Extern salderen, hoe zit het nu?

Sinds 29 mei 2019 is het wettelijk gezien weer mogelijk om extern te salderen om een natuurvergunning te verkrijgen. Lange tijd hebben provincies daar echter geen medewerking aan verleend en ook nu nog wordt extern salderen in veel gevallen geblokkeerd. Hoe zit het nu met extern salderen?

PAS-uitspraak

Toen het Programma Aanpak Stikstof (PAS) gold, was het wettelijk verboden om extern te salderen. Na het onderuit gaan van het PAS in de PAS-uitspraak van 29 mei 2019 was extern salderen wettelijk gezien weer mogelijk.

Provincies verleenden echter nog geen medewerking aan het verlenen van natuurvergunningen met toepassing extern salderen, dit in afwachting van (landelijk) beleid hierover.

Provinciale beleidsregels

Op 8 oktober 2019 hebben de provincies vervolgens beleidsregels voor intern en extern salderen vastgesteld. Op grond hiervan was extern salderen onder voorwaarden weer mogelijk, behalve met een bedrijf dat op 4 oktober 2019 beschikte over dier- of fosfaatrechten. Nadat verschillende provincies kort na 8 oktober 2019 de beleidsregels hebben ingetrokken of opgeschort, hebben alle provincies op 10 december 2019 nieuwe beleidsregels voor intern en extern salderen vastgesteld. Op grond hiervan is extern salderen echter nog steeds niet mogelijk met een bedrijf dat op 4 oktober 2019 beschikte over dier- of fosfaatrechten.

De gedachte hierachter was dat het de bedoeling was om bij de verkoop van ammoniakrechten ten behoeve van extern salderen de bijbehorende dier- of fosfaatrechten in te trekken. Ondanks dat de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit in een Kamerbrief van 7 februari 2020 heeft aangegeven hiervan af te zien bij verkoop door private partijen, is extern salderen tot op heden niet mogelijk met bedrijven die op 4 oktober 2019 beschikten over dier- of fosfaatrechten.

Wanneer en onder welke voorwaarden weer extern salderen?

De minister wil voor de zomer aangeven wanneer en onder welke voorwaarden extern salderen met veehouderijen weer mogelijk wordt. Daarvoor heeft de minister – onder andere in reactie op verschillende Kamervragen – wel al enkele hoofdlijnen kenbaar gemaakt.

  1. Een ongerichte en ongecontroleerde opkoop van veehouderijen moet worden voorkomen (zie daarvoor ook de Kamerbrief van 7 februari 2020).
  2. Een initiatiefnemer moet zich vooraf melden bij de provincie over een voorgenomen aankoop van ammoniakrechten van een veehouderij. Zo kunnen provincies een aankoop afwegen in het licht van de gebiedsgerichte aanpak.
  3. De gebiedsplannen gaan op termijn mogelijk het afwegingskader vormen op basis waarvan de provincies in het kader van de gebiedsgerichte aanpak een aanvraag voor een natuurvergunning met extern salderen kunnen toewijzen of afwijzen.
  4. Sloop of herbestemming wordt mogelijk een voorwaarde voor extern salderen, om op die manier leegstand te voorkomen.
  5. Extern salderen met veehouderijen wordt gedurende één jaar mogelijk. Daarna wordt op basis van een “grondige evaluatie” van het gebruik en de effecten besloten of de regeling wordt verlengd.

Daarnaast valt nog een aantal punten in relatie tot extern salderen op.

  1. De regeling moet ontwikkelingsruimte voor urgente maatschappelijke opgaven borgen.
  2. De minister bekijkt de mogelijkheden om vrijvallende ruimte bij extern salderen in te zetten voor het legaal houden van PAS-meldingen en voor bijvoorbeeld een depositiebank voor alle sectoren.

Extern salderen met veehouderijen zal naar verwachting dus niet meer geheel vrij zijn, zoals het geval was vóór inwerkingtreding van het PAS. Een veehouder lijkt zijn ammoniakrechten namelijk niet meer vrij te kunnen verkopen aan een andere partij. De andere partij (de beoogde koper) moet zich immers eerst melden bij de provincie, zodat de provincie kan beoordelen of de door de beoogde koper gewenste ontwikkeling wel past binnen de kaders van de provincie. Op die manier lijken provincies een grote stempel te kunnen drukken op extern salderen.

Ik begrijp goed de wens van de minister en de provincies om het ongericht en ongecontroleerd opkopen van veehouderijen te voorkomen. Maar voorkomen moet worden dat provincies feitelijk een ‘veto’ kunnen uitspreken over beoogde ontwikkelingen en op die manier bijvoorbeeld extern salderen tussen veehouderijen onderling kunnen tegengaan. Ik ben dan ook erg benieuwd onder welke voorwaarden extern salderen met veehouderijen exact mogelijk zal worden.

Franca Damen, advocaat Damen Legal

Advies ‘Niet alles kan’ van adviescollege stikstofproblematiek Remkes

Op 25 september 2019 bracht het adviescollege stikstofproblematiek Remkes haar eerste advies ‘Niet alles kan’ uit. Dit advies bevat aanbevelingen voor de stikstofproblematiek voor de korte termijn. Het volledige advies is hier te lezen. In dit artikel bespreek ik de hoofdlijnen van het advies.

Belangrijkste conclusies

De belangrijkste conclusies uit het advies zijn naar mijn mening als volgt:

  1. De stikstofdepositie moet substantieel omlaag. Daarvoor moeten op de korte termijn maatregelen worden getroffen in de veehouderij, mobiliteit, industrie en bouwsector. Het gaat daarbij voornamelijk om een gebiedsgerichte aanpak. Daarnaast moeten de overheden de natuurherstelmaatregelen uitvoeren.
  2. Vergunningverlening moet weer worden opgepakt. Intern en extern salderen zijn hierbij mogelijk, alsook de ADC-toets. Bij salderen moet worden afgeroomd. Afroming geldt in ieder geval voor latente ruimte, en daarnaast ook voor een reductie van de emissies.
  3. Ruimte die ontstaat door maatregelen mag maar beperkt worden gebruikt om knelpunten op te lossen.
  4. Het wijzigen of intrekken van vergunningen kan een aangewezen maatregel zijn. PAS-vergunningen kunnen (gedeeltelijk) worden ingetrokken als hiervan niet binnen twee jaar gebruik is gemaakt.

