Raad van State gaat om in rechtspraak over beleidsregels

De Raad van State is thans, anders dan voorheen, van oordeel dat omstandigheden die bij het opstellen van een beleidsregel zijn verdisconteerd, wél kunnen worden betrokken bij de beoordeling of sprake is van bijzondere omstandigheden die nopen tot afwijking van een beleidsregel. Dit oordeelde de Raad van State in een uitspraak van 26 oktober 2016 (201507715, ECLI:NL:RVS:2016:2840). De Raad van State wijkt hiermee af van de bestaande rechtspraak over beleidsregels.

Bestuursorganen moeten gelet op artikel 4:84 Awb overeenkomstig beleidsregels handelen, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen belangen. Tot de uitspraak van 26 oktober 2016 oordeelde de Raad van State standaard dat het bij bijzondere omstandigheden enkel gaat om omstandigheden waarmee bij de totstandkoming van de beleidsregel geen rekening is gehouden en die dus niet in die beleidsregel zijn verdisconteerd.

De Raad van State heeft in de uitspraak van 26 oktober 2016 expliciet overwogen thans, anders dan voorheen, van oordeel te zijn dat omstandigheden die bij het opstellen van een beleidsregel zijn verdisconteerd, of moeten worden geacht te zijn verdisconteerd, niet reeds daarom buiten beschouwing kunnen worden gelaten. In de praktijk blijkt namelijk dat ook al zijn omstandigheden bezien bij het opstellen van een beleidsregel, niet altijd voorzien kon worden of deze omstandigheden alleen of gezamenlijk in een concreet geval niettemin tot onevenredige gevolgen kunnen leiden.

Daarom moet het bestuursorgaan alle omstandigheden van het geval betrekken in zijn beoordeling en beoordelen of deze op zichzelf dan wel met andere omstandigheden moeten worden aangemerkt als bijzondere omstandigheden in de zin van artikel 4:84 Awb die maken dat het handelen overeenkomstig de beleidsregel gevolgen heeft die onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregels te dienen doelen. Daarmee heeft de Raad van State thans dus een ander oordeel over beleidsregels ingenomen.

mw. mr. Franca Damen