Maatregel kippenslachterij vanwege verontreiniging kipkarkassen
Ter waarborging van de voedselveiligheid moeten slachterijen aan hygiënevoorschriften voldoen. Wanneer deze voorschriften niet worden nageleefd, kan daartegen handhavend worden opgetreden. Volgens de NVWA worden deze voorschriften niet nageleefd als er sprake is van bezoedelingen op (kip)karkassen, hoe klein dan ook. Op 25 november 2016 heeft de Voorzieningenrechter van het College van Beroep van het bedrijfsleven hierover een voorlopig oordeel gegeven (ECLI:NL:CBB:2016:354).
Situatie
In de uitspraak gaat het over een maatregel die de Staatssecretaris van Economische Zaken, namens deze waarschijnlijk de NVWA, heeft opgelegd aan een kippenslachterij. Volgens de Staatssecretaris zou de slachterij de voedselveiligheidsvoorschriften niet naleven. Daarom heeft de Staatssecretaris bepaald dat de slachterij haar HACCP-systemen moet aanpassen en de bandsnelheid moet verlagen van 7.000 naar maximaal 6.000 kuikens per uur. De slachterij kon zich daarmee niet verenigen en heeft de Voorzieningenrechter verzocht om de maatregel te schorsen.
Juridisch kader
In Verordening (EG) nr. 852/2004 zijn algemene voorschriften inzake levensmiddelenhygiëne vastgelegd. Op grond van artikel 5 van deze verordening moeten exploitanten van levensmiddelenbedrijven zorg dragen voor de invoering, uitvoering en handhaving van één of meer permanente procedures die zijn gebaseerd op de HACCP-beginselen. Hiertoe behoort onder andere het onderkennen van elk gevaar dat voorkomen, geëlimineerd of tot een aanvaardbaar niveau gereduceerd moet worden.
Onder ‘verontreiniging’ moet ingevolge Verordening (EG) nr. 852/2004 worden verstaan:
“de aanwezigheid of introductie van een gevaar”
Voor de definitie van ‘gevaar’ moet worden aangesloten bij de definitie die daarvoor in Verordening (EG) nr. 178/2002, de algemene levensmiddelenverordening, is opgenomen:
“biologisch, chemische of fysisch agens in een levensmiddel of diervoeder, of de toestand van een levensmiddel of diervoeder, met mogelijk nadelige gevolgen voor de gezondheid”
In Verordening (EG) nr. 853/2004 zijn specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong vastgelegd. In bijlage III, sectie II, hoofdstuk IV, bij Verordening (EG) nr. 853/2004 zijn specifieke voorschriften opgenomen voor de hygiëne bij het slachten van pluimvee. Daarin is onder andere bepaald dat het bedwelmen, verbloeden, villen of plukken, het verwijderen van ingewanden en andere vormen van uitslachten zonder onnodig uitstel moeten plaatsvinden op zodanige wijze dat verontreiniging van het vlees wordt voorkomen.
Uitspraak
De slachterij heeft aangevoerd dat zij voldoet aan de voedselveiligheidsvoorschriften en dat ten onrechte overtredingen zijn vastgesteld. Volgens de slachterij hanteert de Staatssecretaris ten onrechte een nulnorm voor mestresten (fecaliën) en kan van een overtreding alleen sprake zijn als er een gevaar bestaat in de zin van de Verordeningen (EG) nr. 852/2004 en 853/2004 en de Verordening (EG) nr. 178/2002. Voor een verdere onderbouwing van haar standpunt heeft de slachterij een rapport van IRAS overgelegd.
De Staatssecretaris heeft aangevoerd dat verontreinigd vlees is besmet met bacteriën en daardoor een ernstig gevaar voor de voedselveiligheid oplevert. Bezoedelingen, hoe klein dan ook, vormen volgens de Staatssecretaris een gevaar voor de volksgezondheid waaraan de consument niet mag worden blootgesteld. Voor een verdere onderbouwing van zijn standpunt heeft de Staatssecretaris een reactie op het rapport van IRAS overgelegd.
Naar het voorlopige oordeel van de voorzieningenrechter zijn de aangetroffen bezoedelingen aan te merken als verontreinigingen in de zin van de Verordeningen. Daarvoor heeft de voorzieningenrechter aansluiting gezocht bij de reactie op het rapport van IRAS, zoals overgelegd door de Staatssecretaris.
Ondanks dat het om een voorlopige voorziening gaat, valt op dat de voorzieningenrechter niet is ingegaan op de feiten in relatie tot de definities van ‘verontreiniging’ (Verordening (EG) nr. 852/2004) en ‘gevaar’ (Verordening (EG) nr. 178/2002). Dat zal in een eventuele beroepsprocedure bij het CBb alsnog gedaan moeten worden. De uitkomst van zo’n procedure zal voor de praktijk van groot belang zijn, aangezien enkel op die manier de eigen uitleg van de Staatssecretaris c.q. NVWA van de relevante verordeningen ter discussie kan worden gesteld.
mw. mr. Franca Damen