Aanleiding

De aanleiding van het advies is de uitspraak van de Raad van State van 29 mei 2019 over het Programma Aanpak Stikstof (PAS). Voor een samenvatting van deze uitspraak verwijs ik naar deel 9 van mijn blogserie over deze uitspraak.

Het adviescollege merkt over de PAS-uitspraak op dat de uitspraak vooral aangeeft dat een deugdelijke onderbouwing van het PAS ontbrak. Dat betekent dat opnieuw moet worden gekeken naar de onderbouwing voor de vele besluiten en vrijgestelde activiteiten. De PAS-uitspraak betekent niet dat geen enkele vergunning meer mag worden verleend en evenmin dat er in het geheel geen ruimte is voor vergunningverlening.

Uitgangspunten

Het stikstofprobleem hangt samen met andere transitieopgaven. Het adviescollege beschouwt het oplossen van het stikstofprobleem in samenhang met bijvoorbeeld luchtkwaliteit, CO2-reductie en kringlooplandbouw.

Het adviescollege geeft advies voor de periode van september 2019 tot en met eind 2020 en gaat daarbij uit van de bestaande wetgeving. De bestaande wetgeving is de natuurwetgeving zonder het PAS-toetsingskader.

Geloofwaardig en aantoonbaar herstel van Natura 2000-gebieden en een reductie van emissies is noodzakelijk. Er is een drastische daling van stikstofemissies en –depositie nodig. De daadwerkelijke vermindering van uitstoot van stikstofoxide (NOx) en ammoniak (NH3) mag slechts deels worden gebruikt voor de aanpak van knelpunten.

Verschillende sectoren leveren een bijdrage aan de overbelasting van stikstof op Natura 2000-gebieden. Van al deze sectoren mag dan ook een bijdrage aan oplossende maatregelen worden gevraagd, in een evenwichtige verhouding, waarbij kosteneffectiviteit in ogenschouw wordt genomen.

De huidige impasse is zo complex, dat vergunningverlening op korte termijn niet over de volle breedte weer kan worden vlotgetrokken. Niet alles kan.

Hoe snel verbetereffecten zichtbaar worden, en daarmee ruimte ontstaat voor het oplossen van knelpunten, is afhankelijk van hoe voortvarend wordt besloten over de te treffen maatregelen en de omvang daarvan, en hoe snel hieraan uitvoering wordt gegeven.

Het adviescollege doet alleen aanbevelingen. Het is aan de politiek om keuzes te maken.

Hoofdlijn advies voor korte termijn

Het adviescollege geeft de volgende aanbevelingen op hoofdlijnen.

  1. Er zijn specifieke, gebiedsgerichte bronmaatregelen nodig, die zijn gericht op het reduceren van emissies en deposities. Alle sectoren moeten hieraan een bijdrage leveren, in een evenwichtige verhouding, waarbij kosteneffectiviteit moet worden meegenomen.
  2. De herstel- en verbetermaatregelen moeten onverkort en zo snel mogelijk worden uitgevoerd en waar nodig geïntensiveerd, gericht op geloofwaardig en aantoonbaar herstel van Natura 2000-gebieden.
  3. De emissiereductie van deze maatregelen moet in beeld worden gebracht. Ook moet in beeld worden gebracht wat de gevolgen zijn voor de depositie in de Natura 2000-gebieden en op de locaties met stikstofgevoelige habitats. Uitgangspunt is dat afroming plaatsvindt. De punten 1 en 2 zijn randvoorwaardelijk voor het oplossen van de knelpunten en voor toekomstige vergunningverlening.
  4. De ruimte die ontstaat na het treffen van maatregelen, moet eerst worden gebruikt voor vergunningverlening van activiteiten die onder het PAS waren vrijgesteld. Hiervoor mag geen latente ruimte worden gebruikt om depositiestijging te voorkomen.
  5. Intern salderen en extern salderen zijn mogelijk. Hierbij moet wel afroming plaatsvinden. Deze afroming betreft in ieder geval de latente ruimte. Daarnaast moet ook worden bijgedragen aan emissiereductie. De ADC-toets kan ook worden toegepast, maar daarvoor mogen de verwachtingen niet te hoog zijn.
  6. Het Rijk en de provincies bepalen in onderlinge afstemming de voorwaarden waaronder de ruimte mag worden benut. Het Rijk moet voldoende financiële middelen ter beschikking stellen voor verwerving of sanering en voor natuurherstel.
  7. Provincies nemen de regie voor de gebiedsgerichte aanpak.

Korte-termijn-maatregelen

Het adviescollege adviseert voor de korte termijn een pakket aan noodmaatregelen om de bestaande emissies substantieel te verkleinen. Deze maatregelen hoeven niet permanent te zijn, maar moeten wel aan een aantal randvoorwaarden voldoen. De belangrijkste randvoorwaarden zijn als volgt:

  • de uitvoering van de maatregelen moet geborgd zijn en
  • de maatregelen moeten aantoonbaar tot emissiereductie leiden.

Maar een deel van de gerealiseerde reductie is beschikbaar voor de aanpak van knelpunten. Er moet dus afroming plaatsvinden.

Het adviescollege adviseert voor de korte termijn maatregelen te treffen in de volgende sectoren:

  • veehouderij;
  • mobiliteit;
  • industrie;
  • bouwsector.
Veehouderij

Voor de veehouderij adviseert het adviescollege het volgende.

