Brabants stikstofbeleid op individueel niveau bekijken
In juli 2017 heeft de provincie Noord-Brabant het stikstofbeleid ten aanzien van de veehouderij flink aangescherpt. De provincie eist sindsdien dat bestaande stallen vervroegd moeten worden aangepast, aan strengere ammoniakemissiereductie-eisen moeten voldoen en op huisvestingsniveau (in plaats van op bedrijfsniveau) aan die eisen moeten voldoen. Op 15 juli 2020 heeft rechtbank Den Haag hierover een uitspraak gedaan (ECLI:NL:RBDHA:2020:6377 en 6375).
Het Brabants stikstofbeleid
Op grond van het oude Brabants stikstofbeleid moesten veehouderijen de bestaande stallen binnen hun bedrijf uiterlijk 1 januari 2028 aanpassen aan de Brabantse ammoniakemissiereductie-eisen. Die eisen zijn strenger dan de landelijke ammoniakemissiereductie-eisen in het Besluit emissiearme huisvesting.
In juli 2017 heeft provincie Noord-Brabant echter besloten dat bestaande stallen vervroegd moeten worden aangepast. Ook heeft de provincie besloten dat ieder huisvestingssysteem afzonderlijk aan de Brabantse ammoniakemissiereductie-eisen moet voldoen en dat het niet meer is toegestaan om op bedrijfsniveau intern te salderen tussen verschillende huisvestingssystemen.
Dit heeft de provincie destijds vastgelegd in artikel 1.4 van de (op dat moment geldende) Verordening natuurbescherming.
- Veehouderijen die op 8 juli 2017 nog niet aan het Besluit emissiearme huisvesting voldeden, moesten uiterlijk op 1 januari 2020 aan het Besluit emissiearme huisvesting én aan de Verordening natuurbescherming voldoen.
- Veehouderijen die op 8 juli 2017 wel aan het Besluit emissiearme huisvesting voldeden, mochten vanaf 1 januari 2020 geen huisvestingssystemen meer toepassen (1) die zijn gerealiseerd op basis van een milieutoestemming die ouder is dan 20 jaar (rundvee) respectievelijk 15 jaar (overige diersoorten) en (2) die niet voldoen aan de Brabantse ammoniakemissiereductie-eisen. In plaats van 1 januari 2020 gold als datum 1 januari 2022 als een veehouderij vóór 1 januari 2020 een ontvankelijke en vergunbare aanvraag voor een omgevingsvergunning milieu of een melding ingevolge het Activiteitenbesluit had ingediend voor het aanpassen van de bestaande stallen.
- Het was voortaan verplicht om op het niveau van het huisvestingssysteem aan de Brabantse ammoniakemissiereductie-eisen te voldoen. Intern salderen was in Brabant niet langer toegestaan.
De datum waarop bestaande stallen daadwerkelijk moeten zijn aangepast (de realisatiedatum) en de datum waarop een vergunningaanvraag of melding moet zijn ingediend (de indieningsdatum) zijn in de tussentijd meerdere keren aangepast. Ook op dit moment ligt er weer een voorstel voor een aanpassing ter inzage. De eisen zijn bovendien inmiddels overgegaan van de Verordening natuurbescherming naar de Interim Omgevingsverordening.
Op grond van de nu geldende verordening geldt als indieningsdatum 1 januari 2021 en als realisatiedatum 1 oktober 2022 (mits aan de indieningsdatum wordt voldaan).
Juridische procedures
De Producenten Organisatie Varkenshouderij en ZLTO zijn tegen het strenge Brabantse stikstofbeleid, gezamenlijk met verschillende individuele veehouders, een juridische procedure gestart. De rechtbank had in een uitspraak van 19 december 2018 al bepaald dat de partijen hierover bij de civiele rechter mochten procederen (ECLI:NL:RBDHA:2018:15099).
In de juridische procedure stond met name de vraag centraal of het strenge Brabantse stikstofbeleid juridisch stand kan houden en of dit beleid geen ongerechtvaardigde inbreuk maakt op het eigendomsrecht van veehouders. Het eigendomsrecht is vastgelegd in artikel 1 van het Eerste Protocol bij het EVRM (artikel 1 EP).
