De rol van vogelgriep in een bestemmingsplan

Een uitbraak van vogelgriep kan grote gevolgen hebben voor de pluimveehouderij. Het is dan ook begrijpelijk dat pluimveehouders mogelijke risicobronnen voor vogelgriep bij voorkeur voorkomen. Hoe zit het als een gemeente zo’n mogelijke risicobron wil toestaan in een bestemmingsplan? Moet de gemeente bij het vaststellen van dat bestemmingsplan dan rekening houden met de gevolgen van een mogelijke uitbraak van vogelgriep? Op 20 maart 2019 heeft de Raad van State hier een duidelijke uitspraak over gedaan (ECLI:NL:RVS:2019:886).

Wat was er aan de hand?

De raad van de gemeente Someren heeft het bestemmingsplan ‘Vogelasiel Someren’ vastgesteld. Dit bestemmingsplan maakt de uitbreiding en vernieuwing van een bestaand vogelasiel mogelijk.

In de omgeving zijn verschillende pluimveehouderijen gevestigd. Twee pluimveehouders hebben beroep ingediend tegen het bestemmingsplan. Zij vrezen onaanvaardbare risico’s voor hun bedrijfsvoering door het vogelasiel.

Juridisch kader

Een bestemmingsplan moet in overeenstemming zijn met een goede ruimtelijke ordening. De gemeenteraad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen.

Oordeel van de rechter

De gemeenteraad heeft bij het vaststellen van het bestemmingsplan ‘Vogelasiel Someren’ de ruimtelijke aanvaardbaarheid beoordeeld. Daarbij zijn ook de eventuele gevolgen van het vogelasiel voor agrarische bedrijven in de omgeving beoordeeld.

Voor een risico op vogelgriep geldt geen aan te houden afstand. Omdat de gemeenteraad rekening heeft willen houden met de agrarische bedrijven in de omgeving, is het vogelasiel niet binnen 1 km van een agrarisch bedrijf mogelijk gemaakt.

Verder heeft de gemeenteraad laten onderzoeken óf het mogelijk maken van een vogelasiel ter plaatse een risico inhoudt en op welke afstand zich eventuele gevolgen zouden kunnen voordoen voor agrarische bedrijven in de omgeving. Uit het onderzoek blijkt dat het gebruik als vogelasiel ter plaatse op zichzelf geen risico inhoudt en dat er geen sprake is van gevolgen door de mogelijkheid van dit gebruik.

Volgens de gemeenteraad is er gelet hierop geen sprake van een onaanvaardbaar risico en een onaanvaardbare aantasting van de belangen van pluimveehouders.

Naar het oordeel van de Raad van State heeft de gemeenteraad zich op dit standpunt kunnen stellen. Hiervoor is van belang dat uit het ‘Beleidsdraaiboek Aviaire Influenza’ van het ministerie van Economische Zaken (september 2013) niet het door de pluimveehouders gevreesde risico blijkt. Het draaiboek gaat namelijk alleen over de wijze waarop door de overheid moet worden gehandeld ná een uitbraak van vogelgriep.

De gemeenteraad hoefde in het bestemmingsplan geen verdergaande maatregelen vanwege de verspreiding van dierziekten op te nemen. Zo’n maatregelen, zoals hygiëne bij de exploitatie en het onderbrengen van vogels in buitenvolières, gaan namelijk over de wijze van uitvoering van het bestemmingsplan en de exploitatie van het vogelasiel. Een bestemmingsplan is niet bedoeld om zo’n maatregelen op te nemen. Een bestemmingsplan staat er echter niet aan in de weg dat zo’n maatregelen bij de uitvoering en exploitatie worden getroffen.

Een risico op vogelgriep en de eventuele gevolgen daarvan voor pluimveehouders zijn naar het oordeel van de Raad van State dus geen belemmering om het vogelasiel toe te staan. De Raad van State laat het bestemmingsplan voor het vogelasiel dan ook in stand.

mw. mr. Franca Damen

Wijziging Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007 voor veehouderij

De Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007 zal ten aanzien van de veehouderij worden gewijzigd. Veehouderijen zullen in het kader van een aanvraag om een omgevingsvergunning namelijk meer gegevens over de luchtkwaliteit moeten overleggen.

Inhoud wijziging

Dit blijkt uit een voorstel tot wijziging van de Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007 (Rbl) dat onlangs ter consultatie heeft voorgelegen. Het voorstel is om artikel 73 van de Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007 te wijzigen. Op grond van dit artikel moet bij luchtkwaliteitsberekeningen bij inrichtingen al gebruik worden gemaakt van gegevens met betrekking tot de:

  • fysieke kenmerken van de bron;
  • kenmerken van de emissie, en
  • kenmerken van de omgeving.

Voor veehouderijen wordt daar een nieuwe bepaling aan toegevoegd, inhoudende dat onder de ‘kenmerken van de omgeving’ in ieder geval worden verstaan:

“de kenmerken van de emissie van alle veehouderijen waarvan de stallen geheel of gedeeltelijk binnen een straal van 500 m van het dichtstbijzijnde emissiepunt zijn gelegen met een totale emissie van zwevende deeltjes (PM10) van meer dan:

  1. 800 kg per jaar in ten minste die gevallen waarbij de totale emissie van zwevende deeltjes (PM10) van de veehouderij waarop de berekening betrekking heeft meer dan 800 kg per jaar bedraagt, en
  2. 500 kg per jaar in ten minste die gevallen waarbij de totale emissie van zwevende deeltjes (PM10) van de veehouderij waarop de berekening betrekking heeft meer dan 500 kg per jaar bedraagt en uit de gegevens, bedoeld in artikel 66, onder a, blijkt dat de achtergrondconcentratie hoger is dan 27 µg/m3.”

Deze wijziging leidt ertoe dat veehouderijen bij het aanvragen van een omgevingsvergunning meer gegevens over de luchtkwaliteit moeten overleggen.

Achtergrond wijziging

Bij het beoordelen van de luchtkwaliteit bij veehouderijen wordt voor de bijdrage van omliggende veehouderijen aan de fijnstofconcentratie gebruik gemaakt van de GCN-kaarten (Grootschalige Concentratie Nederland). Uit jaarlijkse monitoring in het kader van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) blijkt dat in sommige gevallen de bijdrage van omliggende veehouderijen aan de concentratie van fijnstof wordt onderschat. Dit komt door de opbouw van de GCN-kaarten. Uit de monitoring komen nog steeds nieuwe overschrijdingen naar voren.

Met de wijziging van artikel 73 van de Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007 wordt beoogd om dit probleem tegen te gaan.

Inwerkingtreding wijziging

Het is de bedoeling dat de wijziging op 1 januari 2019 in werking treedt .

mw. mr. Franca Damen