Referentiesituatie stikstof beweiden en bemesten

Op 29 juli 2021 heeft rechtbank Overijssel een nieuwe uitspraak gedaan over beweiden en bemesten (ECLI:NL:RBOVE:2021:3077). Deze bevat een paar belangrijke conclusies.

Referentiesituatie

Of beweiden en bemesten een toename van stikstofdepositie op Natura 2000-gebied veroorzaakt, moet worden beoordeeld ten opzichte van de ‘referentiesituatie’. Als voor beweiden en bemesten niet eerder een natuurvergunning is verleend, moet worden teruggekeken naar de situatie ten tijde van de ‘Europese referentiedatum’. Dat is, kort gezegd, de datum waarop een natuurgebied de status van Natura 2000-gebied heeft verkregen. Dat is vaak 10 juni 1994, 24 maart 2000 en/of 7 december 2004 (zie hier een overzicht).

Voor de referentiesituatie moet op grond van vaste rechtspraak worden gekeken naar de milieutoestemming (vergunning of melding) die gold ten tijde van de Europese referentiedatum. Ook mag worden gekeken naar algemeen geldende regels waaruit een toestemming kan worden afgeleid.

Maar voor beweiden en bemesten is nooit een individuele milieutoestemming nodig geweest. Daarom was de vraag hoe de referentiesituatie voor beweiden en bemesten moet worden vastgesteld. Rechtbank Overijssel heeft geoordeeld dat hiervoor kan worden gekeken naar het bestemmingsplan zoals dat gold ten tijde van de Europese referentiedatum.

Verweerder stelt zich op het standpunt dat de te hanteren referentiedatum 10 juni 1994 is en dat op dat moment de gronden conform het vigerende bestemmingsplan een agrarische bestemming bezaten, zodat belanghebbende vóór en op de referentiedatum naar nationaal recht toestemming had om deze percelen onbeperkt te bemesten. De rechtbank ziet zich daarmee voor de vraag gesteld of in een situatie als de onderhavige, waarin op het moment van de referentiesituatie geen milieurechtelijke toestemming nodig was voor de activiteit (het bemesten van gronden), de planologische regeling op die referentiedatum kan worden beschouwd als een toestemming waardoor de onderhavige handeling mag worden uitgezonderd van de vergunningplicht. De rechtbank beantwoordt deze vraag bevestigend. Steun daarvoor vindt de rechtbank in de uitspraak van de Afdeling van 29 mei 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1604 (rechtsoverweging 22.4). Daaruit blijkt dat de Afdeling van oordeel is dat aan de voorwaarde dat naar nationaal recht toestemming was verleend, ook wordt voldaan als een activiteit op basis van algemene regels was toegestaan. De ratio is immers – zo blijkt ook uit de uitspraak van de Afdeling van 24 oktober 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BY1068 (rechtsoverweging 4.2) – dat een activiteit rechtmatig plaatsvond voor de relevante referentiedatum. (…)

De rechtbank is – evenals verweerder – van oordeel dat in een situatie als de onderhavige, waarin op het moment van de referentiesituatie geen milieurechtelijke toestemming nodig was voor de activiteit (het beweiden van vee), de planologische regeling op die referentiedatum kan worden beschouwd als een toestemming waardoor de onderhavige handeling mag worden uitgezonderd van de vergunningplicht.”

Voortzetting van de activiteit

Nadat de referentiesituatie voor beweiden en bemesten (op grond van het bestemmingsplan) is vastgesteld, moet volgens de rechtbank worden gekeken of het beweiden en bemesten sinds de referentiesituatie ook daadwerkelijk plaatsvinden en steeds zijn voortgezet. Dit moet ook worden aangetoond.

Hoe moet worden aangetoond dat beweiden en bemesten al die tijd (dus soms al vanaf 10 juni 1994) hebben plaatsgevonden, blijft volgens mij nog steeds de grote vraag.

