Bewijs om te handhaven

Om te handhaven heeft de overheid natuurlijk bewijs nodig. Maar welk bewijs mag de overheid hiervoor gebruiken? Onlangs zijn daar weer enkele interessante uitspraken over verschenen.

Algemeen

Over bewijs voor handhaving bestaat al veel rechtspraak. Daaruit blijkt onder andere dat er sprake moet zijn van een deugdelijke en controleerbare vaststelling van de relevante feiten en omstandigheden. Die waarneming moet plaatsvinden door een ter zake deskundig persoon. De overheid moet die waarnemingen voor zijn rekening nemen. De waarnemingen moeten in een schriftelijk rapport worden vastgelegd. Soms kan dat ook met foto’s of ander bewijsmateriaal. Het moet duidelijk zijn waar, wanneer en door wie wat is waargenomen en welke werkwijze daarbij is gebruikt. Als de waarnemingen in een schriftelijk rapport staan, moet inzichtelijk worden beschreven wat is waargenomen. Ook moet het rapport een ondertekening en dagtekening bevatten.

Schriftelijk rapport

Uit vaste rechtspraak blijkt dat als de waarnemingen in een schriftelijk rapport worden vastgelegd, dit rapport een ondertekening en dagtekening moet bevatten.

Het ontbreken van een ondertekening/handtekening en dagtekening van een schriftelijk rapport kunnen aanleiding zijn om een handhavingsbesluit te vernietigen. Dat was het geval in een uitspraak van rechtbank Midden-Nederland van 17 februari 2021 (ECLI:NL:RBMNE:2021:610). De rechtbank oordeelde dat door het ontbreken van een dagtekening en handtekening niet met zekerheid kon worden vastgesteld wie het schriftelijk rapport had opgesteld. Daarom kon het schriftelijk rapport volgens de rechtbank niet aan het handhavingsbesluit ten grondslag worden gelegd.

Beeldmateriaal van derden

Het is niet uitgesloten dat de overheid voor bewijs gebruik maakt van beelden die door derden zijn gemaakt. Dat oordeelde de Raad van State in een uitspraak van 10 maart 2021 (ECLI:NL:RVS:2021:515) over het invorderen van een dwangsom. De Raad van State oordeelde dat “niet is uitgesloten dat beelden die door derden zijn gemaakt een rol kunnen spelen bij de beoordeling of een dwangsom is verbeurd.” Maar “die beelden moeten dan wel met deskundigheid zijn gemaakt” en de overheid “moet die beelden voor zijn rekening nemen”.

Het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) deed op 18 april 2018 een vergelijkbare uitspraak. In die uitspraak stelde het CBb echter nog een aantal verdere eisen aan het gebruiken van beeldmateriaal van derden.

Franca Damen, advocaat Damen Legal

De bewijslast in handhavingszaken

Wie moet in een handhavingszaak bewijzen dat er sprake is van een overtreding? En kan er sprake zijn van een omkering van de bewijslast? Op 28 februari 2019 heeft rechtbank Oost-Brabant hierover een duidelijke uitspraak gedaan (ECLI:NL:RBOBR:2019:1057).

Bewijslast

In het bestuursrecht geldt een vrije bewijsleer. Gelet op het zorgvuldigheidsbeginsel en het motiveringsbeginsel is het in handhavingszaken echter aan het bevoegd gezag om aannemelijk te maken dat een overtreder een overtreding heeft gepleegd. Pas dan is het bevoegd gezag bevoegd om een last onder dwangsom of bestuursdwang op te leggen.

Het is, aldus de rechtbank, “wel erg vrij om een bewijslastverdeling te construeren waarbij iemand moet aantonen dat hij of zij géén overtreding heeft gepleegd.” Voor een omkering van de bewijslast is geen aanleiding.

Kwestie in uitspraak

Het bevoegd gezag was hieraan voorbij gegaan in de zaak die speelde in de uitspraak van rechtbank Oost-Brabant van 28 februari 2019. Het bevoegd gezag had aan persoon X namelijk een last onder dwangsom opgelegd, zonder dat het had aangetoond dat deze persoon een overtreding had gepleegd.

De last hield in dat persoon X binnen één week na verzending van de last onder dwangsom alle opgeslagen mest van locatie 1 moest verwijderen en verwijderd moest houden. Het bevoegd gezag had echter niet onderbouwd dat de mest in de kelders op locatie 1 afkomstig is van varkens die werden gehouden door de rechtspersoon waarvan persoon X bestuurder-enig aandeelhouder is.

De rechtbank had het bevoegd gezag daarom in een tussenuitspraak opgedragen om dit alsnog aan te tonen. Volgens het bevoegd gezag zou het gelet op de vrije bewijsleer echter aan persoon X zijn om tegenbewijs te leveren van de stelling dat op locatie 1 varkens zijn gehouden door de rechtspersoon waarvan persoon X bestuurder-enig aandeelhouder is.

De rechtbank is niet meegegaan in dit betoog van het bevoegd gezag. Het is namelijk aan het bevoegd gezag om aannemelijk te maken dat door een overtreder een overtreding is gepleegd. Voor een omkering van de bewijslast is geen aanleiding.

Omdat het bevoegd gezag dit niet aannemelijk heeft gemaakt, heeft de rechtbank de last onder dwangsom en het bijbehorende invorderingsbesluit vernietigd.

mw. mr. Franca Damen