  1. Geen generieke volumebeperkingen in de verschillende veehouderijsectoren.
  2. Een selectieve, gebiedsspecifieke en doelgerichte reductie van ammoniakemissies die zijn gerelateerd aan de veehouderij. Dit kan door gerichte verwerving of sanering van agrarische bedrijven met relatief hoge emissies of verouderde stalsystemen in en nabij Natura 2000-gebieden. Provincies nemen de regie voor deze gebiedsgerichte aanpak.
  3. De PAS-bronmaatregelen moeten worden verplicht. Hiervoor moet een tijdpad worden vastgesteld.
  4. Daarnaast zijn nieuwe maatregelen nodig. Deze moeten worden verplicht.
  5. Uiteindelijk is op basis van een beheerplan onteigening juridisch mogelijk.
  6. Blijvende veehouderijen moeten versneld de meest actuele milieupraktijk (best environmental means) toepassen. Hiervoor moet een duidelijk tijdpad worden vastgesteld, zodat verdergaande emissiereductie versneld wordt bereikt.
  7. Nieuwe technologieën en innovatieve ontwikkelingen moeten sneller worden erkend.
  8. De toepassing van emissiereducerende technieken en –praktijken moet worden versneld door deze via experimenteerruimte vroegtijdig toe te staan. Ook is financiële steun essentieel om bestaande technieken vervroegd te kunnen afschrijven ten behoeve van de aanschaf van innovatieve emissiereducerende technieken.
  9. Het adviescollege is van mening dat de door Zuivel NL voorgestelde maatregelen een constructieve bijdrage leveren aan de reductie van ammoniakemissies.
Mobiliteit

Voor het wegverkeer adviseert het adviescollege een snelheidsverlaging op rijks- en provinciale wegen, zo nodig gedifferentieerd naar wegen of gebieden waarbij de snelheidsbeperkende maatregelen worden gericht op aantoonbare effecten in kwetsbare Natura 2000-gebieden.

In het tweede advies zal het adviescollege zich op mogelijke emissiebeperkende maatregelen richten voor het openbaar vervoer, vrachtvervoer, de scheepvaart (met name de binnenvaart en de kustvaart) en de luchtvaart.

Industrie

Voor de industrie adviseert het adviescollege om in beeld te brengen in hoeverre verschillende industriële sectoren een negatieve bijdrage leveren aan de stikstofdepositie in Natura 2000-gebieden, welke maatregelen nodig zijn en welk (activerend) beleid kan worden gevoerd vanuit het Rijk en de provincies voor het stimuleren van de toepassing van nieuwe technieken en voor innovaties in de industriële sector. Een integrale blik van het stikstofprobleem in samenhang met luchtkwaliteit, CO2-reductie, de transitie naar duurzame energie en de kringlooplandbouw is hierbij van belang.

Bouwsector

In de bouw is winst te behalen door modulair, energieneutraal, circulair en natuurinclusief bouwen en beter gebruik van innovatieve technieken en materialen. Dat geldt ook voor bedrijven die aanleg-, beheer- en onderhoudswerkzaamheden uitvoeren in Natura 2000-gebieden. Deze bedrijven moeten worden gestimuleerd om deze werkzaamheden emissiearm uit te voeren.

Het adviescollege adviseert aanbestedingsvoorwaarden en vergunningvoorwaarden hierop aan te passen.

Intrekking en wijziging van vergunningen

In sommige gevallen kan het wijzigen of intrekken van vergunningen aangewezen zijn. Dat is alleen het geval als wordt aangetoond dat intrekking of wijziging de enige passende maatregel is om verslechtering of significante verstoringen in een Natura 2000-gebied te voorkomen of als zo’n maatregel onderdeel uitmaakt van generiek beleid voor een gebied of sector.

Het adviescollege vindt een maatregel ten aanzien van vigerende vergunningen wenselijk om nieuwe deposities te voorkomen. Dit kan in de vorm van afroming van niet-benutte (latente) vergunningruimte. Het adviescollege wijst hierbij op de beleidslijn van provincies onder het PAS dat een project binnen twee jaar na vergunningverlening moet zijn gerealiseerd. Als het project niet binnen die (realisatie)termijn is gerealiseerd, kan de provincie de vergunning (gedeeltelijk) intrekken.

Dit geldt ook voor latente ruimte bij activiteiten die onder het PAS waren vrijgesteld van de vergunningplicht, maar nu alsnog een natuurvergunning nodig hebben. Het gaat om maatwerk, waarbij rekening moet worden gehouden met al gedane investeringen of andere uitvoeringshandelingen.

Ruimte voor knelpunten

Het adviescollege adviseert om de vrijkomende ruimte te gebruiken om knelpunten op te lossen die betrekking hebben op:

  • activiteiten die onder het PAS waren vrijgesteld van de vergunningplicht;
  • tijdelijke emissies als na realisatie sprake zal zijn van een lagere emissie of nul-emissie;
  • vernietigde vergunningen waarvoor opnieuw een aanvraag moet worden ingediend bij het bevoegd gezag.

Beweiden en bemesten

Het adviescollege wil hier nader onderzoek naar doen en brengt hierover voor het eind van 2019 een tussentijds advies uit.

AERIUS Calculator

AERIUS Calculator moet zo snel mogelijk operationeel zijn voor het doorrekenen van activiteiten in de agrarische sector.

Drempelwaarde

Het adviescollege staat op zich positief tegenover het opnieuw invoeren van een drempelwaarde, mits het reductiebeleid daarvoor voldoende ruimte biedt. Vooralsnog ontbreekt hiervoor een deugdelijke juridische onderbouwing. Daarom acht het adviescollege dit op de korte termijn niet haalbaar.

Vergunningverlening

Het adviescollege heeft enkele aanbevelingen voor vergunningverlening gedaan. Deze aanbevelingen zijn hier te lezen.

Meten en monitoren

Het adviescollege vraagt aandacht voor de verhouding tussen een modelmatige benadering en metingen. Het is nodig om te weten wat echte oorzaken zijn van de stikstofproblematiek. Welke deposities hebben aantoonbaar nadelige gevolgen? Het verdient aanbeveling om meer gebruik te maken van validatie op basis van metingen.

Rol Rijk, provincies en gemeenten

De betrokken overheden zullen intensief moeten samenwerken. Het adviescollege heeft een overzicht gegeven van de rol van het Rijk, de provincies en de gemeenten. Dit overzicht is hier te lezen.