Franca Damen, advocaat Damen Legal

AERIUS biedt voldoende zekerheid

Het Adviescollege Meten en Berekenen Stikstof heeft in het advies ‘Meer meten, robuuster rekenen’ geconcludeerd dat AERUIS Calculator op dit moment niet doelgeschikt is. Maar door stikstofdepositie te berekenen met AERIUS Calculator wordt de stikstofdepositie niet onderschat. Daarom mag AERIUS Calculator worden gebruikt om stikstofdepositie te berekenen. Dat oordeelde de Raad van State in een uitspraak van 4 augustus 2021 (ECLI:NL:RVS:2021:1760).

“- Adviescollege Meten en Berekenen Stikstof

10. De Vereniging wijst erop dat in het eindrapport van het Adviescollege Meten en Berekenen Stikstof, “Meer meten, robuuster rekenen”, van 15 juni 2020 (hierna: het Eindrapport) staat dat het Adviescollege constateert dat AERIUS, voor zover dat wordt gebruikt voor vergunningverlening, in zijn huidige vorm, niet doelgeschikt is.

10.1.  Het Adviescollege heeft samenvattend geconcludeerd dat de huidige rekenmethodiek die wordt toegepast binnen AERIUS Calculator op dit moment niet doelgeschikt is, omdat de mate van detaillering in de berekening van de depositie niet in balans is met de onzekerheid van de verschillende factoren die de depositie bepalen en er ongelijkheid is in de beoordeling van de verkeersbijdrage ten opzichte van andere bronnen. Op de vraag of er een risico is dat door toepassing van AERIUS de stikstofdepositie op bepaalde Natura 2000-gebieden toeneemt, waardoor de instandhoudingsdoelen in gevaar komen, wordt in paragraaf 3.2.1 van het Eindrapport geconcludeerd dat het gebruik van een beoordelingsdrempel van 0,005 mol/ha per jaar in een AERIUS-berekening suggereert dat alle bronnen die leiden tot die depositie goed in kaart zijn gebracht. Hiermee is de kans op een onverhoopte toename van de stikstofdepositie beperkt. Op dit aspect oordeelt het Adviescollege daarom dat de toepassing van de AERIUS-systematiek geen risico heeft op toename van de stikstofdepositie. Gelet op deze conclusie in het Eindrapport ziet de Afdeling in het algemene betoog van de Vereniging geen aanleiding voor het oordeel dat de gevolgen van dit plan voor het Natura 2000-gebied Kennemerland-Zuid als gevolg van het gebruik van AERIUS Calculator in dit geval zijn onderschat. Hierbij neemt de Afdeling in aanmerking dat in het Stikstofonderzoek staat dat de maximale stikstofdepositie in de bestaande situatie is berekend op 14,20 mol N/ha/jaar, in de aanlegfase op maximaal 2,56 mol N/ha/jaar en in de gebruiksfase op maximaal 1,48 mol N/ha/jaar. Voor zover het betoog verband houdt met de afkappingsafstand van 5 km voor verkeersemissies die in AERIUS Calculator wordt gehanteerd, komt dit betoog hierna afzonderlijk aan de orde.”

In de uitspraak heeft de Raad van State ook nogmaals overwogen dat bij besluiten waarin gebruik wordt gemaakt van AERIUS Calculator, op verzoek inzage moet worden gegeven in de keuzen die zijn gemaakt bij het invoeren in AERIUS Calculator.

