Zwijgrecht bij inspectie in kader van Wet arbeid vreemdelingen
Indien een ondernemer binnen zijn bedrijf vreemdelingen te werk stelt, dient altijd gehandeld te worden conform de regels die zijn gesteld in de Wet arbeid vreemdelingen. Wanneer door de arbeidsinspectie een controle wordt uitgevoerd, is het goed om te weten of en zo ja in hoeverre medewerking moet worden verleend. Daartoe is onder andere van belang om te weten dat slechts voor bepaalde personen een zwijgrecht geldt (ABRS 20 januari 2016, 201504446).
Aan de orde is een besluit van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid waarbij aan een ondernemer een boete van € 360.000 is opgelegd wegens een overtreding van de Wet arbeid vreemdelingen (hierna: Wav). Tegen dit besluit is beroep en vervolgens hoger beroep ingediend. In het hoger beroepschrift heeft de ondernemer onder andere aangevoerd dat verschillende medewerkers zijn gehoord zonder dat hun daarbij de cautie is gegeven.
Het beroep van de ondernemer op het niet geven van de cautie aan zijn medewerkers slaagt niet. Reden daarvoor is dat het zwijgrecht slechts toekomt aan de bestuurder van de rechtspersoon die de overtreding heeft begaan. Bij een beroep op het zwijgrecht en het recht om geen bewijs tegen zichzelf te hoeven leveren, moet worden betrokken of het bewijs voor de overtreding is verkregen door het gebruik van ongeoorloofde druk van de zijde van de minister. Aan medewerkers komt dus geen beroep op het zwijgrecht toe.
Voorts is van belang dat de arbeidsinspecteur op grond van de wet bevoegd is tot inzage in zakelijke gegevens en bescheiden. Een ieder is verplicht om aan een daartoe strekkende vordering mee te werken.
mw. mr. Franca Damen