Check je e-mail op tijd

Check je e-mail op tijd. Dat geldt vooral als je bij het bevoegd gezag hebt aangegeven dat correspondentie per e-mail mag worden gevoerd. Want dat betekent dat het bevoegd gezag ook een besluit op jouw vergunningaanvraag per e-mail mag toesturen. Reageer je daar niet op tijd op, dan ben je te laat. Dat oordeelde rechtbank Den Haag in een uitspraak van 2 november 2020 (ECLI:NL:RBDHA:2020:11730).

De uitspraak gaat over een omgevingsvergunning bouwen die is aangevraagd. De vergunningaanvrager had op het aanvraagformulier aangegeven dat zij langs elektronische weg voldoende bereikbaar was. Toen het bevoegd gezag een besluit op de aanvraag had genomen, heeft het bevoegd gezag dat besluit per e-mail aan de vergunningaanvrager gestuurd.

De aanvrager was het niet eens met dat besluit en heeft daartegen daarom bezwaar ingediend. Maar dat bezwaar was te laat ingediend. Daarom had het bevoegd gezag het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. Daartegen heeft de aanvrager vervolgens beroep bij de rechtbank ingediend.

De rechtbank is het echter met het bevoegd gezag eens: het bezwaar is te laat ingediend. Dat het besluit alleen per e-mail is toegestuurd, leidt niet tot een andere conclusie. De aanvrager had namelijk op het aanvraagformulier expliciet kenbaar gemaakt akkoord te gaan met het ontvangen van correspondentie over de aanvraag op het door hem opgegeven e-mailadres (artikel 2:14, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht). Onder deze correspondentie valt naar het oordeel van de rechtbank ook het besluit.

Dus let op: als jij of jouw gemachtigde bij het bevoegd gezag aangeeft dat correspondentie per e-mail mag plaatsvinden, dan geldt dat ook voor een besluit. Het bevoegd gezag hoeft het besluit dan alleen per e-mail toe te sturen. Check je e-mail dus op tijd en dien op tijd bezwaar in tegen het besluit als je het daar niet mee eens bent.

Franca Damen, advocaat Damen Legal

Tegen RASFF-melding is geen bezwaar mogelijk

Tegen een RASFF-melding kan geen bezwaar worden gemaakt. Dat oordeelde het College van Beroep voor het bedrijfsleven in een uitspraak van 3 juli 2018 (ECLI:NL:CBB:2018:319).

RASFF-melding

Een RASFF-melding is een melding in het Rapid Alert System for Food and Feed. Met zo´n melding wordt de Europese Commissie geattendeerd op het bestaan van een direct of indirect risico voor de gezondheid van een mens, verband houdend met een levensmiddel of diervoeder.

Als een lidstaat beschikt over informatie over zo´n risico, dan is die lidstaat verplicht om een RASFF-melding te doen. Dat bepaalt artikel 50 van Verordening (EG) nr. 178/2002 (de Algemene levensmiddelenverordening). Deze informatie wordt onmiddellijk doorgegeven aan andere Europese lidstaten.

Uitspraak CBb

Een RASFF-melding is informatieverstrekking van de ene lidstaat aan andere lidstaten. Door een RASFF-melding ontstaat geen bevoegdheid, recht of verplichting voor anderen. Ook stelt een RASFF-melding niet de juridische status van een persoon of een zaak vast. Dat betekent dat een RASFF-melding geen ´rechtsgevolg´ heeft.

Het ontbreken van een rechtsgevolg betekent dat niet wordt voldaan aan alle vereisten van een besluit als bedoeld in artikel 1:3 Awb. Dat heeft tot gevolg dat geen sprake is van een formeel besluit en dat er geen bezwaar kan worden ingediend.

Omdat een RASFF-melding geen rechtsgevolg heeft, is zo´n melding geen formeel besluit. Dat betekent dat tegen een RASFF-melding geen bezwaar kan worden gemaakt.

Als de overheid aan een RASFF-melding gevolgen in de vorm van maatregelen en sancties – zoals bedoeld in artikel 17, tweede lid, Verordening (EG) nr. 178/2002 – verbindt, dan kan daartegen wel bezwaar worden gemaakt.

mw. mr. Franca Damen

Wanneer is een bestuurlijk rechtsoordeel een besluit?

In sommige situaties is het wenselijk om van het bevoegd gezag los van een aanvraag om een vergunning of een handhavingsprocedure een rechtsoordeel te krijgen over de vraag of voor het verrichten van een bepaalde handeling een vergunning is vereist. Zo’n rechtsoordeel kan in het algemeen niet als een besluit worden aangemerkt. Onlangs verscheen een aantal interessante uitspraken over de vraag wanneer zo’n rechtsoordeel wel als besluit kan worden aangemerkt.

Daarvoor wijs ik in de eerste plaats op een uitspraak van de Raad van State van 28 september 2016 (201600243, ECLI:NL:RVS:2016:2554). De Raad van State oordeelde dat een bestuurlijk rechtsoordeel in uitzonderingssituaties ondanks het ontbreken van een rechtsgevolg als besluit moet worden aangemerkt. Daarvoor is in ieder geval vereist dat het voor de betrokkene onevenredig bezwarend is om het geschil over de interpretaties van de rechtsregels via een beroepsprocedure over een daadwerkelijk besluit bij de bestuursrechter aan de orde te stellen. Dat speelt met name bij handhaving en vergunningverlening.