11.1.  Zoals de Afdeling heeft overwogen in haar uitspraak van 18 juli 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2454, onder 23, dient een belanghebbende die opkomt tegen een besluit ter onderbouwing waarvan met toepassing van het programma AERIUS Calculator een onderzoek naar de effecten van stikstof is gedaan, inzage te kunnen hebben in de gemaakte keuzen bij de invoer in het programma AERIUS Calculator. Dit brengt mee dat de aan het gebruik van het programma AERIUS Calculator ten grondslag liggende gegevens van de gebruiker, dat wil zeggen diens maatwerk invoergegevens, uit eigen beweging op papier of anderszins waarneembaar worden overgelegd als op de zaak betrekking hebbende gegevens. Daarbij is voldoende dat in of met het besluit duidelijk is gemaakt welke keuzen bij de invoer zijn gemaakt ten aanzien van de maatwerk invoergegevens. Indien belanghebbenden aangeven voor de onderbouwing van hun beroep tevens behoefte te hebben aan (informatie over) standaardgegevens indien die niet in of met het besluit inzichtelijk zijn gemaakt, dan moet het bestuursorgaan deze op verzoek van belanghebbenden ter beschikking stellen op papier of in andere leesbare of waarneembare vorm of de mogelijkheid bieden deze in te zien. Van belanghebbenden kan worden gevergd hun verzoek om informatie en inzage in de maatwerk en standaard invoergegevens en de op basis daarvan met AERIUS Calculator verrichte berekeningen tijdig in de procedure te doen. Daarbij dient – zo mogelijk – te worden aangegeven welke specifieke gegevens het betreft, opdat het bestuursorgaan daar zo gericht en duidelijk mogelijk inzage in kan geven.”

Ook is de Raad van State in de uitspraak nogmaals ingegaan op de nieuwe versies die regelmatig van AERIUS Calculator verschijnen. Een besluit mag worden gebaseerd op de versie van AERIUS die dan beschikbaar is.

“Over nieuwe versies van AERIUS Calculator heeft de Afdeling eerder al overwogen dat de omstandigheid dat AERIUS regelmatig wordt aangepast naar aanleiding van nieuwe gegevens en inzichten niet betekent dat de raad zich bij de vaststelling van het plan niet kan baseren op de versie van AERIUS die dan beschikbaar is en geschikt is voor het maken van de stikstofdepositieberekeningen (zie de uitspraak van 22 april 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1110, onder 12.11).”

Franca Damen, advocaat Damen Legal

Bedrijfsadressen PAS-meldingen moeten openbaar

De minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit moet ook de bedrijfsadressen van PAS-meldingen openbaar maken. Dat is de conclusie van een uitspraak van de uitspraak van rechtbank Noord-Nederland van 25 juni 2021 (ECLI:NL:RBNNE:2021:2715).

In een uitspraak van 27 januari 2021 oordeelde de Raad van State al dat de minister de locatiegegevens van PAS-meldingen openbaar moet maken. Naar aanleiding daarvan heeft de minister de coördinatiepunten van de emissiebronnen openbaar gemaakt. Volgens rechtbank Noord-Nederland is dat gelet op de uitspraak van de Raad van State van 27 januari 2021 niet genoeg.

“Gelet op rechtsoverweging 7. en de door de gemachtigde van verzoekster ingebrachte gronden naar aanleiding van het bestreden besluit van 4 maart 2021 beperkt het geschil zich in dit geval tot de vraag of de locatiegegevens ook de bedrijfsadressen waar de stikstof veroorzakende activiteiten plaatsvinden, omvatten.

8.2. De voorzieningenrechter stelt vast dat de Minister in dit geval heeft geweigerd om de bedrijfsadressen uit de PAS-meldingen te verstrekken. In dit verband constateert de voorzieningenrechter dat de Minister zich in voormeld besluit op het standpunt heeft gesteld dat het geschil zoals voorgelegd aan de voorzieningenrechter en daarmee ook de uitspraak van de voorzieningenrechter zich zou hebben beperkt tot de coördinatiepunten van de emissiebronnen. 

De voorzieningenrechter kan deze motivering van de Minister niet volgen al was het maar omdat, zoals ook uit rechtsoverweging 6. van de uitspraak van 3 juli 2020 (ECLI:NL:RBNNE:2020:2388) blijkt dat ook de Minister er in haar verweer tegen het verzoek van uitging dat het geschil mede zag op de bedrijfsadresgegevens. 

