Handhaven op beweiden en bemesten?

Op 11 februari 2020 heeft rechtbank Overijssel een aantal uitspraken (o.a. ECLI:NL:RBOVE:2020:513) gedaan over handhavend optreden tegen beweiden en bemesten zonder natuurvergunning. De provincie moet nieuwe handhavingsbesluiten nemen. Hoe zit het precies en hoe moet het nu verder?

Achtergrond

De discussie over het al dan niet nodig hebben van een natuurvergunning voor beweiden en bemesten speelt al jarenlang. Op 4 februari 2015 deed de Raad van State een eerste uitspraak waaruit blijkt dat voor beweiden en bemesten een natuurvergunning nodig kan zijn. Omdat de overheid dat onwenselijk vond, werd een uitzondering op de natuurvergunningplicht voor beweiden en bemesten ingevoerd. In de uitspraak van 29 mei 2019 heeft de Raad van State geoordeeld dat het niet is toegestaan om beweiden en bemesten categoraal uit te zonderen van de vergunningplicht. Die uitzondering is daarom onverbindend en moet geacht worden nooit te hebben bestaan. Dat betekent dat we weer terug zijn bij de uitspraak van de Raad van State van 4 februari 2015: voor beweiden en bemesten kan een natuurvergunning nodig zijn.

Uitspraken rechtbank

De uitspraken van rechtbank Overijssel gaan – net als de uitspraak van de Raad van State van 29 mei 2019 – over de vraag of handhavend moet worden opgetreden tegen beweiden en bemesten zonder natuurvergunning. Provincie Overijssel heeft verschillende handhavingsverzoeken daartoe afgewezen onder verwijzing naar de uitzondering op de natuurvergunningplicht voor deze activiteiten. Omdat die uitzondering onverbindend is, had de provincie hier niet naar mogen verwijzen. De besluiten van de provincie kunnen daarom niet in stand blijven. De rechtbank heeft die besluiten vernietigd en beslist dat de provincie binnen zes weken nieuwe besluiten op de handhavingsverzoeken moet nemen. Voor deze nieuw te nemen besluiten is onder andere het volgende van belang.

Natuurvergunningplicht

Een natuurvergunning is op grond van de wet nodig als een activiteit (zoals beweiden of bemesten) significante gevolgen voor een Natura 2000-gebied kan hebben. Als een natuurvergunning nodig is voor beweiden, dan moet dat in dezelfde natuurvergunning worden opgenomen als in de natuurvergunning voor het bedrijf. Als voor bemesten een natuurvergunning nodig is, dan mag dat in een aparte natuurvergunning worden opgenomen. Dat hoeft dus niet in dezelfde natuurvergunning als die voor het bedrijf.

Beginselplicht handhaving

Als een bedrijf een natuurvergunning nodig heeft voor beweiden en/of bemesten, maar deze niet heeft, dan is dat een overtreding. Dan geldt als uitgangspunt dat de provincie daartegen handhavend moet optreden. Dat is vaste rechtspraak. Het is ook vaste rechtspraak dat er in twee gevallen van handhaving kan worden afgezien, namelijk als er sprake is van concreet zicht op legalisatie of van bijzondere omstandigheden waardoor handhaving onevenredig is.

Concreet zicht op legalisatie wordt bij vergunningen aangenomen als ten minste de vereiste vergunning is aangevraagd en het bevoegd gezag voornemens is om die vergunning te verlenen.

Bijzondere omstandigheden op grond waarvan handhavend optreden als onevenredig moet worden aangemerkt, worden in de praktijk niet snel aangenomen.

Nieuwe ontwikkelingen

Sinds de uitspraak van de Raad van State van 29 mei 2019 zijn er verschillende ontwikkelingen geweest. Die kunnen van belang zijn voor de nieuw te nemen besluiten door de provincie.