Intern en extern salderen

Intern en extern salderen zijn mogelijk. In beide gevallen is afroming – van latente ruimte naast de reductie van emissies – van belang. Het adviescollege adviseert om de randvoorwaarden vast te leggen in beleid en bij intern salderen minder vergaand af te romen dan bij extern salderen.

Het adviescollege adviseert om aanvankelijk uit te gaan van hetzelfde afromingspercentage in alle gebieden en op een later moment invulling te geven aan gebiedsspecifieke afroming. Daarbij kan bij extern salderen de dan geldende overschrijding van de kritische depositiewaarde als maatstaf worden gebruikt voor het percentage dat wordt afgeroomd.

Bij extern salderen zijn er in de basis twee mogelijkheden, namelijk tussen private partijen en via overheidsinterventie (door bijvoorbeeld depositiebanken). Het adviescollege adviseert om nader onderzoek te doen naar depositiebanken.

ADC-toets

De mogelijkheid om op basis van de ADC-toets een vergunning te verlenen, is opgenomen in de vigerende wetgeving. De ADC-toets vormt in lang niet alle gevallen een begaanbare route. Voor zover de alternatieventoets (A) en de dwingende reden van groot openbaar belang (D) al goed kunnen worden onderbouwd, zal compensatie (C) in veel gevallen niet eenvoudig zijn. Daarvoor is onder andere van belang dat compensatie in beginsel gerealiseerd zal moeten zijn voordat de uitvoering van een plan of project kan starten.

mw. mr. Franca Damen

Natuurvergunningverlening weer gedeeltelijk op gang

Vanaf 16 september 2019 komt natuurvergunningverlening weer gedeeltelijk op gang. Dit liet de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit weten in een Kamerbrief van 13 september 2019.

AERIUS Calculator en intern salderen

Op 16 september 2019 komt een nieuwe, geactualiseerde versie van AERIUS Calculator beschikbaar. Met dit rekenprogramma kan de stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden weer worden berekend.

Als uit een berekening met AERIUS Calculator blijkt dat een activiteit niet tot een toename van stikstofdepositie op een Natura 2000-gebied leidt, dan kan deze activiteit doorgang vinden. Hierbij mag rekening worden gehouden met intern salderen.

Beleid extern salderen en ADC-toets

Het is nog niet mogelijk om natuurvergunningen aan te vragen op basis van extern salderen of de ADC-toets (er zijn geen Alternatieven voor de activiteit, er is sprake van een Dwingende reden van groot openbaar belang en er worden Compenserende maatregelen getroffen). Hiervoor wordt op landelijk niveau nog beleid ontwikkeld. Ook zijn de mogelijkheden voor het gebruik van extern salderen en de ADC-toets onderdeel van het advies van het adviescollege stikstofproblematiek. Dit advies wordt in de week van 23 september 2019 verwacht.

De voorwaarden waaronder toestemmingverlening mogelijk is, zullen strikt zijn gelet op de ingrijpende PAS-uitspraak.

Activiteiten onder de drempel-/grenswaarde

Activiteiten die de afgelopen jaren met toepassing van de uitzondering op de natuurvergunningplicht voor activiteiten met een stikstofdepositie onder de drempel-/grenswaarde zijn gerealiseerd of verricht, zijn als gevolg van de PAS-uitspraak alsnog vergunningplichtig. Voor deze activiteiten wordt gestreefd naar legalisatie.

Ook dit wordt meegenomen in het advies van het adviescollege stikstofproblematiek, dat in de week van 23 september 2019 wordt verwacht.

Maatregelen

De natuurherstelmaatregelen en de bronmaatregelen uit het PAS worden voortgezet. In een eerdere Kamerbrief heeft de Minister al aangegeven dat de mogelijkheden voor een aanvullend bronmaatregelenpakket – voor verschillende sectoren – worden onderzocht. In de Kamerbrief van 13 september 2019 heeft de Minister expliciet aangegeven dat bronmaatregelen integraal onderdeel zijn van de oplossingen om stikstofemissies terug te dringen en dat daarbij geen taboes uit de weg worden gegaan.

Fundamentele keuzes

De PAS-uitspraak heeft ingrijpende gevolgen voor veel sectoren van de economie en raakt zowel bedrijven als burgers. Wettelijke oplossingen op nationaal niveau bieden daarbij geen perspectief, omdat het stikstofbeleid is gebaseerd op de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn. ‘Dit alles maakt duidelijk dat het oplossen van het stikstofprobleem fundamentele keuzes vergt’, aldus de Minister in de Kamerbrief van 13 september 2019.

Inventarisatie projecten

Er is een inventarisatie van projecten uitgevoerd die mogelijk gevolgen ondervinden van de PAS-uitspraak. Het gaat om ruim 18.000 projecten.

Pas op de plaats terecht?

Het is duidelijk dat de overheid na de PAS-uitspraak een pas op de plaats heeft gemaakt. De natuurvergunningverlening is na de uitspraak namelijk stilgelegd en blijft voor veel projecten voorlopig ook nog stilgelegd.

Dat er na de PAS-uitspraak wordt gezocht naar een oplossing voor het stikstofprobleem, begrijp ik. Juridisch gezien is het echter onterecht dat natuurvergunningverlening na de PAS-uitspraak is stilgelegd. Zoals ook een rechter op 10 september 2019 aan de provincie voorhield, geldt er ook na de PAS-uitspraak namelijk gewoon een toetsingskader voor natuurvergunningverlening en hebben provincies zich te houden aan de wettelijke beslistermijnen voor vergunningverlening. Het toetsingskader voor vergunningverlening is weer hetzelfde als voor de inwerkingtreding van het PAS. Dat kader was gelet op alle rechtspraak volstrekt helder en daarvoor is (juridisch gezien) dan ook geen beleid nodig.

mw. mr. Franca Damen

Drie maanden na de PAS-uitspraak: wat is er zoal gebeurd?

Op 29 mei 2019 heeft de Raad van State de langverwachte uitspraak over het Programma Aanpak Stikstof gedaan. Wat is er in de drie maanden daarna zoal gebeurd? In dit blog geef ik hiervan een overzicht.