De voorzieningenrechter constateert ook dat voor zover daar al een misverstand over zou hebben kunnen bestaan, de Minister volledige duidelijkheid had kunnen verkrijgen over de betekenis van de uitspraak van de voorzieningenrechter door de uitspraak in het hoger beroep dat zij tegen deze uitspraak heeft ingediend. Dit betreft de uitspraak van 27 januari 2021 van de AbRvS (ECLI:NL:RVS:2021:153), en dan met name de rechtsoverwegingen 6.1, 6.2 en 6.6. (…)

Uit voormelde uitspraak van de AbRvS en de hiervoor aangehaalde rechtsoverwegingen blijkt dat ook de AbRvS van oordeel is dat locatiegegevens als emissiegegevens dienen te worden beschouwd en dat de bedrijfsadresgegevens van de PAS-meldingen als locatiegegevens moeten worden aangemerkt. Hieruit volgt naar het oordeel van de voorzieningenrechter dat deze bedrijfsadresgegevens in de PAS-meldingen als locatiegegevens moeten worden beschouwd en tevens dat deze locatiegegevens als emissiegegevens moeten worden aangemerkt.”

Rechtbank Noord-Nederland heeft de minister opgedragen om alsnog de bedrijfsadresgegevens in de PAS-meldingen openbaar te maken, tenzij dit adres niet gelijk is aan de locatie van de activiteiten waarvoor de melding is gedaan.

Gelet op de manier waarop de minister tot op heden uitvoering heeft gegeven aan de uitspraken, heeft de rechtbank een forse dwangsom aan de uitspraak verbonden. Als de minister de bedrijfsadresgegevens niet op tijd openbaar maakt, moet de minister dus forse dwangsommen betalen.

Franca Damen, advocaat Damen Legal

Lelieteelt en Natura 2000: natuurvergunning nodig?

Op 18 juni 2021 heeft rechtbank Noord-Nederland een uitspraak gedaan over lelieteelt en Natura 2000-gebieden (ECLI:NL:RBNNE:2021:2483). Blijkt uit deze uitspraak nu dat voor lelieteelt mogelijk een natuurvergunning nodig is?

Volgens de rechtbank kan voor lelieteelt mogelijk een natuurvergunning nodig zijn. Daarvoor kunnen verschillende redenen zijn, zoals drainage en/of het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen.

Op basis van de uitspraak kan niet worden gezegd dat voor lelieteelt of andere teelten altijd een natuurvergunning nodig is. Ook kan op basis van de uitspraak niet worden gezegd dat voor drainage en/of het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen altijd een natuurvergunning nodig is.

Natuurvergunningplicht

Een natuurvergunning is alleen nodig als significante effecten van een ‘project’ op een Natura 2000-gebied niet op voorhand kunnen worden uitgesloten.

Er is al snel sprake van een project. Als het gaat om een fysieke ingreep in het natuurlijk milieu, is namelijk al sprake van een project. Zo zijn ook beweiden en bemesten een project. Volgens de rechtbank is lelieteelt ook aan te merken als een project.

Of een project wel of geen significante effecten op een Natura 2000-gebied kan hebben, moet in principe worden beoordeeld ten opzichte van het moment waarop, kort gezegd, een natuurgebied de status van Natura 2000-gebied heeft verkregen. Dat wordt de Europese referentiedatum genoemd. De Europese referentiedatum is vaak 10 juni 1994, 24 maart 2000 en/of 7 december 2004. Als alles ten opzichte van toen hetzelfde is gebleven of niet is verslechterd, zal er in principe geen sprake zijn van significante effecten. In dat geval is geen natuurvergunning nodig.

Maar als er sinds de Europese referentiedatum bijvoorbeeld extra percelen voor lelieteelt zijn gebruikt, kan er mogelijk wel sprake zijn van significante effecten. Dat moet dan worden beoordeeld.

Gebruik van extra percelen

Het gebruik van extra percelen voor lelieteelt sinds de Europese referentiedatum was voor de rechtbank een van de redenen om te oordelen dat de lelieteelt mogelijk significante effecten op Natura 2000-gebied kan hebben. In dit geval was de lelieteelt tussen 1990 en 2021 uitgebreid van 1 ha tot 100 ha (met nog altijd een uitbreiding).

