Onjuiste bekendmaking kan toch tijdig zijn
De wet bepaalt dat een besluit dat tot een of meer belanghebbenden is gericht, geschiedt door toezending of uitreiking aan hen, onder wie begrepen de aanvrager. Uit een uitspraak van de Afdeling van 27 mei 2015 (201406992) volgt dat een onjuiste tenaamstelling in een besluit kan leiden tot een onjuiste bekendmaking van dat besluit. Dat behoeft echter niet tot de conclusie te leiden dat het besluit niet tijdig bekend is gemaakt.
Situatie
Persoon X heeft bij het college van burgemeester en wethouders van zijn gemeente een omgevingsvergunning aangevraagd voor het aanleggen van een uitrit. In hoger beroep speelde enkel de vraag of sprake was van een van rechtswege verleende vergunning.
Juridisch kader
Op grond van artikel 3:40 Awb treedt een besluit niet in werking voordat het bekend is gemaakt. Een besluit dat tot een of meer belanghebbenden is gericht, geschiedt op grond van artikel 3:41, eerste lid, Awb door toezending of uitreiking aan hen, onder wie begrepen de aanvrager.
Wanneer niet tijdig een beslissing op een aanvraag is genomen, kan op grond van artikel 4:20b, eerste lid, Awb sprake zijn van een van rechtswege verleende vergunning. Deze vergunning geldt als een beschikking, die op grond van artikel 4:20c, eerste lid, Awb – binnen twee weken nadat zij van rechtswege is gegeven – bekend moet worden gemaakt. In de bekendmaking en mededeling moet worden vermeld dat de beschikking van rechtswege is gegeven.
Of sprake kan zijn van een vergunning van rechtswege moet blijken uit de van toepassing zijnde wet. Nu het in onderhavige kwestie gaat om een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een aanlegactiviteit, is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo) van belang. Uit artikel 3.9, derde lid, Wabo volgt dat wanneer niet tijdig op een vergunningaanvraag is beslist – waarop de reguliere voorbereidingsprocedure van toepassing is – sprake is van een van rechtswege verleende vergunning.
Uitspraak
Persoon X stelt dat het college niet binnen de beslistermijn een beslissing op zijn vergunningaanvraag heeft genomen en dat daarom sprake is van een vergunning van rechtswege. Als redenen daarvoor heeft hij naar voren gebracht dat het in een besluit van 27 juni 2013 vermelde kenmerknummer niet overeenkomt met het kenmerknummer in de aan hem gerichte bevestigingsbrief van de aanvraag en dat het besluit aan zijn dochter was gericht.
Een tijdige beslissing op de vergunningaanvraag als bedoeld in artikel 4:20b, eerste lid, Awb houdt in dat binnen de beslistermijn een reëel besluit op de aanvraag moet zijn genomen en dat het besluit binnen die termijn moet zijn bekendgemaakt. Met het besluit van 27 juni 2013 heeft het college een beslissing genomen op de vergunningaanvraag van persoon X. Dit besluit is echter niet op juiste wijze aan persoon X bekend gemaakt, omdat het besluit is voorzien van een onjuiste tenaamstelling. Deze omstandigheid heeft er mogelijk toe geleid dat persoon X niet daags na 27 juni 2013 van de inhoud daarvan kennis heeft genomen, hoewel het wel aan zijn adres was gezonden.
De vermelding van een onjuist kenmerknummer betekent niet dat het college niet tijdig op de vergunningaanvraag heeft beslist.
Ondanks dat het besluit niet op de juiste wijze aan persoon X bekend is gemaakt, was het besluit wel binnen de beslistermijn bij hem bekend. Daartoe heeft de Afdeling overwogen dat de dochter van persoon X bij hem is geweest met de door haar ontvangen legesheffing voor een aanvraag om omgevingsvergunning en persoon X deze legesheffing heeft ingezien. Voorts doet de omstandigheid dat de bekendmaking niet correct is geweest er niet aan af dat tijdig een besluit is genomen en dat tijdig is bekendgemaakt. De niet correcte bekendmaking kan in voorkomend geval wel van belang zijn voor de verschoonbaarheid van het daardoor te laat tegen het betreffende besluit aanwenden van een rechtsmiddel.
Nu het college tijdig een beslissing heeft genomen op de vergunningaanvraag, is geen sprake van een van rechtswege verleende vergunning.
mw. mr. Franca Damen