Toetsingskader omgevingsvergunning o.b.v. overgangsrecht
Als een bouwwerk door een calamiteit teniet gaat, mag het op basis van het overgangsrecht in een bestemmingsplan worden vernieuwd of veranderd. Dat geldt ook als het bouwwerk in strijd is met dat bestemmingsplan. Voor het vernieuwen of veranderen van het bouwwerk is een omgevingsvergunning bouwen nodig. Maar als het bouwwerk in strijd is met het bestemmingsplan, wat is dan het beoordelingskader voor die vergunningaanvraag? De Raad van State ging hier in een uitspraak van 25 januari 2017 (201600261, ECLI:NL:RVS:2017:158) op in.
In deze uitspraak ging het over een pand dat door een brand grotendeels was verwoest. Het pand werd destijds gebruikt als café / restaurant en bedrijfswoning. Het gebruik als restaurant en bedrijfswoning is toegestaan op grond van het bestemmingsplan, maar het gebruik als café niet. De eigenaar van het pand heeft een omgevingsvergunning aangevraagd voor het gedeeltelijk herbouwen van het pand.
Het overgangsrecht van het ter plaatse geldende bestemmingsplan bepaalt dat een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel op grond van een omgevingsvergunning bouwen gebouwd mag worden, en afwijkt van het bestemmingsplan:
- gedeeltelijk mag worden vernieuwd of veranderd;
- na het tenietgaan door een calamiteit geheel mag worden vernieuwd of veranderd, mits een omgevingsvergunning bouwen wordt aangevraagd binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk teniet is gegaan.
In beide situaties geldt de voorwaarde dat de afwijking van het bestemmingsplan naar aard en omvang niet mag worden vergroot.
Een aanvraag voor een omgevingsvergunning bouwen hoeft – wat betreft het mogelijk van toepassing zijn van het overgangsrecht – alleen te worden getoetst aan het bouwovergangsrecht in het bestemmingsplan. De vergunningaanvraag hoeft dus niet getoetst te worden aan het gebruiksovergangsrecht.
Verder is van belang dat het karakter van het bouwovergangsrecht met zich brengt dat met toepassing daarvan geen omgevingsvergunning bouwen kan worden verleend als het gebruik dat de aanvrager na het realiseren van de bouw opnieuw van het bouwwerk wil maken gedurende geruime tijd gestaakt is geweest.
In de situatie die aan de orde was in de uitspraak van 25 januari 2017 had de eigenaar binnen enkele maanden na de brand de omgevingsvergunning voor de gedeeltelijk herbouw aangevraagd. Gelet hierop is het volgens de Raad van State aannemelijk dat de eigenaar voortdurend – en in ieder geval nog ten tijde van de besluitvorming over de vergunningaanvraag – de intentie heeft gehad om het gebruik van het pand als café voort te zetten. Dat het gebruik nog niet was hervat, doet daar naar het oordeel van de Raad van State niets aan af.
mw. mr. Franca Damen