Verplicht ex tunc toetsen bij bouwen
Als een aanvraag voor een omgevingsvergunning bouwen ex tunc kán worden getoetst, dan móet deze ook ex tunc worden getoetst. Dat oordeelde de Raad van State in een uitspraak van 4 november 2020 (ECLI:NL:RVS:2020:2619).
Vaste rechtspraak
Het is vaste rechtspraak dat bij het nemen van een besluit in beginsel het recht moet worden toegepast zoals dat op dat moment geldt. Daarop is in de rechtspraak echter ook een uitzondering gemaakt.
Het bevoegd gezag mag namelijk het recht toepassen zoals dat nog wel gold op het moment van het indienen van een vergunningaanvraag, maar niet meer op het moment van het besluit daarop, als op het moment van het indienen van de aanvraag sprake was van een rechtstreekse aanspraak op het verkrijgen van een omgevingsvergunning bouwen.
Dat is het geval als op het moment van het indienen van de vergunningaanvraag:
- het bouwplan in overeenstemming was met het toen geldende bestemmingsplan en de toen geldende regels in een provinciale ruimtelijke verordening,
- geen voorbereidingsbesluit van kracht was geworden voor een nieuw bestemmingsplan en
- er nog geen nieuw bestemmingsplan ter inzage was gelegd waarmee dat bouwplan in strijd was.
In dat geval mag het bevoegd gezag het recht toepassen zoals dat gold op het moment van het indienen van de vergunningaanvraag.
Geen bevoegdheid, maar een verplichting
Maar rechtbank Oost-Brabant ging in een uitspraak van 5 juli 2019 een stapje verder. De rechtbank oordeelde namelijk dat als een vergunningaanvraag ex tunc kán worden getoetst, deze ook ex tunc móet worden getoetst.
Als namelijk een vergunningaanvraag voor een bouwplan wordt ingediend die voldoet aan alle geldende regels op dat moment, dan mag de aanvrager er in beginsel op vertrouwen dat die regels niet achteraf worden gewijzigd in zijn of haar nadeel. Het bevoegd gezag heeft namelijk bevoegdheden gekregen om te voorkomen dat tijdens de voorbereiding van een wijziging van het bestemmingsplan of een provinciale verordening personen gebruik maken van mogelijkheden op basis van het oude recht dat het bevoegd gezag niet wenselijk vindt. Hiervoor kan het bevoegd gezag een voorbereidingsbesluit vaststellen. Zo’n bevoegdheid zou overbodig zijn als het bevoegd gezag zomaar een wijziging van het recht na het indienen van een vergunningaanvraag ten nadele van de aanvrager kan toepassen in de gevallen dat de aanvraag niet in strijd is met het bestemmingsplan of een provinciale regel.
In de uitspraak van 4 november 2020 heeft de Raad van State dit oordeel van rechtbank Oost-Brabant bevestigd. Volgens de Raad van State heeft de rechtbank terecht overwogen dat de rechtszekerheid zich tegen ex nunc toetsing verzet als ex tunc kan worden getoetst. Ook heeft de rechtbank terecht overwogen dat het aan het bevoegd gezag is een voorbereidingsbesluit te nemen als het onwenselijk wordt geacht dat tijdens het voorbereiden van een nieuw bestemmingsplan of een nieuwe provinciale verordening gebruik wordt gemaakt van de op dat moment nog geldende mogelijkheden in een bestemmingsplan of provinciale verordening.
Dit betekent dus dat een bouwplan verplicht ex tunc moet worden getoetst als wordt voldaan aan de daarvoor geldende voorwaarden.
Franca Damen, advocaat Damen Legal