Het gebruik van onrechtmatig verkregen strafrechtelijk bewijs
Als sprake is van in strafrechtelijke zin onrechtmatig verkregen bewijs dan betekent dat niet dat het gebruik daarvan in een bestuursrechtelijke (handhavings)procedure niet is toegestaan. Dit oordeelde de Raad van State in een uitspraak van 21 december 2016 (201508328, ECLI:NL:RVS:2016:3383).
In deze uitspraak ging het over de sluiting van een beachclub. Deze sluiting was gebaseerd op verschillende op ambtseed dan wel op ambtsbelofte opgestelde processen-verbaal van bevindingen van de politie. Uit vaste rechtspraak volgt dat een bestuursorgaan in beginsel mag uitgaan van de juistheid van zo’n proces-verbaal. Dit is slechts anders als tegenbewijs noopt tot afwijking van dat uitgangspunt.
De beachclub had tegen het besluit tot sluiting van de club aangevoerd dat het bewijs op strafrechtelijk onrechtmatige wijze is verkregen en dat het gebruik ervan in deze procedure ontoelaatbaar moet worden geacht.
De Raad van State heeft dit standpunt niet gevolgd. Daartoe heeft de Raad van State overwogen dat als al sprake zou zijn van in strafrechtelijke zin onrechtmatig verkregen bewijs, dat niet betekent dat het gebruik daarvan in deze bestuursrechtelijke procedure niet zou zijn toegestaan. Er bestaat namelijk geen rechtsregel die ieder gebruik verbiedt van strafrechtelijk onrechtmatig verkregen bewijs. In een bestuursrechtelijke procedure is zo’n bewijs alleen niet toegestaan als het is verkregen op een wijze die zozeer indruist tegen hetgeen van een behoorlijk handelende overheid mag worden verwacht, dat dit gebruik onder alle omstandigheden ontoelaatbaar moet worden geacht.
Van zo’n handelswijze van de overheid was naar het oordeel van de Raad van State in deze procedure geen sprake. Daarom mocht het bewijs worden gebruikt voor de onderbouwing van de sluiting van de beachclub.
mw. mr. Franca Damen