PAS-uitspraak

Over de uitspraak van de Raad van State over het Programma Aanpak Stikstof (PAS) heb ik een blogserie geschreven. Een samenvatting van de uitspraak staat in deel 9 van de blogserie.

Vernietiging vergunningen

In afwachting van de PAS-uitspraak zijn veel zaken aangehouden waarin het PAS aan de orde is. Nu de PAS-uitspraak is gedaan, hebben de Raad van State en rechtbanken veel van die zaken vereenvoudigd – dat wil zeggen zonder zitting – afgedaan. Besluiten die op basis van het PAS zijn verleend, zijn over het algemeen vernietigd.

Bestemmingsplannen

Zoals de Raad van State in de PAS-uitspraak heeft overwogen, kan de uitspraak ook gevolgen hebben voor bestemmingsplannen waarin voor het aspect stikstof is verwezen naar de passende beoordeling van het PAS. Het kan bijvoorbeeld gaan om bestemmingsplannen waarin een concrete ontwikkeling is geregeld of waarin uitbreidingsmogelijkheden zijn geboden die de drempel- of grenswaarde niet overschrijden.

Als de beroepsprocedure van zo’n bestemmingsplan nog niet is afgerond en op dit punt beroepsgronden naar voren zijn gebracht door iemand die zich daarop kan beroepen, dan kan de PAS-uitspraak dus gevolgen hebben voor zo’n bestemmingsplan.

Inmiddels heeft de Raad van State enkele bestemmingsplannen om die reden vernietigd. In mijn blog ‘Bestemmingsplannen vernietigd na PAS-uitspraak’ ben ik hier verder op ingegaan.

Tracébesluit

De PAS-uitspraak kan ook gevolgen hebben voor tracébesluiten. Een voorbeeld hiervan is de uitspraak van de Raad van State van 17 juli 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:2466) over het tracébesluit A27/A12 Ring Utrecht. Voor de extra stikstofdepositie die het gevolg is van dit tracé, is in het PAS ontwikkelingsruimte gereserveerd. Deze ruimte heeft de Minister van Infrastructuur en Waterstaat gebruikt in het tracébesluit. Het tracébesluit is voor het aspect stikstof dus gebaseerd op (de passende beoordeling van) het PAS.

Nu de passende beoordeling van het PAS niet voldoet aan de eisen die daaraan worden gesteld, had de Minister daar bij de vaststelling van het tracébesluit niet naar kunnen verwijzen. Om die reden heeft de Raad van State het tracébesluit vernietigd.

Passende beoordeling

In de PAS-uitspraak zijn de eisen ten aanzien van een passende beoordeling aangescherpt. In deel 2 en deel 3 van mijn blogserie over de PAS-uitspraak ben ik hier verder op ingegaan. De uitspraak kan daarom ook gevolgen hebben voor project-specifieke passende beoordelingen. Een uitspraak van de Raad van State van 28 augustus 2019 maakt dit duidelijk. In die uitspraak heeft de Raad van State een bestemmingsplan vernietigd omdat de daaraan ten grondslag liggende passende beoordeling niet voldoet aan de eisen die daaraan worden gesteld. In mijn blog ‘Bestemmingsplannen vernietigd na PAS-uitspraak’ ben ik hier verder op ingegaan.

Relativiteitsvereiste en een nadere beoordeling

In sommige zaken kunnen het zogeheten relativiteitsvereiste en/of een nadere beoordeling uitkomst bieden voor de initiatiefnemer, ondanks dat een besluit is gebaseerd op het PAS. Een voorbeeld hiervan is de uitspraak van de Raad van State van 21 augustus 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:2835). In deze uitspraak heeft de Raad van State een bestemmingsplan dat onder verwijzing naar het PAS mogelijk is gemaakt, in stand gelaten.

ADC-toets

In sommige zaken is er vanwege de discussie over de juridische houdbaarheid van het PAS voor gekozen om in de tussentijd een gewijzigd besluit te nemen. In het wijzigingsbesluit is niet langer het PAS toegepast, maar de zogeheten ADC-toets. Op grond van de ADC-toets kan een toestemming ingevolge de Wet natuurbescherming (Wnb) worden verkregen als Alternatieven ontbreken (A), er sprake is van een Dwingende reden van groot openbaar belang (D) en er Compenserende maatregelen worden getroffen (C).

Eerder is hiervoor ook gekozen in de besluitvorming voor de Blankenburgverbinding. De Raad van State heeft het tracébesluit voor de Blankenburgverbinding in een uitspraak van 18 juli 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:2454) in stand gelaten op basis van de ADC-toets.

Ook recent heeft de Raad van State een besluit op basis van de ADC-toets in stand gelaten. Het gaat om een bestemmingsplan voor een nieuwe aansluiting op de A67. In mijn blog ‘Met de ADC-toets de PAS-uitspraak omzeilen’ ben ik hier verder op ingegaan.

Kamerbrief over stand van zaken

Op 27 juni 2019 heeft de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit een Kamerbrief gestuurd over de stand van zaken ten aanzien van het PAS voor de korte termijn. Hierin staat onder andere het volgende vermeld.

  • Voor activiteiten die op basis van het PAS vergunningvrij waren en inmiddels zijn gerealiseerd, wordt gestreefd naar legalisatie. Voor deze activiteiten is door de PAS-uitspraak eigenlijk alsnog een natuurvergunning vereist. Hier wordt niet actief op gehandhaafd.
  • Voor beweiden en bemesten wordt gewerkt aan een aanpak voor legalisering. Gedurende het huidige beweidings- en bemestingsseizoen wordt niet actief gehandhaafd op de vergunningplicht.
  • Voor extern salderen en de ADC-toets worden beleidslijnen opgesteld. Deze zouden in najaar van 2019 beschikbaar komen.
  • Er wordt een nieuwe, geactualiseerde versie van AERIUS Calculator ontwikkeld en beschikbaar gesteld. Deze zou in de zomer van 2019 beschikbaar komen.

In een eerdere Kamerbrief (van 11 juni 2019) had de Minister al aangegeven dat is besloten om door te gaan met de uitvoering van de bron- en herstelmaatregelen. Daarnaast wordt gezocht naar extra bronmaatregelen in de verschillende sectoren.