Advies over beweiden en bemesten

Met name van belang lijkt het advies ‘Bemesten en beweiden in 2020’ dat het Adviescollege stikstofproblematiek (Adviescollege) op 19 december 2019 heeft uitgebracht. Het Adviescollege concludeert dat in het overgrote deel van de gevallen voor bemesten geen natuurvergunning nodig is. Een natuurvergunning is niet nodig als bemesten niet leidt tot een toename van emissies ten opzichte van de Europese referentiedatum (vaak 10 juni 1994, 24 maart 2000 en/of 7 december 2004). Want dan kunnen significante gevolgen voor Natura 2000-gebieden worden uitgesloten. Maar als bemesten wel tot een toename van emissies leidt, zal wel een natuurvergunning nodig zijn. Dat kan bijvoorbeeld het geval zijn als het grondgebruik structureel is veranderd (bijvoorbeeld van akkerland naar grasland) of als gronden eerst niet of nauwelijks en nu volop bemest worden. Voor beweiden is volgens het Adviescollege geen natuurvergunning nodig, omdat beweiden bijdraagt aan een afname van de ammoniakemissie.

Kamerbrieven

De minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (minister) heeft in een Kamerbrief van 19 december 2019 laten weten dat de inzet van het kabinet is om beweiden en bemesten niet natuurvergunningplichtig te maken. Dit standpunt heeft de minister nog een keer herhaald in een Kamerbrief van 7 februari 2020. Ook in eerdere Kamerbrieven had de minister van LNV al laten weten te streven naar legalisering van beweiden en bemesten. Ook in de beantwoording van verschillende Kamervragen over beweiden en bemesten op 18 februari 2020 heeft de minister herhaald dat het de inzet is om beweiden en bemesten niet natuurvergunningplichtig te maken. In de beantwoording sluit de minister aan bij het advies ‘Bemesten en beweiden in 2020’.

Vervallen vergunningplicht voor ‘andere handelingen’

Van belang is ook dat op 1 januari 2020 de Wet natuurbescherming is gewijzigd (Spoedwet aanpak stikstof). Sindsdien is namelijk niet langer een natuurvergunning nodig voor activiteiten die wel een verslechterend maar geen significant gevolg voor een Natura 2000-gebied hebben. Die activiteiten werden ook wel andere handelingen genoemd. Daarvoor is dus niet langer een natuurvergunning nodig. Dat kan ook van belang zijn voor beweiden en bemesten. Wanneer beweiden en/of bemesten namelijk wel een verslechterend maar geen significant effect hebben op Natura 2000-gebieden, is niet langer een natuurvergunning nodig.

Verzet tegen eerdere uitspraak

Reeds op 18 december 2019 heeft rechtbank Noord-Nederland in zaak ECLI:NL:RBNNE:2019:5283 een vergelijkbare uitspraak gedaan als rechtbank Overijssel op 11 februari 2020. Provincie Drenthe is het niet mee eens met die uitspraak, omdat de provincie geen natuurvergunningplicht voor beweiden en bemesten wil. Daarom heeft de provincie – in overleg met de andere provincies en het ministerie van LNV – tegen die uitspraak verzet (‘bezwaar’) ingediend. Daarmee onderstrepen de provincies en het ministerie van LNV dat zij geen natuurvergunningplicht voor beweiden en bemesten willen.

Hoe nu verder?

Hoe kunnen en/of moeten provincies nou omgaan met verzoeken om handhavend op te treden tegen beweiden en bemesten zonder natuurvergunning? De provincies zullen hierop een beslissing moeten nemen. Dat geldt zowel wanneer het gaat om een nieuw of nog lopend handhavingsverzoek als wanneer het gaat om een handhavingsverzoek waarop al een beslissing is genomen, maar welke beslissing door de rechter is vernietigd.

De minister en de provincies zijn er duidelijk over dat zij beweiden en bemesten niet natuurvergunningplichtig willen maken. Zij wijzen daarvoor ook op het advies ‘Bemesten en beweiden in 2020’ van het Adviescollege. Daaruit volgt dat er voor beweiden geen natuurvergunning nodig is en dat voor bemesten in de meeste gevallen eveneens geen natuurvergunning nodig is. De reden daarvoor is dat deze activiteiten geen significante gevolgen voor Natura 2000-gebieden veroorzaken. In dat geval is voor deze activiteiten vanaf 1 januari 2020 geen natuurvergunning (meer) nodig.

Als de provincies het advies ‘Bemesten en beweiden in 2020’ volgen, dan zal in de meeste gevallen de conclusie dus zijn dat er voor beweiden en bemesten geen natuurvergunning nodig is. Beweiden en bemesten zonder natuurvergunning levert dan dus geen overtreding op. Dat betekent dat de provincies de handhavingsverzoeken opnieuw zouden moeten afwijzen.

