Bewijsproblematiek van loverboypraktijken
De laatste jaren bestaat er veel aandacht voor loverboys en voor de slachtoffers van loverboys. Loverboys hanteren verschillende technieken om hun meisje(s) te dwingen tot bepaalde handelingen, met als doel om daaruit vervolgens voor zichzelf financieel gewin te halen. Deze handelingen zijn aan te merken als mensenhandel en zijn derhalve strafbaar op grond van artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht.
Loverboys worden echter relatief vaak vrijgesproken van de aan hen ten laste gelegde mensenhandel. De vraag is of, en zo ja welke problemen ten grondslag aan de vele vrijspraken van loverboys. In het kader van mijn afstudeerscriptie aan de Faculteit der Rechtsgeleerdheid van de Radboud Universiteit heb ik hiernaar onderzoek gedaan. Daarnaast heb ik hierover een artikel gepubliceerd in Delikt en Delinkwent. In mijn onderzoek wordt duidelijk dat er verschillende problemen aan de vele vrijspraken van loverboys ten grondslag liggen. Deze problemen dienen aangepakt te worden. Daarbij kan een belangrijke rol spelen dat rechters (en het openbaar ministerie) (nog) beter en vollediger op de hoogte worden gebracht van de slinkse werkwijzen van loverboys en de daarmee samenhangende problematiek van liefdes- en/of angstgevoelens van de slachtoffers, en van de verschillende strafbaarstellingen van mensenhandel en de bijbehorende punten die van belang zijn bij de invulling van deze strafbaarstellingen.