Privaatrechtelijke belemmering niet relevant bij watervergunning

Bij het verlenen van een vergunning ingevolge de Waterwet is niet relevant of mogelijk sprake is van een privaatrechtelijke belemmering, ook niet als deze een evident karakter heeft. Het al dan niet bestaan van evidente privaatrechtelijke belemmeringen valt namelijk niet te herleiden tot de doelstellingen van artikel 2.1 van de Waterwet. Dat kan daarom geen reden zijn om een watervergunning te weigeren. Dit volgt uit een uitspraak van de Raad van State van 8 februari 2017 (201602108, ECLI:NL:RVS:2017:302).

Deze uitspraak gaat over een watervergunning voor het verwijderen van een hekwerk inclusief fundering en het opnieuw plaatsen, hebben en onderhouden van het hekwerk op een bestaand scheidingsmuurtje in de waterkeringszone van een primaire waterkering.

Tegen deze vergunning heeft appellant bezwaar, beroep en vervolgens hoger beroep ingediend. Hierin heeft hij onder andere aangevoerd dat privaatrechtelijke belemmeringen in de weg stonden aan het verlenen van de watervergunning.

Dit betoog van appellant slaagt echter niet. Daarvoor is artikel 6.21 van de Waterwet van belang. Dit artikel kent een limitatieve opsomming van weigeringsgronden. Een vergunning moet worden geweigerd voor zover verlening daarvan niet verenigbaar is met de doelstellingen in artikel 2.1 van de Waterwet of de belangen als bedoeld in artikel 6.11 van de Waterwet.

Uit artikel 2.1, eerste lid, van de Waterwet volgt dat de toepassing van de Waterwet is gericht op voorkoming en waar nodig beperking van overstromingen, wateroverlast en waterschaarste, in samenhang met bescherming en verbetering van de chemische en ecologische kwaliteit van watersystemen en vervulling van maatschappelijke functies door watersystemen.

Als een vergunningaanvraag niet verenigbaar is met de doelstellingen in artikel 2.1 van de Waterwet, dan moet de vergunning dus worden geweigerd. Het al dan niet bestaan van evidente privaatrechtelijke belemmeringen valt niet te herleiden tot die doelstellingen. Daarom kan dat geen reden zijn om een watervergunning te weigeren.

De belangenafweging die ingevolge artikel 6.21 van de Waterwet moet worden gemaakt bij besluitvorming kan gelet op dat artikel in samenhang met artikel 2.1 van de Waterwet alleen betrekking hebben op waterstaatkundige belangen. Het al dan niet bestaan van evidente privaatrechtelijke belemmeringen behoort daar niet toe.

mw. mr. Franca Damen

Geen evidente privaatrechtelijke belemmering vanwege VvE

In het kader van de omgevingsvergunning voor planologisch strijdig gebruik die aan de orde is in de uitspraak van de Raad van State van 1 februari 2017 (201601723, ECLI:NL:RVS:2017:232) staat naar het oordeel van de Raad van State niet zonder meer vast dat een toestemming van de vereniging van eigenaren is vereist. Als deze al is vereist, staat niet vast dat deze niet kan worden verkregen. Daarom is naar het oordeel van de Raad van State geen sprake van een evidente privaatrechtelijke belemmering die aan het verlenen van de omgevingsvergunning in de weg stond.

Het is interessant om deze uitspraak te vergelijken met een uitspraak van rechtbank Gelderland van 10 mei 2016, gepubliceerd op 17 november 2016, waarover ik eerder schreef. In die uitspraak ging het over een omgevingsvergunning bouwen en planologisch strijdig gebruik. Naar het oordeel van de rechtbank was echter sprake van een evidente privaatrechtelijke belemmering die aan het verlenen van de omgevingsvergunning in de weg stond.

Die belemmering was gelegen in de omstandigheid dat de grond waarop het bouwplan betrekking had, niet zonder toestemming van de vereniging van eigenaren (VvE) mocht worden gebruikt. Tegen de omgevingsvergunning was beroep ingediend door degenen die een meerderheidsbelang in de VvE hadden. Daarom was naar het oordeel van de rechtbank sprake van een evidente privaatrechtelijke belemmering.