Maar stel dat er sprake is van een uitzonderingssituatie waarin gelet op het advies ‘Bemesten en beweiden in 2020’ wél een natuurvergunning nodig is voor bemesten. Of stel dat de provincies zouden afwijken van het advies ‘Bemesten en beweiden in 2020’ en zouden concluderen dat er voor beweiden en/of bemesten wel een natuurvergunning nodig is. Wat dan?

In die gevallen zouden de provincies de betrokken veehouders eerst in de gelegenheid moeten stellen om alsnog een natuurvergunning aan te vragen. Voor veehouders bestond er namelijk geen aanleiding om een natuurvergunning aan te vragen voor beweiden en/of bemesten. De bevoegde bestuursorganen hebben zich namelijk jarenlang op het standpunt gesteld dat deze activiteiten niet natuurvergunningplichtig waren. Toen duidelijk werd dat de activiteiten wel vergunningplichtig waren, werd voorzien in een uitzondering op de vergunningplicht. Veehouders kan daarom geen verwijt worden gemaakt dat zij geen natuurvergunning voor beweiden en bemesten hebben.

Daarom zouden de provincies – in het geval zij van mening zijn dat er een natuurvergunning nodig is voor beweiden en/of bemesten – betrokken veehouders eerst in de gelegenheid moeten stellen om alsnog een natuurvergunning aan te vragen. Een termijn van drie maanden daarvoor is redelijk. Die termijn begint te lopen op het moment dat de provincie hierover een brief naar de betreffende veehouder heeft gestuurd. In die brief moet de provincie dan aangeven welke gegevens de veehouder moet overleggen.

Zo lang de provincies zelf niet inzichtelijk hebben welke gegevens bedrijven bij een aanvraag voor een natuurvergunning voor beweiden en bemesten zouden moeten overleggen, is het dus maar de vraag in hoeverre de provincies achter een natuurvergunning voor beweiden en bemesten kunnen aangaan.

Als u echter (om welke reden dan ook) een natuurvergunning aanvraagt, verdient het naar mijn mening aanbeveling om daarin ook beweiden en/of bemesten mee te nemen. Dan moet de provincie daar namelijk een beslissing op nemen.

Franca Damen, advocaat Damen Legal

Regeling spoedaanpak stikstof bouw en infrastructuur

Op 20 december 2019 is een concept voor de Regeling spoedaanpak stikstof bouw en infrastructuur ter consultatie voorgelegd. Deze regeling stelt een stikstofregistratiesysteem in dat ruimte moet bieden bij het verlenen van toestemming voor activiteiten die stikstofdepositie veroorzaken.

Achtergrond

In december 2019 is de Spoedwet aanpak stikstof vastgesteld. Deze spoedwet voorziet onder andere in de mogelijkheid om bij ministeriële regeling een stikstofregistratiesysteem in te stellen. Van deze mogelijkheid willen de betrokken ministers zo spoedig mogelijk gebruik maken.

Wijziging Regeling natuurbescherming

De Regeling spoedaanpak stikstof bouw en infrastructuur zal de Regeling natuurbescherming wijzigen. Hierna worden de belangrijkste wijzigingen toegelicht.

Definities

In artikel 1.1 van de Regeling natuurbescherming worden verschillende definities ingevoegd, waaronder de volgende:

  • depositieruimte: ruimte, uitgedrukt in mol stikstof per hectare per jaar, voor stikstofdepositie op een Natura 2000-gebied die is opgenomen in het register;
  • emissiereductieplan: document, waarin is toegelicht hoe de emissies van stikstof gedurende de realisatie van het project worden bereikt;
  • register: het Stikstofdepositieregister ,bedoeld in artikel 2.3, beschikbaar op aerius.nl;
  • woondealregio: regio waar de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties een woondeal mee heeft ondertekend.

Toepassingsbereik

Het stikstofregistratiesysteem geldt alleen voor de projecten die zullen worden opgenomen in artikel 2.2 van de Regeling natuurbescherming, namelijk:

  • projecten ter realisatie van 75.000 woningen, inclusief noodzakelijke en direct met het woningbouwproject samenhangende nutsvoorzieningen, waterhuishoudkundige maatregelen en infrastructuur en
  • zeven (vastgelegde) tracébesluiten.

