste lid, van de Woningwet (oud) wordt een reguliere bouwvergunning op aanvraag in twee fasen verleend.

Op grond van artikel 56a, derde lid, van de Woningwet mag de bouwvergunning slechts en moet zij worden geweigerd indien een weigeringsgrond als bedoeld in artikel 44, eerste lid, sub a of b, Woningwet van toepassing is, met dien verstande dat sub b van dat lid niet van toepassing is voor zover de daar bedoelde voorschriften van stedenbouwkundige aard zijn. Voor de beoordeling van een bouwvergunning eerste fase en een bouwvergunning tweede fase gelden aldus verschillende toetsingskaders c.q. weigeringsgronden.

Het komt regelmatig voor dat wanneer een bouwvergunning eerste fase is verleend ten tijde van de beoordeling van de aanvraag om een bouwvergunning tweede fase wijzigingen zijn gewenst, bijvoorbeeld vanwege nieuwe technieken of voortschrijdende inzichten. Het bevoegd gezag dient dan te beoordelen wat de omvang van deze wijzigingen is. Het kan voorkomen dat het bevoegd gezag dan tot de conclusie komt dat

het bouwplan waarvoor een bouwvergunning eerste fase is verleend een zodanige wijziging behoeft, dat naar het oordeel van het bevoegd gezag wederom een toetsing aan de weigeringsgronden van de eerste fase noodzakelijk is. Indien het bevoegd gezag tot die conclusie komt, dient het dit op grond van artikel 56a, achtste lid, Woningwet onverwijld aan de vergunningaanvrager mede te delen. In dat geval moet het bevoegd gezag de vergunningaanvraag in de gelegenheid stellen om binnen vijf weken een gewijzigde aanvraag om bouwvergunning eerste fase in te dienen.

NB: in de Wabo is eveneens voorzien in de mogelijkheid om een omgevingsvergunning in twee fasen aan te vragen. Daarbij is ook voorzien in de situatie dat de omgevingsvergunning tweede fase (in enige mate) afwijkt van de omgevingsvergunning eerste fase. Artikel 2.5, zesde lid, Wabo bepaalt namelijk dat de beschikking met betrekking tot de omgevingsvergunning eerste fase bij de beschikking omtrent de tweede fase kan worden gewijzigd, voor zover dat nodig is met het oog op het verlenen van de omgevingsvergunning.

Uitspraak

In onderhavige zaak was aldus de vraag aan de orde of de wijzigingen van het bouwplan in de bouwvergunning tweede fase ten opzichte van de bouwvergunning eerste fase zodanig zijn gewijzigd, dat de bouwvergunning tweede fase nogmaals getoetst had moeten worden aan de weigeringsgronden voor de bouwvergunning eerste fase. Naar het oordeel van de Afdeling zijn de wijzigingen niet als zodanig aan te merken. Het bevoegd gezag heeft zich naar het oordeel van de Afdeling in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de beoogde wijzigingen van de luchtwassers, zoals voorzien in de aanvraag om een bouwvergunning tweede fase, in absolute zin weliswaar niet zonder meer als gering kunnen worden aangemerkt, maar gelet op de omvang van het totale, omvangrijke bouwplan, niet ingrijpend zijn. De verschijningsvorm van de beoogde stallen blijft vrijwel ongewijzigd en de ruimtelijke gevolgen en uitstraling van de wijzingen zijn beperkt. Daarbij heeft de Afdeling in aanmerking genomen dat de hoogte van de luchtwassers en daarmee de bouwhoogte van de stallen in de bouwaanvraag tweede fase, ongewijzigd zijn gebleven. Verder worden de zijkanten van de luchtwassers uitgevoerd in dezelfde kleur als de zadeldaken van de stallen waarop de luchtwassers zijn gebouwd en is niet gebleken dat derden door de wijzigingen in hun belangen zijn geschaad.

mw. mr. Franca Damen