Factsheet woningbouw

Het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft een ‘Factsheet Woningbouwplannen, stikstof en Natura 2000-gebieden’ vastgesteld. In mijn blog ‘Factsheet woningbouwplannen, stikstof en Natura 2000-gebieden’ ben ik hier verder op ingegaan.

Adviescollege stikstofproblematiek

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft onder voorzitterschap van Johan Remkes een adviescollege stikstofproblematiek ingesteld. Het adviescollege heeft de opdracht gekregen om met aanbevelingen en oplossingsrichtingen te komen over hoe om te gaan met vergunningverlening na de PAS-uitspraak. De Minister heeft gevraagd om een advies voor de kortere en de langere termijn.

Voor de kortere termijn gaat het om een advies over de manier waarop en de voorwaarden waaronder op korte termijn natuurtoestemmingsbesluiten kunnen worden verleend en ontwikkelingen die zijn gerealiseerd op basis van de vrijstellingen in het PAS, kunnen worden gelegaliseerd. De Minister acht het ook van belang om een afwegingskader voor deze toestemmingsbesluiten en legalisering te hebben en de daarbij aan te brengen prioritering te ontwikkelen.

Voor de langere termijn gaat het om een advies over een nieuwe aanpak van de stikstofproblematiek in relatie tot de verplichtingen op grond van de Europese richtlijnen (Habitatrichtlijn en Vogelrichtlijn) om op termijn een gunstige staat van instandhouding te realiseren voor de habitats van soorten en de natuurlijke typen habitats waarvoor de Natura 2000-gebieden zijn aangewezen. Bij het formuleren van het advies voor een nieuwe aanpak moeten ook de verschillende transitieopgaven worden betrokken waarvoor Nederland in de komende jaren staat, zoals het klimaatakkoord en de ontwikkeling naar een circulaire landbouw.

Beleidsevaluatie PAS

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft in een Kamerbrief van 16 augustus 2019 aangegeven dat het PAS vanwege het ingrijpende karakter van de PAS-uitspraak eerder zal worden geëvalueerd. De Minister gaat daar nu mee aan de slag en verwacht de evaluatie medio 2020 toe te kunnen sturen. De evaluatie wordt bovendien uitgebreid met een onafhankelijke evaluatie van het wetstraject, ook in relatie tot de PAS-uitspraak.

Afromen bij salderen?

Sinds de PAS-uitspraak is extern salderen weer mogelijk. Voor een toelichting hierop en de voorwaarden waaraan moet worden voldaan bij extern salderen, verwijs ik naar mijn blog ‘Programma Aanpak Stikstof onderuit (deel 7): extern salderen weer ‘hot’ of andere oplossingen?‘.

In de praktijk gaan de geluiden dat er in de toekomst bij externe saldering ‘stikstofdepositierechten’ afgeroomd zullen moeten worden. Of dit het geval is en zo ja, in welke omvang, zal blijken zodra de beleidslijn voor extern salderen bekend is.

Nederland in rep en roer

Nederland is sinds de PAS-uitspraak in rep en roer. De paniek vind ik echter lichtelijk overdreven. Wil je weten waarom? Lees dan mijn column hierover.

mw. mr. Franca Damen

Bestemmingsplannen vernietigd na PAS-uitspraak

Na de PAS-uitspraak van 29 mei 2019 heeft de Raad van State veel besluiten vernietigd, waaronder ook bestemmingsplannen. Het gaat daarbij om bestemmingsplannen voor onder andere woningbouw (één-op-één-inpassing), industrie, buitengebied (agrarisch), een voormalige vliegbasis, een trainingscentrum en een verbindingsweg. In dit blog ga ik hier verder op in.

Woningbouw (klein)

De gemeente Westland heeft voor de bouw van zes woningen in Monster het bestemmingsplan ‘Haagweg achter 39 te Monster’ vastgesteld. Als gevolg hiervan zal extra stikstofdepositie op het Natura 2000-gebied ‘Solleveld & Kapittelduinen’ ontstaan. Het bouwen van de woningen in het plangebied leidt niet tot een overschrijding van de grenswaarde voor stikstofdepositie van 1,0 mol/ha/jaar.

De nieuwe woningen zijn onderdeel van een grotere woningbouwontwikkeling (43 woningen). Dit is een zogenoemd prioritair project waarvoor in het PAS ontwikkelingsruimte was gereserveerd.

Voor beide standpunten heeft de gemeente bij het vaststellen van het bestemmingsplan gebruik gemaakt van de passende beoordeling van het PAS. Nu de passende beoordeling van het PAS niet voldoet aan de eisen die daaraan worden gesteld, had de gemeente daar bij de vaststelling van het bestemmingsplan niet naar kunnen verwijzen. Om die reden heeft de Raad van State het bestemmingsplan in de uitspraak van 17 juli 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:2469) vernietigd.

Woningbouw (groot) en één-op-één-inpassing

De gemeente Roermond heeft voor de bouw van 470 woningen in Roermond het bestemmingsplan ‘Melickerveld’ vastgesteld. Deze nieuwe woningen leiden door een toename van het aantal verkeersbewegingen tot een toename van de stikstofdepositie op de Natura 2000-gebieden ‘Roerdal’ en ‘Swalmdal’. Deze toename blijft onder de grenswaarde voor stikstofdepositie van 1,0 mol/ha/jaar.

Volgens de gemeente kan het bestemmingsplan worden vastgesteld, omdat voldoende ontwikkelingsruimte beschikbaar is, significante effecten op grond van het PAS op voorhand kunnen worden uitgesloten en de gevolgen passend zijn beoordeeld in de passende beoordeling van het PAS. Omdat er voldoende ontwikkelingsruimte is, is al een natuurvergunning verleend. Deze natuurvergunning is onherroepelijk.

Nu de passende beoordeling van het PAS niet voldoet aan de eisen die daaraan worden gesteld, had de gemeente daar bij de vaststelling van het bestemmingsplan niet naar kunnen verwijzen. Om die reden heeft de Raad van State het bestemmingsplan in de uitspraak van 14 augustus 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:2756) vernietigd.