Aan deze projecten kan op basis van het stikstofregistratiesysteem depositieruimte worden toegekend. Dat kan worden gedaan in een natuurvergunning, een omgevingsvergunning met bijbehorende verklaring van geen bedenkingen voor natuur of een tracébesluit.

Het stikstofregistratiesysteem

Hoe het stikstofregistratiesysteem werkt, wordt vastgelegd in artikel 2.4 van de Regeling natuurbescherming en is vergelijkbaar met het PAS. Er kan namelijk depositieruimte worden gereserveerd, toegedeeld, afgeschreven en bijgeschreven. De omvang van de depositieruimte wordt berekend met AERIUS Calculator en is afhankelijk van de vermindering van stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden als gevolg van bepaalde bronmaatregelen. Maximaal 70% van de vermindering van stikstofdepositie wordt als depositieruimte in het stikstofregistratiesysteem opgenomen.

Als gevolg van de volgende bronmaatregelen wordt depositieruimte in het stikstofregistratiesysteem opgenomen:

  • de snelheidsverlaging op rijkswegen (zie de Kamerbrief van 13 november 2019);
  • de warme saneringsregeling varkenshouderij (zie de Kamerbrief van 13 november 2019);
  • de andere samenstelling van veevoer (zie de Kamerbrief van 13 november 2019);
  • maatregelen die na 1 januari 2020 door decentrale bestuursorganen zijn getroffen en waarvaan mededeling is gedaan in de Staatscourant.

Bronmaatregelen worden niet in de berekening van de vermindering van stikstofdepositie betrokken:

  • zolang voor de bronmaatregel een wettelijke regeling nodig is die dit borgt en deze regeling nog niet in werking is getreden;
  • voor zover de vermindering van stikstofdepositie niet met voldoende zekerheid en nauwkeurigheid kan worden vastgesteld; en
  • zolang handhaving van wettelijke voorschriften die verband houden met de bronmaatregel onvoldoende verzekerd is.

Depositieruimte

De omvang van de toe te delen depositieruimte moet worden berekend met AERIUS Calculator. Daarbij wordt een verschil gemaakt tussen een tijdelijke en permanente toename van de stikstofdepositie.

Woningbouwprojecten

Voor woningbouwprojecten geldt dat een aanvraag voor een natuur- of omgevingsvergunning in ieder geval de volgende informatie moet bevatten:

  • een nauwkeurige omschrijving van het woningbouwproject, waarin in ieder geval is omschreven:
    • het type te realiseren woningen;
    • het aantal te realiseren woningen;
    • de wegen, waterhuishoudkundige voorzieningen en nutsvoorzieningen die ten behoeve van de woningen moeten worden aangelegd; en
    • een overzicht van stikstofemissiebronnen die zijn gehanteerd als uitgangspunt voor de berekening van de stikstofdepositie in AERIUS Calculator;
  • een emissiereductieplan.

Bij het toedelen of reserveren van depositieruimte aan woningbouwprojecten wordt zo nodig een voorkeursvolgorde aangehouden. Daarbij moeten dan in ieder geval de volgende criteria worden meegewogen:

  • de mate waarin het project aansluit bij de lokale of regionale woningbehoefte;
  • of het woningbouwproject binnen een gemeente wordt gerealiseerd die deel uitmaakt van een woondealregio;
  • de verhouding in het project tussen het aantal te realiseren woningen ten opzichte van de benodigde depositieruimte;
  • de inhoud van het emissiereductieplan voor een project.

Aan een omgevingsvergunning voor een woningbouwproject waaraan depositieruimte uit het stikstofregistratiesysteem is toegedeeld, worden in ieder geval de volgende voorschriften verbonden:

  • binnen het project of de locatie van het project worden de mogelijkheden tot intern salderen volledig benut;
  • de woningen worden niet aangesloten op een distributienet voor aardgas;
  • het project wordt uitgevoerd overeenkomstig het emissiereductieplan en tijdens de bouw worden alle overige maatregelen getroffen die redelijkerwijs van de vergunninghouder kunnen worden gevergd om stikstofdepositie te beperken;
  • het project wordt binnen drie jaar vanaf de datum waarop de vergunning onherroepelijk is geworden, gerealiseerd.

