Meerdaadse samenloop bij NVWA boetes

Als aan een bedrijf meerdere boetes zijn opgelegd en die boetes gebaseerd zijn op samenhangende feiten, dan kan sprake zijn van een bijzondere omstandigheid die ertoe leidt dat het totaal van de opgelegde boetes moet worden gematigd. Volgens rechtbank Rotterdam was in de zaak die aan de orde was in de uitspraak van 5 januari 2017, gepubliceerd op 26 januari 2017 (ECLI:NL:RBROT:2017:163), sprake van een meerdaadse samenloop ten aanzien van drie van de vier door de NVWA opgelegde boetes. De rechtbank stelde zelf een lager boetebedrag vast.

Als sprake is van een overtreding dan kan daartegen handhavend worden opgetreden (zie ook het artikel dat ik daarover eerder schreef). Als het gaat om een overtreding van de levensmiddelenwetgeving wordt vaak een bestuurlijke boete opgelegd.

In de uitspraak van rechtbank Rotterdam van 5 januari 2017 waren vier boetes aan de orde die de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) had opgelegd aan een levensmiddelenbedrijf. Het ging daarbij om voorschriften uit Verordening (EG) nr. 852/2004 (Hygiëneverordening). In het Warenwetbesluit hygiëne van levensmiddelen is bepaald dat het is verboden om in strijd met voorschriften uit deze verordening te handelen.

De NVWA had aan het levensmiddelenbedrijf boetes opgelegd vanwege de volgende overtredingen:

  • de bedrijfsruimten waren niet schoon en niet goed onderhouden;
  • artikelen, uitrustingsstukken en apparatuur die met voedsel in aanraking kwamen, waren niet afdoende schoongemaakt;
  • indeling, ontwerp, constructie, de ligging en de afmeting van de ruimtes voor levensmiddelen was niet zodanig dat goede hygiënische praktijken mogelijk waren;
  • er waren geen adequate maatregelen getroffen om ongedierte te bestrijden.

Het bedrijf heeft tegen de vier boetes bezwaar en vervolgens beroep ingediend. Volgens het bedrijf zijn de opgelegde boetes onevenredig hoog.

Uit de wet volgt dat als de hoogte van een bestuurlijke boete bij wettelijk voorschrift is bepaald – zoals dat het geval is bij boetes in het kader van de levensmiddelenwetgeving – het bevoegd gezag toch een lagere bestuurlijke boete oplegt als de overtreder aannemelijk maakt dat de vastgestelde bestuurlijke boete vanwege bijzondere omstandigheden te hoog is.

Naar het oordeel van de rechtbank is de omstandigheid dat drie van de vier boetes zijn gebaseerd op samenhangende feiten in dit geval een bijzondere omstandigheid die ertoe leidt dat het totaal van de opgelegde boetes moet worden gematigd. De NVWA heeft naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende rekening gehouden met deze samenhang in de feiten. De rechtbank heeft de boete daarom zelf lager vastgesteld.

In de praktijk komt het regelmatig voor dat dezelfde feiten tot een overtreding van meerdere voorschriften leiden. Voor iedere overtreding kan een boete worden opgelegd. Uit deze uitspraak volgt duidelijk dat desondanks altijd goed is om te beoordelen of de NVWA de hoogte van bestuurlijke boetes – zoals die bij wettelijk voorschrift zijn vastgesteld – niet had moeten matigen.

mw. mr. Franca Damen