Benadeling door handhavingsverzoek

Als iemand ten aanzien jouw bedrijf een handhavingsverzoek indient, kun je daardoor worden benadeeld ten opzichte van andere bedrijven in eenzelfde situatie. Een uitspraak van de Raad van State van 17 juni 2020 (ECLI:NL:RVS:2020:1410) maakt dat duidelijk.

Als er sprake is van een overtreding, dan moet het bevoegd gezag daar in beginsel handhavend tegen optreden. Dat wordt ook wel de beginselplicht tot handhaving genoemd. Het bevoegd gezag kan van handhaving afzien als er sprake is van concreet zicht op legalisatie of als handhavend optreden onevenredig is in verhouding tot de daarmee te dienen belangen.

Het is vaste rechtspraak dat het bevoegd gezag prioriteiten mag stellen bij handhaving. Prioriteitstelling is toegestaan om in het kader van doelmatige handhaving onderscheid te maken in de manier waarop uitvoering wordt gegeven aan de handhavingstaak. Zo kan prioritering bepalend zijn voor de mate waarin toezicht wordt gehouden op het naleven van voorschriften. Ook kan prioritering ertoe leiden dat bij bepaalde lichte overtredingen alleen naar aanleiding van een klacht of een handhavingsverzoek toezicht wordt gehouden en zo nodig handhavend wordt opgetreden. Handhavingsbeleid met prioriteitstelling mag er echter niet toe strekken dat tegen overtredingen met een lage prioriteit nooit handhavend wordt opgetreden.

Als iemand ten aanzien van jouw bedrijf een handhavingsverzoek indient, dan moet het bevoegd gezag hier iets mee. Het bevoegd gezag zal dan moeten beoordelen of er sprake is van een overtreding en of hiertegen handhavend moet worden opgetreden.

Gelet op de beginselplicht tot handhaving is dat in principe logisch. Maar als er sprake is van een kleine overtreding waaraan het bevoegd gezag een lage prioriteit toekent en waarop het bevoegd gezag daarom niet uit zichzelf controleert, ligt dat wat genuanceerder. In dat geval kan er door een handhavingsverzoek van een derde namelijk een onderscheid ontstaan tussen jouw bedrijf met een kleine overtreding en andere bedrijven met dezelfde kleine overtreding. Omdat er ten aanzien van jouw bedrijf een handhavingsverzoek is ingediend, gaat het bevoegd gezag ten aanzien van jouw bedrijf wellicht wél handhavend optreden, maar ten aanzien van die andere bedrijven niet. Dan wordt jouw bedrijf feitelijk dus benadeeld door een handhavingsverzoek.

De Raad van State heeft in de uitspraak overwogen dat het bedrijf dan geen beroep kan doen op het gelijkheidsbeginsel. Volgens de Raad van State is namelijk niet langer sprake van gelijke gevallen als ten aanzien van het bedrijf wel om handhaving is verzocht maar ten aanzien van de andere bedrijven niet. Zo wordt het gelijkheidsbeginsel als gevolg van een handhavingsverzoek dus feitelijk een lege huls.

Franca Damen, advocaat Damen Legal

Handhaving in strijd met vertrouwensbeginsel i.v.m. eigen handhavingsbeleid

Overheden mogen beleid opstellen over de handhaving van overtredingen ten aanzien waarvan zij bevoegd zijn om handhavend op te treden. Zo heeft bijvoorbeeld de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) veel handhavingsbeleid. Overheden hebben zich aan dit eigen beleid te houden. Doen ze dat niet, dan kan handhaving in strijd met het vertrouwensbeginsel zijn. Dit oordeelde het College van Beroep voor het bedrijfsleven in een uitspraak van 19 oktober 2017, gepubliceerd op 6 februari 2018 (ECLI:NL:CBB:2017:426).

Wat was er aan de hand?

De NVWA heeft controles uitgevoerd bij een slachterij. Volgens de NVWA had de slachterij niet alle relevante regels van de levensmiddelenwetgeving nageleefd, omdat verschillende kipkarkassen waren verontreinigd. Voor deze overtredingen zijn aan de slachterij verschillende boetes opgelegd.

De slachterij heeft daar bezwaar tegen gemaakt. Volgens de slachterij heeft de NVWA gecontroleerd in een verkeerde fase van het slachtproces. De controle heeft namelijk plaatsgevonden nog voordat de slachterij de mogelijkheid heeft gehad om de karkassen opnieuw te controleren en deze zo nodig op te knappen. Dit is volgens de slachterij in strijd met het eigen handhavingsbeleid van de NVWA.

Juridisch kader

Als sprake is van een overtreding, moet het bevoegd gezag hiertegen in beginsel handhavend optreden. Als handhaving onevenredig is in verhouding tot de daarmee te dienen belangen of als er sprake is van concreet zicht op legalisatie, mag van handhaving worden afgezien.

Oordeel van de rechter

Naar het oordeel van het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) heeft de controle van de NVWA op de juiste plek bij de slachtlijn plaatsgevonden, althans juist in de zin van de levensmiddelenwetgeving. De controle heeft echter plaatsgevonden op een andere plek dan vermeld staat in het handhavingsbeleid van de NVWA. De slachterij mocht afgaan op de in het handhavingsbeleid gegeven interpretatie van de levensmiddelenwetgeving.

Omdat de controle in afwijking van het handhavingsbeleid heeft plaatsgevonden, is de boeteoplegging in strijd met het vertrouwensbeginsel. Dat de controle in overeenstemming met de levensmiddelenwetgeving heeft plaatsgevonden en dat het handhavingsbeleid tot een ondeugdelijke controle van de levensmiddelenwetgeving leidt, doet daar naar het oordeel van het CBb aan niets af.

Uit deze uitspraak volgt dus dat overheden hun eigen handhavingsbeleid moeten naleven. Doen zij dat niet, dan kan – in ieder geval in deze situatie – met succes een beroep op het vertrouwensbeginsel worden gedaan.

mw. mr. Franca Damen