Vertrouwensbeginsel uitgehold

Op 1 juli 2015 (201305265) heeft de Afdeling een uitspraak gedaan, waarin het vertrouwensbeginsel aan de orde komt. Met deze uitspraak wordt het vertrouwensbeginsel naar mijn mening (verder) uitgehold en een lege huls.

Situatie

Aan de orde is een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Uden, inhoudende het verlenen van een omgevingsvergunning voor het plaatsen van een nachtautomaat en het verplaatsen van een LPG-tank en LPG-vulpunt. Tegen dit besluit is beroep ingediend. Dit beroepschrift is door rechtbank Oost-Brabant gegrond verklaard. Tegen de uitspraak van de rechtbank is vervolgens hoger beroep ingediend bij de Afdeling.

In een tussenuitspraak heeft de Afdeling het college opgedragen om met inachtneming van deze uitspraak het oorspronkelijke besluit te herstellen en indien nodig een nieuw besluit te nemen. Naar aanleiding hiervan heeft het college een nieuw besluit genomen en daarbij de omgevingsvergunning voor het in werking hebben van een LPG-installatie alsnog geweigerd. Hiertegen heeft vergunninghouder onder andere aangevoerd dat hij erop mocht vertrouwen dat het college de omgevingsvergunning zou verlenen, nu het college had laten weten dat het omgevingsvergunning zou verlenen als hij een aanvraag voor het verplaatsen van het LPG-reservoir en het LPG-vulpunt zou indienen.

Vertrouwensbeginsel

Bestuursorganen dienen bij het nemen van besluiten de algemene beginselen van behoorlijk bestuur in acht te nemen. Tot deze beginselen behoort onder andere het vertrouwensbeginsel. Uit vaste rechtspraak volgt dat voor een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel nodig is dat aan het bevoegd bestuursorgaan toe te rekenen, concrete, ondubbelzinnige toezeggingen zijn gedaan door een daartoe bevoegd persoon, waaraan rechtens te honoreren verwachtingen kunnen worden ontleend.

Uitspraak

In onderhavige uitspraak heeft de Afdeling overwogen dat daargelaten of vergunninghouder aan bepaalde brieven het gerechtvaardigd vertrouwen kon ontlenen dat het college de omgevingsvergunning zou worden verleend, het vertrouwensbeginsel niet zo ver strekt dat gerechtvaardigde verwachtingen altijd moeten worden nagekomen.

“Er kunnen belangen aanwezig zijn die zwaarder wegen dan het belang van [vergunninghoudster] en [belanghebbende] en het honoreren van het bij hen opgewekt vertrouwen. In dit geval is dat aan de orde.”

Deze uitspraak van de Afdeling gaat naar mijn mening ver. Het vertrouwensbeginsel wordt hiermee naar mijn mening (verder) uitgehold en een lege huls. Dat gerechtvaardigd vertrouwen niet behoeft te worden nagekomen indien de gerechtvaardigde verwachtingen inmiddels door bijvoorbeeld nieuwe wet- of regelgeving niet meer kunnen worden nagekomen, is volstrekt begrijpelijk. Het niet nakomen van gerechtvaardigde verwachtingen vanwege een nieuwe afweging van belangen, gaat naar mijn mening ver. Het vertrouwensbeginsel wordt daarmee immers (verder) uitgehold. Wanneer om een dergelijke reden gerechtvaardigde verwachtingen niet worden nagekomen, levert dit wellicht een aanleiding voor een (financiële) compensatie c.q. vergoeding op.

mw. mr. Franca Damen