De provincie had gelet op de uitbreiding van de lelieteelt sinds de Europese referentiedatum moeten beoordelen of de lelieteelt significante effecten op Natura 2000-gebied kan hebben. Zo nee, dan is geen natuurvergunning nodig voor de lelieteelt. Zo ja, dan is wel een natuurvergunning nodig voor de lelieteelt.

Drainage

De lelieteelt kan mogelijk significante gevolgen voor Natura 2000-gebieden hebben vanwege de aangelegde drainage. De provincie had hier wel onderzoek naar laten uitvoeren, maar dat onderzoek was beperkt tot een aantal nieuwe percelen voor de lelieteelt. Dat onderzoek had gelet op de uitbreiding op meer percelen moeten zien. Ook had de provincie daarbij moeten onderzoeken of er cumulatieve effecten met andere projecten zijn. De provincie had dat volgens de rechtbank ten onrechte niet onderzocht.

Overigens heeft de Raad van State in een uitspraak van 15 februari 2017 ook al eens vastgesteld dat er voor drainage een natuurvergunning nodig kan zijn.

Gewasbeschermingsmiddelen

Ook het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen/bestrijdingsmiddelen kan volgens de rechtbank mogelijk significante gevolgen voor Natura 2000-gebieden veroorzaken. Dat deze middelen in zijn algemeenheid worden onderzocht door het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden, ook op effecten voor de natuur, is volgens de rechtbank onvoldoende.

Daarbij heeft de rechtbank ook het Onderzoek Bestrijdingsmiddelen en Omwonenden (OBO) betrokken. Uit het OBO blijkt dat restanten van gewasbeschermingsmiddelen zijn aangetroffen bij zowel omwonenden die dicht bij de bespoten bollenvelden wonen als bij deelnemers uit de controlegroep die verder dan 500 meter van een agrarisch veld wonen. Dat betekent dat ook op afstanden van meer dan 250 meter restanten van gewasbeschermingsmiddelen neerslaan, aldus de rechtbank. Daarom had de provincie ook hiernaar verder onderzoek moeten doen.

Gevolgen

De uitspraak van rechtbank Noord-Nederland maakt duidelijk dat voor teelten, bijvoorbeeld vanwege drainage en/of het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen, een natuurvergunning nodig kan zijn. Of daadwerkelijk een natuurvergunning nodig is, hangt van verschillende factoren af. In de kern gaat het erom of duidelijk kan worden gemaakt dat de teelt geen significante effecten voor Natura 2000-gebied veroorzaakt. Dat brengt in ieder geval weer extra onderzoek met zich.

Franca Damen, advocaat Damen Legal

Wet stikstofreductie en natuurverbetering in werking

Op 1 juli 2021 treedt de Wet stikstofreductie en natuurverbetering in werking. De belangrijkste onderdelen van deze wet zijn de stikstofreductiedoelen, het programma stikstofreductie en natuurverbetering, het legaliseren van PAS-meldingen en de vrijstelling voor de bouwsector.

Bekendmakingen

De Wet stikstofreductie en natuurverbetering is op 24 maart 2021 bekend gemaakt in het Staatsblad (2021, 140). Op 18 juni 2021 is in het Staatsblad (2021, 288) bekend gemaakt dat de wet op 1 juli 2021 in werking treedt.

De Wet stikstofreductie en natuurverbetering wijzigt de Wet natuurbescherming. Daarin wordt een aantal artikelen toegevoegd. De basis voor de wetswijziging is de structurele aanpak stikstof.

Stikstofreductiedoelen

Een van de belangrijkste onderdelen van de Wet stikstofreductie en natuurverbetering ziet op de stikstofreductiedoelen. In de wet is vastgelegd dat de stikstofdepositie op stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden zo ver moet worden gereduceerd dat de stikstofdepositie:

  • in 2025 in ten minste 40% van “het areaal van de voor stikstof gevoelige habitats in Natura 2000-gebieden” (stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden) de kritische depositiewaarde (KDW) niet overschrijdt;
  • in 2030 in ten minste 50% van het areaal van stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden de KDW niet overschrijdt;
  • in 2035 in ten minste 74% van het areaal van stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden de KDW niet overschrijdt.