In de zaak die aan de orde was in de uitspraak van de Raad van State van 1 februari 2017 ging het eveneens over een omgevingsvergunning bouwen en planologisch strijdig gebruik. De omgevingsvergunning was verleend voor het aanbrengen van een luifelconstructie ter overkapping van het terras aan de westzijde van het appartementengebouw La Balise.

De eigenaar van een van de appartementen van La Balise heeft tegen de omgevingsvergunning bezwaren ingediend. Daarin heeft hij onder andere aangevoerd dat de omgevingsvergunning niet verleend had mogen worden, omdat de vergunninghouder ten onrechte geen toestemming voor het realiseren van de overkapping heeft gevraagd aan de VvE van La Balise.

Naar het oordeel van de Raad van State staat echter niet zonder meer vast dat een toestemming van de VvE is vereist en, indien vereist, niet kan worden verkregen. Als er al een privaatrechtelijke belemmering zou zijn, is deze daarom niet evident.

Beide zaken verschillen in die zin van elkaar, dat in de uitspraak van rechtbank Gelderland van 10 mei 2016 niet ter discussie stond dat toestemming van de VvE was vereist en dat die toestemming niet zou worden gegeven. Degenen die tegen de omgevingsvergunning beroep hadden ingediend, hadden namelijk een meerderheidsbelang in de VvE. In de uitspraak van de Raad van State van 1 februari 2017 stond daarentegen niet vast dat een toestemming van de VvE was vereist en, indien vereist, niet kon worden verkregen.

mw. mr. Franca Damen

Evidente privaatrechtelijke belemmering vanwege meerderheidsbelang in VvE

Bestuursrechters nemen zelden aan dat sprake is van een evidente privaatrechtelijke belemmering die aan besluitvorming in de weg stond. In een uitspraak van 10 mei 2016, gepubliceerd op 17 november 2016, nam rechtbank Gelderland wel aan dat sprake was van een evidente belemmering (ECLI:NL:RBGEL:2016:6181). Naar het oordeel van de rechtbank had het bevoegd gezag daarom geen omgevingsvergunning mogen verlenen.

Situatie

De uitspraak gaat over een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Arnhem (college) waarbij een omgevingsvergunning bouwen en planologisch strijdig gebruik is verleend voor het veranderen en vergroten van een bijbehorend bouwwerk bij een tandartsenpraktijk. Tegen deze vergunning hebben appellanten beroep ingediend.

Op hetzelfde perceel als waarop de tandartsenpraktijk is gelegen, is ook een kinderdagverblijf gelegen. Het perceel is deels in eigendom van appellanten en deels in eigendom van vergunninghouder. De panden maken deel uit van één Vereniging van Eigenaars (hierna: VvE). Appellanten hebben een meerderheidsbelang in de VvE en verlenen geen toestemming voor realisatie van het bouwplan. Daarom stellen zij dat sprake is van een evidente privaatrechtelijke belemmering die aan het verlenen van de omgevingsvergunning in de weg stond.

Juridisch kader

Een privaatrechtelijke belemmering staat alleen aan de verlening van een omgevingsvergunning planologisch strijdig gebruik in de weg als deze een evident karakter heeft. De burgerlijke rechter is namelijk de eerst aangewezene om de vraag te beantwoorden of een privaatrechtelijke belemmering in de weg staat aan de uitvoering van een activiteit. Voor een verdere toelichting verwijs ik u graag naar een artikel dat ik eerder schreef over dit onderwerp.

Uitspraak

Naar het oordeel van de rechtbank is sprake van een evidente privaatrechtelijke belemmering die aan het verlenen van de omgevingsvergunning in de weg stond. Daartoe heeft de rechtbank overwogen dat appellanten in de VvE een meerderheidsbelang hebben en dat het college er gelet op de procesopstelling van appellanten vanuit had kunnen gaan dat zij niet de benodigde toestemming zouden verlenen. Zonder toestemming van de VvE mag de grond waarop het bouwplan betrekking heeft niet worden gebruikt. Dat er altijd een gang naar de civiele rechter mogelijk is, laat naar het oordeel van de rechtbank onverlet dat de privaatrechtelijke belemmering thans evident is. De rechtbank heeft de omgevingsvergunning daarom vernietigd.

mw. mr. Franca Damen