RIVM-rapport aanleiding voor actualiseren vergunning
Een RIVM-rapport met nieuwe informatie over de effecten van een bepaalde stof kan aan de actualisering van een omgevingsvergunning milieu ten grondslag worden gelegd. Dat oordeelde rechtbank Den Haag in een uitspraak van 28 juni 2018 (ECLI:NL:RBDHA:2018:746).
Wat was er aan de hand?
Provincie Zuid-Holland heeft in 2013 aan Chemours een omgevingsvergunning milieu (revisievergunning) verleend. Op grond van deze omgevingsvergunning mag Chemours onder andere een bepaalde hoeveelheid van de stof E1 emitteren. De emissie van deze stof is een gevolg van de GenX-technologie.
Volgens de provincie kan de emissie van E1 mogelijke risico´s voor de gezondheid en het milieu veroorzaken. Daarom heeft de provincie besloten om de omgevingsvergunning milieu van Chemours ambtshalve te actualiseren en de toegestane emissie van E1 te beperken. De provincie heeft daarvoor verwezen naar het RIVM-rapport ´Evaluation of substances used in the GenX technologyh by Chemours, Dordrecht´.
Chemours heeft tegen de actualisering van de omgevingsvergunning milieu beroep ingediend.
Juridisch kader
De Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) bepaalt dat het bevoegd gezag regelmatig moet beoordelen of de voorschriften van een omgevingsvergunning milieu nog toereikend zijn gelet op:
- de ontwikkelingen op het gebied van de technische mogelijkheden tot bescherming van het milieu en
- de ontwikkelingen met betrekking tot de kwaliteit van het milieu.
Dit staat in artikel 2.30 Wabo (ook wel de actualiseringsplicht genoemd). In artikel 2.31 Wabo is vastgelegd wanneer het bevoegd gezag de voorschriften van een omgevingsvergunning moet of mag wijzigen. De voorschriften van een omgevingsvergunning milieu moeten door het bevoegd gezag worden gewijzigd als uit de toepassing van artikel 2.30 Wabo blijkt dat de nadelige gevolgen die de inrichting voor het milieu veroorzaakt:
- gezien de ontwikkeling van de technische mogelijkheden tot bescherming van het milieu, verder kunnen, of
- gezien de ontwikkeling van de kwaliteit van het milieu, verder moeten
worden beperkt.
Oordeel van de rechter
De rechtbank overweegt dat uit de tekst van artikel 2.31, eerste lid, sub b, Wabo niet expliciet volgt dat onder ¨de ontwikkeling van de kwaliteit van het milieu¨ ook kan worden begrepen de ontwikkeling van de kennis over de kwaliteit van het milieu. Maar volgens de rechtbank kan ook nieuwe kennis over de milieugevolgen van de activiteiten van een inrichting grondslag zijn voor het actualiseren van een omgevingsvergunning milieu.
De rechtbank verwijst daarvoor naar de wetsgeschiedenis. Daarin staat dat artikel 2.31 Wabo tot doel heeft om het milieu zoveel mogelijk te beschermen (Kamerstukken II 2006/07, 30 844, nr. 3, blz. 116). Gelet op dit doel is het volgens de rechtbank niet vereist dat er wetenschappelijke zekerheid bestaat over de exacte milieugevolgen van een activiteit of een stof (zoals de stof E1).
In het RIVM-rapport staat dat het nagenoeg zeker is dat E1 een (zeer) persistenste stof is. Over de bioaccumulatie van de stof is nog onvoldoende bekend om een conclusie te kunnen trekken. Gelet op de conclusies van het RIVM over de persistentie van E1 en de onzekerheid over de potentie van bioaccumulatie is volgens de rechtbank sprake van
¨ontwikkelingen van de kennis over de kwaliteit van het milieu waaruit blijkt dat de nadelige gevolgen die de inrichting voor het milieu veroorzaakt verder moeten worden beperkt.¨
Omdat deze ontwikkelingen pas na de revisievergunning uit 2013 bekend zijn geworden, mocht de provincie naar het oordeel van de rechtbank de omgevingsvergunning milieu van Chemours ambtshalve actualiseren. De provincie moest daarbij wel motiveren tot welk niveau de emissie van E1 moet worden beperkt.
mw. mr. Franca Damen