Dat betekent dat de stikstofdepositie de komende jaren vergaand moet worden gereduceerd. Daarvoor zullen bronmaatregelen worden genomen. Die zullen worden opgenomen in het programma stikstofreductie en natuurverbetering.

De stikstofreductiedoelen – juridisch ‘omgevingswaarden’ genoemd – zijn resultaatsverplichtingen. Dat betekent dat de doelen moeten worden bereikt. Daarvoor kunnen maatregelen worden opgelegd. Als de maatregelen niet voldoende blijken te zijn, kunnen extra maatregelen worden opgelegd.

Programma stikstofreductie en natuurverbetering

De minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit moet een programma stikstofreductie en natuurverbetering vaststellen:

  • voor het verminderen van stikstofdepositie op stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden om te voldoen aan de stikstofreductiedoelen, en
  • voor het bereiken van de instandhoudingsdoelstellingen voor de stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden.

Met het oog hierop moet het programma stikstofreductie en natuurverbetering ook tussentijdse doelstellingen bevatten. Die tussentijdse doelstellingen zijn – anders dan de stikstofreductiedoelen – inspanningsverplichtingen.

Over de inhoud van het programma stikstofreductie en natuurverbetering worden in het Besluit natuurbescherming verdere regels gesteld.

Dat geldt ook voor de monitoring en bijsturing. Er moet namelijk worden gemonitord of wordt voldaan aan de stikstofreductiedoelen. Ook moeten (1) de voortgang en de gevolgen van de maatregelen, die zijn opgenomen in het programma stikstofreductie en natuurverbetering, en (2) de ontwikkeling van de staat van instandhouding van de stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden worden gemonitord.

Als uit de monitoring blijkt dat met het programma stikstofreductie en natuurverbetering niet aan de stikstofreductiedoelen kan worden voldaan, moet de minister het programma wijzigen. Daarnaast moet het programma sowieso minimaal iedere zes jaar worden geactualiseerd.

Legaliseren PAS-meldingen

De Wet stikstofreductie en natuurverbetering regelt het legaliseren van PAS-meldingen. In de wet staat de wettelijke opdracht voor de minister en de provincies om PAS-meldingen en ‘PAS-berekeningen’ (activiteiten die op grond van het PAS zijn uitgevoerd en die een stikstofdepositie van maximaal 0,05 mol hadden) te legaliseren. Voorwaarde is wel dat werd voldaan aan de voorwaarden van artikel 2.12 van het Besluit natuurbescherming zoals dat gold op 28 mei 2019.

Hiermee wil de overheid invulling geven aan het rechtszekerheidsbeginsel voor bedrijven die op basis van het Programma Aanpak Stikstof (PAS) te goeder trouw hebben gehandeld.

Voor het legaliseren van PAS-meldingen en PAS-berekeningen wordt een legalisatieprogramma vastgesteld. In dit programma moeten extra bronmaatregelen worden opgenomen om de stikstofdepositie van de PAS-meldingen en PAS-berekeningen te mitigeren/compenseren. Deze bronmaatregelen komen bovenop de bronmaatregelen die nodig zijn om de stikstofreductiedoelen te behalen.

Zodra de bronmaatregelen uit het legalisatieprogramma voor een afname van stikstofdepositie zorgen, kunnen PAS-meldingen en PAS-berekeningen gelegaliseerd gaan worden.

Vrijstelling voor de bouwsector

In de Wet stikstofreductie en natuurverbetering is in een vrijstelling van de natuurvergunningplicht opgenomen voor activiteiten in de bouwsector. Die vrijstelling geldt alleen voor de aanleg-/bouwfase in de bouwsector en dus niet voor de gebruiksfase. Dit betekent dat de vrijstelling alleen geldt voor tijdelijke stikstofdepositie en niet voor permanente stikstofdepositie. Dit is verder uitgewerkt in het Besluit natuurbescherming.

Franca Damen, advocaat Damen Legal

1 4 5 6 7 8 12