De onherroepelijke natuurvergunning heeft de gemeente niet mogen baten. Deze vergunning is namelijk gebaseerd op de passende beoordeling van het PAS. Daarom staat niet vast dat een nieuwe passende beoordeling geen nieuwe gegevens en inzichten kan opleveren over de significante gevolgen van het bestemmingsplan. De gemeente mocht de natuurvergunning daarom niet één-op-één inpassen in het bestemmingsplan.

Industrieterrein

De gemeente Delfzijl heeft voor een actuele planologische regeling en enkele uitbreidingsmogelijkheden voor het industrieterrein Oosterhoorn het bestemmingsplan ‘Oosterhoorn’ vastgesteld. Het bestemmingsplan kan leiden tot meer stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden. De hoogste toename ontstaat op het Natura 2000-gebied ‘Waddenzee’.

In het PAS is voldoende ontwikkelingsruimte voor de herontwikkeling gereserveerd om de toename in stikstofdepositie op te kunnen vangen. Die toename tast de natuurlijke kenmerken van de betrokken Natura 2000-gebieden niet aan. Dit blijkt uit de passende beoordeling van het PAS, aldus de aan het bestemmingsplan ten grondslag liggende stukken.

Nu de passende beoordeling van het PAS niet voldoet aan de eisen die daaraan worden gesteld, had de gemeente daar bij de vaststelling van het bestemmingsplan niet naar kunnen verwijzen. Om die reden heeft de Raad van State het bestemmingsplan in de uitspraak van 17 juli 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:2468) vernietigd.

Dit geldt ook voor het bestemmingsplan ‘Duurzaam Industriepark Cranendonck’  van de gemeente Cranendonck, dat voorziet in de wijziging en uitbreiding van het industrieterrein Budel-Dorplein. Met het bestemmingsplan wordt beoogd om een duurzaam industriepark (DIC) te realiseren. Het DIC is in het PAS als prioritair project aangewezen, zodat daarvoor in het PAS ontwikkelingsruimte is gereserveerd. Daarom kan volgens de plantoelichting gebruik worden gemaakt van de passende beoordeling van het PAS.

Nu de passende beoordeling van het PAS niet voldoet aan de eisen die daaraan worden gesteld, had de gemeente daar bij de vaststelling van het bestemmingsplan niet naar kunnen verwijzen. Om die reden heeft de Raad van State het bestemmingsplan in de uitspraak van 21 augustus 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:2800) vernietigd.

Bedrijventerrein

De gemeente Tiel heeft voor een uitbreiding van het bedrijventerrein Medel het bestemmingsplan ‘Kanaalzone-Medel Afronding’ vastgesteld. Het plangebied is ongeveer 90 hectare groot. Het bestemmingsplan voorziet naast de bedrijfsbestemmingen ook in verkeersbestemmingen ten behoeve van de ontsluiting van de bedrijven.

Het bestemmingsplan zal, vanwege verkeersbewegingen van en naar het bedrijventerrein, leiden tot een toename van de stikstofdepositie op nabijgelegen Natura 2000-gebieden. Het project voor de uitbreiding van het industrieterrein is in het PAS aangewezen als een prioritair project, zodat daarvoor in het PAS ontwikkelingsruimte is gereserveerd. Daarom kan volgens de plantoelichting gebruik worden gemaakt van de passende beoordeling van het PAS.

Vanwege de discussie over de juridische houdbaarheid van het PAS heeft de gemeente een project-specifieke passende beoordeling laten opstellen. In deze passende beoordeling is geconcludeerd dat ook zonder gebruik te maken van de in het PAS gereserveerde ontwikkelingsruimte Natura 2000-gebieden niet worden aangetast.

Nu de passende beoordeling van het PAS niet voldoet aan de eisen die daaraan worden gesteld, had de gemeente daar bij de vaststelling van het bestemmingsplan niet naar kunnen verwijzen.

Maar ook de project-specifieke passende beoordeling mag de gemeente niet baten. In deze passende beoordeling is namelijk rekening gehouden met maatregelen die deels nog niet zijn uitgevoerd. Voor zover maatregelen wel zijn uitgevoerd zijn de verwachte voordelen afhankelijk van een ontwikkeling of reactie in de natuur of het ecologisch systeem, zoals de aanleg van nieuwe of de verbetering van bestaande habitattypen. De verwachte voordelen van zulke maatregelen staan in de regel niet vast, zo oordeelde de Raad van State reeds in de PAS-uitspraak (zie deel 3 van mijn blogserie over de PAS-uitspraak).

Dit betekent dat in de project-specifieke passende beoordeling maatregelen zijn betrokken waarvan de voordelen niet vaststaan ten tijde van het vaststellen van het bestemmingsplan. Op dat moment was dus niet de zekerheid verkregen dat de plannen de natuurlijke kenmerken van de nabijgelegen Natura 2000-gebieden niet zullen aantasten.

Gelet hierop heeft de Raad van State het bestemmingsplan in de uitspraak van 28 augustus 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:2909) vernietigd.

Buitengebied agrarische gronden

De gemeente Westerveld heeft voor het buitengebied van de gemeente het bestemmingsplan ‘Buitengebied Agrarische gronden van de gemeente Westerveld’ vastgesteld. In het bestemmingsplan zijn de bouwmogelijkheden (bij recht en in afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden) voor agrarische bedrijven beperkt.

Daarnaast is een stikstofregeling in het bestemmingsplan opgenomen. Die regeling komt erop neer dat de bestaande ammoniakemissie van agrarische bedrijven niet mag toenemen, maar dat hiervan door middel van een afwijkingsbevoegdheid kan worden afgeweken. Dit is mogelijk door gebruikmaking van ontwikkelingsruimte in het PAS. In de passende beoordeling van het PAS is aangetoond dat de dalende achtergrondconcentratie van de stikstofdepositie kan worden doorgezet en dat voor economische ontwikkelingen ontwikkelingsruimte beschikbaar is, aldus de aan het bestemmingsplan ten grondslag liggende stukken.