Naar het oordeel van de Raad van State kan een bestuurlijk rechtsoordeel over het benodigd zijn van een watervergunning voor het realiseren van twee windturbines niet als een besluit worden aangemerkt. De initiatiefnemer had voor de aanvang van de werkzaamheden een watervergunning kunnen aanvragen en via deze weg duidelijkheid kunnen krijgen over het bestaan van een vergunningplicht op grond van de toen geldende keur. Het aanvragen van een vergunning was toen naar het oordeel van de Raad van State niet onevenredig bezwarend. Dat de initiatiefnemer de gewenste duidelijkheid nu niet meer kan krijgen, maakt niet dat sprake is van een uitzonderingssituatie waarin het rechtsoordeel van het waterschap als een besluit moet worden aangemerkt. Dit is een gevolg van het nalaten van de initiatiefnemer om tijdig een vergunning aan te vragen.

In de tweede plaats wijs ik op een uitspraak van rechtbank Overijssel van 21 september 2016, gepubliceerd op 14 november 2016 (ECLI:NL:RBOVE:2016:4368). Ook de rechtbank heeft overwogen dat een bestuurlijk rechtsoordeel in het algemeen niet als een besluit kan worden aangemerkt, uitzonderingssituaties daargelaten. Van zo’n uitzondering kan naar het oordeel van de rechtbank sprake zijn als het afwachten van het resultaat van besluitvorming over het treffen van handhavingsmaatregelen wegens het intreden van onomkeerbare gevolgen of anderszins onevenredig bezwarend is.

Naar het oordeel van de rechtbank is geen sprake van zo’n uitzondering in geval van het aanvragen van een omgevingsvergunning planologisch strijdig gebruik op basis van de zogenaamde ‘kruimelgevallenlijst’, ook al staat op voorhand vast dat het bevoegd gezag de aanvraag zal afwijzen. Ook de omstandigheid dat vanwege de voorgenomen verkoop van de woning op korte termijn duidelijkheid is gewenst, maakt niet dat sprake is van een uitzonderingssituatie. Dat betekent dat de initiatiefnemer naar het oordeel van de rechtbank een vergunning had moeten aanvragen om de gewenste duidelijkheid te krijgen, en dat dit niet via een bestuurlijk rechtsoordeel als besluit kon plaatsvinden. Het aanvragen van een vergunning gaat, aldus de rechtbank, slechts gepaard met beperkte kosten en had op redelijk korte termijn tot een besluit kunnen leiden.

mw. mr. Franca Damen

PAS-melding is geen toestemming o.g.v. Habitatrichtlijn

De bevestiging van een melding in het kader van de Programmatische Aanpak Stikstof levert geen formeel besluit op en is daarom niet appellabel. Dit oordeelde de Raad van State in een uitspraak van 2 november 2016 (201509082, ECLI:NL:RVS:2016:2903 e.a.). Ook oordeelde de Raad van State dat hiermee geen toestemming op grond van de Habitatrichtlijn is verleend.

Met deze uitspraak heeft de Raad van State de uitspraak van de Voorzieningenrechter van 6 november 2015 bevestigd. In deze uitspraak oordeelde de Voorzieningenrechter al (voorlopig) dat een PAS-melding geen appellabel besluit is.

Voor een toelichting op het relevant juridisch kader verwijs ik u graag naar mijn artikel over de uitspraak van 6 november 2015.

In navolging op de Voorzieningenrechter heeft de Raad van State in de uitspraak van 2 november 2016 overwogen dat de uitzondering op de Nb-vergunningplicht voor projecten en andere handelingen die een stikstofdepositie veroorzaken waarmee de grenswaarde, zoals vastgelegd in het Besluit grenswaarden PAS, niet wordt overschreden, rechtstreeks uit het wettelijk kader volgt (artikel 19kh, zevende lid, Nb, in samenhang met artikel 2, eerste lid, Besluit grenswaarden PAS). De melding noch de meldingsbevestiging is in de Nb, het Besluit grenswaarden PAS of de Regeling PAS als voorwaarde gesteld voor het van toepassing zijn van de uitzondering op de vergunningplicht. De uitzondering geldt dus ongeacht of het project of de andere handeling wel of niet is gemeld en of een gedane melding al dan niet is bevestigd. Gelet hierop is een meldingsbevestiging niet op rechtsgevolg gericht. Een meldingsbevestiging levert dus geen formeel besluit op en is daarom niet appellabel. Daarom is de Raad van State onbevoegd om van het beroep kennis te nemen.

Van belang om in aanvulling op deze overwegingen van de Raad van State op te merken, is dat het ten onrechte niet, of juist wel, doen van een melding, een strafbaar feit kan opleveren. Voor een toelichting daarop verwijs ik graag naar mijn artikel ‘Inwerkingtreding Programmatische Aanpak Stikstof’. Het doen van een melding blijft dus van belang voor een wijziging van de bedrijfsvoering.

Tot slot sta ik stil bij de overweging van de Raad van State dat met (de bevestiging van) een PAS-melding geen toestemming wordt verleend als bedoeld in artikel 6, derde lid, van de Habitatrichtlijn. Ondanks dat deze overweging voor de hand ligt nu geen sprake is van een besluit, acht ik deze overweging toch van belang. Artikel 6 van de Habitatrichtlijn vormt namelijk het belangrijkste Europees toetsingskader waaraan moet worden voldaan. Voor een toelichting daarop verwijs ik u graag naar mijn artikel ‘Habitatrichtlijn als basis voor vergunningplicht Natuurbeschermingswet’.

Of een PAS-melding – c.q. deze systematiek van de Programmatische Aanpak Stikstof – toereikend is om aan artikel 6 van de Habitatrichtlijn te voldoen, zal later in andere zaken ongetwijfeld nog aan de orde komen.

mw. mr. Franca Damen