Algemene toets
Als een overheid een inbreuk maakt op het eigendomsrecht, is dat alleen toegestaan als die inbreuk gerechtvaardigd is. Daarvoor moet de inbreuk bij wet zijn voorzien, een algemeen belang dienen en proportioneel/evenredig zijn. De rechtbank heeft in de uitspraak vastgesteld dat het Brabants stikstofbeleid bij wet is voorzien en een algemeen belang (het milieu/de natuur) dient.
Vervolgens heeft de rechtbank getoetst of het Brabants stikstofbeleid proportioneel is. Dat wordt eerst getoetst op algemeen niveau, dus voor iedereen die door het stikstofbeleid wordt geraakt.
Volgens de rechtbank is het Brabants stikstofbeleid in algemene zin proportioneel. De reden daarvoor is dat veel Natura 2000-gebieden zijn overbelast met stikstof en dat de veehouderij daaraan een noemenswaardige bijdrage levert. De provincie mocht daarom vanwege het voorzorgsbeginsel extra maatregelen treffen.
Daarbij acht de rechtbank verder van belang dat veehouders in het algemeen genoeg tijd hebben gekregen om aan de aangescherpte eisen te voldoen. Ook acht de rechtbank van belang dat de investeringen kunnen worden gevraagd, omdat deze zouden aansluiten bij economische afschrijvingstermijnen en omdat veehouders een beroep kunnen doen op ondersteunende maatregelen.
Ook acht de rechtbank hierbij van belang dat er voor veehouders een mogelijkheid bestaat om af te wijken van het Brabants stikstofbeleid. In het stikstofbeleid is namelijk een hardheidsclausule (een ‘uitzonderingsmogelijkheid’) opgenomen. Volgens de rechtbank legt de provincie die hardheidsclausule echter veel te beperkt uit.
De rechtbank benadrukt dat de hardheidsclausule de mogelijkheid biedt om het Brabants stikstofbeleid buiten toepassing te laten of hiervan af te wijken voor veehouders die onevenredig door de regels worden getroffen en voor wie geen andere mogelijkheid van compensatie of tegemoetkoming bestaat.
Mede omdat deze hardheidsclausule bestaat, is het Brabants stikstofbeleid op algemeen niveau proportioneel/evenredig. Maar de rechtbank merkt daarbij wel het volgende op:
“Dat laat onverlet dat dit oordeel anders kan uitvallen indien op enig moment zou komen vast te staan dat de uitleg van de Provincie van de hardheidsclausule, dan wel de wijze waarop de Provincie invulling geeft aan de hardheidsclausule, het beroep op de hardheidsclausule van deze specifieke groep varkenshouders feitelijk kansloos maakt.”
Kortom: als de provincie de hardheidsclausule blijft toepassen zoals de provincie tijdens de zitting heeft toegelicht, dan zou het Brabants stikstofbeleid alsnog op algemeen niveau disproportioneel/onevenredig kunnen worden. Maar voor nu is die vraag volgens de rechtbank niet aan de orde en acht de rechtbank het Brabants stikstofbeleid op algemeen niveau proportioneel/evenredig.
Individuele toets
De rechtbank maakt daarbij echter een belangrijke kanttekening. De provincie heeft namelijk gekozen voor een generieke aanpak met eisen die gelden voor alle Brabantse veehouders. Zo gelden de eisen ook voor veehouders met stallen op grote afstand van Natura 2000-gebieden. Ook deze veehouders moeten grote investeringen treffen om aan de aangescherpte eisen te voldoen. Maar door de afstand leveren die investeringen mogelijk geen of maar een beperkte milieuwinst op Natura 2000-gebieden op. Als die veehouders geen beroep kunnen doen op compensatie en in hun situatie geen mogelijkheid bestaat om van de regels af te wijken, kan het Brabants stikstofbeleid voor hen onevenredig zijn. In dat geval kan het Brabants stikstofbeleid een individuele disproportionele last opleveren. Dat zou betekenen dat het Brabants stikstofbeleid een ongerechtvaardigde inbreuk maakt op het eigendom van die individuele veehouders.
Vervolg
Of er in de situatie van de individuele veehouders sprake is van een individuele disproportionele last, heeft de rechtbank nog niet beoordeeld. De rechtbank wil van partijen namelijk eerst weten of zij nog een belang hebben bij een oordeel hierover. De reden hiervoor is dat in het coalitieakkoord van de nieuwe Brabantse coalitie weer een verlenging van de realisatietermijn is voorgesteld en is voorgesteld om intern salderen weer mogelijk te maken.
Franca Damen, advocaat Damen Legal