De gemeente heeft bij het vaststellen van het bestemmingsplan dus gebruik gemaakt van de passende beoordeling van het PAS. Nu deze passende beoordeling niet voldoet aan de eisen die daaraan worden gesteld, had de gemeente daar bij de vaststelling van het bestemmingsplan niet naar kunnen verwijzen. Om die reden heeft de Raad van State het bestemmingsplan in de uitspraak van 17 juli 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:2467) vernietigd.

Voormalige vliegbasis

De gemeente Enschede heeft voor de herontwikkeling van een gedeelte van de voormalige vliegbasis Twenthe de bestemmingsplannen ‘Voormalige vliegbasis Twenthe – Midden’ en ‘Voormalige vliegbasis Twenthe – Zones’ vastgesteld. De herontwikkeling kan leiden tot meer stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden. De hoogste toename ontstaat op het Natura 2000-gebied ‘Lonnekermeer’.

Op basis de aan het bestemmingsplannen ten grondslag liggende stukken heeft de gemeente geconcludeerd dat in het PAS voldoende ontwikkelingsruimte voor de herontwikkeling is gereserveerd om de toename in stikstofdepositie op te kunnen vangen. De gemeente heeft deze ontwikkelingsruimte toegedeeld aan het bestemmingsplan ‘Voormalige vliegbasis Twenthe – Midden’. Bij de vaststelling van het bestemmingsplan heeft de gemeente dus gebruik gemaakt van de passende beoordeling van het PAS.

Nu de passende beoordeling van het PAS niet voldoet aan de eisen die daaraan worden gesteld, had de gemeente daar bij de vaststelling van de bestemmingsplannen niet naar kunnen verwijzen. Om die reden heeft de Raad van State beide bestemmingsplannen, gelet op de samenhang tussen de verschillende plannen, in de uitspraak van 17 juli 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:2470) vernietigd.

Trainingscentrum

De gemeente Wageningen heeft voor het hergebruik van het stadion Wageningse Berg het bestemmingsplan ‘Future Center Wageningen’ vastgesteld. Dit bestemmingsplan maakt de realisatie van een kennis-, innovatie-, informatie- en trainingscentrum op het gebied van voeding, beweging en gezondheid mogelijk. Daarnaast voorziet het plan in evenementen en recreatieve functies in het stadion en in een vergaderruimte in een naastgelegen watertoren.

De ontwikkelingen die het bestemmingsplan mogelijk maakt, leiden tot een toename van stikstofdepositie. Volgens de gemeente zijn significante gevolgen op voorhand uitgesloten nu het bestemmingsplan alleen projecten of activiteiten mogelijk maakt die zijn toegestaan op grond van het PAS. Die projecten of activiteiten zijn passend beoordeeld in de passende beoordeling van het PAS. De gemeente heeft daar dan ook naar verwezen.

Nu de passende beoordeling van het PAS niet voldoet aan de eisen die daaraan worden gesteld, had de gemeente daar bij de vaststelling van het bestemmingsplan niet naar kunnen verwijzen. Om die reden heeft de Raad van State het bestemmingsplan in de uitspraak van 14 augustus 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:2755) vernietigd.

Verbindingsweg en besluit hogere waarden

De gemeente Boxtel heeft voor de aanleg van een nieuwe verbinding het bestemmingsplan ‘Verbindingsweg Ladonk-Kapelweg 2017’ vastgesteld. Ook heeft de gemeente in dat kader een besluit hogere waarden Wet geluidhinder vastgesteld.

Het bestemmingsplan leidt tot een toename van stikstofdepositie op enkele Natura 2000-gebieden, waaronder het dichtstbij gelegen Natura 2000-gebied ‘Kampina en Oisterwijkse Vennen’. De verbindingsweg is in het PAS als prioritair project aangewezen, zodat daarvoor in het PAS ontwikkelingsruimte is gereserveerd. Daarom kan volgens de plantoelichting gebruik worden gemaakt van de passende beoordeling van het PAS.

Nu de passende beoordeling van het PAS niet voldoet aan de eisen die daaraan worden gesteld, had de gemeente daar bij de vaststelling van het bestemmingsplan niet naar kunnen verwijzen. Om die reden heeft de Raad van State het bestemmingsplan, gelet op de samenhang tussen de verschillende plandelen, in zijn geheel vernietigd in de uitspraak van 14 augustus 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:2765).

Omgevingsplan

De gemeente Boekel heeft het bestemmingsplan ‘Omgevingsplan Buitengebied 2016’ vastgesteld. Het bestemmingsplan voorziet in een actualisatie van het planologisch regime voor nagenoeg het gehele buitengebied van de gemeente. Het is een bestemmingsplan met verbrede reikwijdte (zoals bedoeld in artikel 7c van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet).

Om tot een uitvoerbare planregeling te komen binnen de kaders van de Wet natuurbescherming, is in het bestemmingsplan gekozen voor een emissie-standstill. Deze emissie-standstill waarborgt dat het plan geen significante effecten veroorzaakt en geeft agrariërs toch enige uitbreidingsruimte.

Op grond van de planregels kan de gemeente echter een omgevingsvergunning verlenen om een toename van stikstofdepositie toe te staan die het gevolg is van wijziging van bestaande dierplaatsen, diersoorten en/of stalsystemen indien hiervoor gebruik wordt gemaakt van beschikbare depositieruimte op basis van het PAS. Dit betekent dat het plan ontwikkelruimte biedt voor veehouderijen, zo lang de toename van stikstofdepositie die een uitbreiding van een veehouderij tot gevolg heeft de beschikbare depositieruimte op basis van het PAS niet overschrijdt. De gemeente heeft hiervoor verwezen naar de passende beoordeling van het PAS.

Nu de passende beoordeling van het PAS niet voldoet aan de eisen die daaraan worden gesteld, had de gemeente daar bij de vaststelling van het bestemmingsplan niet naar kunnen verwijzen. Om die reden heeft de Raad van State deze planregel vernietigd in de uitspraak van 14 augustus 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:2772).

mw. mr. Franca Damen

1 2