Nu de Spoedwet aanpak stikstof op 1 januari 2020 in werking treedt, kan de Regeling spoedaanpak stikstof bouw en infrastructuur worden vastgesteld.

mw. mr. Franca Damen

Inwerkingtreding Spoedwet aanpak stikstof 1 januari 2020

Op 1 januari 2020 treedt de Spoedwet aanpak stikstof in werking. De Spoedwet aanpak stikstof voorziet in aanvullende instrumenten om de stikstofproblematiek aan te pakken en moet nieuwe activiteiten met stikstofdepositie mogelijk maken.

Achtergrond

De aanpak van de stikstofproblematiek ziet op het verminderen van de stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden, natuurherstel en het weer vlot trekken van vergunningverlening voor activiteiten die stikstofdepositie veroorzaken (hetgeen ook de drie doelen voor het Programma Aanpak Stikstof waren). Om deze aanpak mogelijk te maken, zijn aanvullende instrumenten voorgesteld in het wetsvoorstel voor de Spoedwet aanpak stikstof.

Het wetsvoorstel dateert van 27 november 2019 en is op 5 respectievelijk 17 december 2019 door de Tweede respectievelijk Eerste Kamer aangenomen. De Spoedwet aanpak stikstof is vervolgens op 30 december 2019 in het Staatsblad (nr. 517 voor de wet en nr. 518 voor de bekendmaking) gepubliceerd en treedt op 1 januari 2020 in werking.

Vervallen vergunningplicht andere handelingen

Artikel 2.7 van de Wet natuurbescherming bepaalt wanneer een natuurvergunning is vereist. Deze was tot 1 januari 2020 vereist voor projecten en andere handelingen. Maar vanaf 1 januari 2020 vervalt de vergunningplicht voor andere handelingen. Het gaat daarbij om activiteiten met niet-significante effecten voor Natura 2000-gebieden. Daarmee sluit de vergunningplicht voortaan aan bij artikel 6, derde lid, van de Habitatrichtlijn.

Mogelijkheid drempelwaarde

De Spoedwet aanpak stikstof maakt het invoeren van een drempelwaarde mogelijk. Deze drempelwaarde kan in een ministeriële regeling of een provinciale verordening worden opgenomen. De drempelwaarde kan worden ingevoerd voor bepaalde categorieën projecten, waaraan voorwaarden kunnen worden gesteld. Deze voorwaarden kunnen in ieder geval betrekking hebben op:

  • een drempelwaarde die een project niet mag overschrijden;
  • de manier waarop een project wordt gerealiseerd;
  • de ligging van de locatie van een project ten opzichte van een Natura 2000-gebied;
  • de onderzoeken naar de gevolgen van een project voor een Natura 2000-gebied die moeten worden uitgevoerd;
  • de maatregelen die voorafgaand aan of tijdens de realisatie van het project moeten worden getroffen om te voorkomen dat de natuurlijke kenmerken van een Natura 2000-gebied worden aangetast;
  • de melding van het voornemen om een project te realiseren, de termijn waarbinnen en de manier waarop de melding moet worden gedaan en welke gegevens daarbij moeten worden overgelegd.

Er kan alleen een drempelwaarde worden ingevoerd als dit, kort gezegd, ecologisch kan worden onderbouwd en die onderbouwing voldoet aan artikel 6 van de Habitatrichtlijn. Uit een advies van de Afdeling advisering van de Raad van State blijkt dat die onderbouwing lastig zal zijn gelet op de omstandigheid dat de kritische depositiewaarde voor stikstofdepositie in veel Natura 2000-gebieden wordt overschreden.

Stikstofregistratiesysteem

De Spoedwet aanpak stikstof maakt het (in artikel 5.5a van de Wet natuurbescherming) mogelijk om bij ministeriële regeling een stikstofregistratiesysteem in te stellen. In het stikstofregistratiesysteem wordt stikstofdepositieruimte opgenomen die ontstaat als gevolg van een daling van stikstofdepositie door aanvullende bronmaatregelen. De stikstofdepositieruimte kan vervolgens (zoals in het Programma Aanpak Stikstof) aan nieuwe activiteiten worden toegedeeld, zodat aan die nieuwe activiteiten toestemming kan worden verleend.

In de ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld over onder andere het volgende:

  • de aanwijzing van projecten of categorieën projecten waarvoor stikstofdepositieruimte wordt gereserveerd; hiervoor kan een voorkeursvolgorde worden vastgesteld;
  • de omvang van de totale stikstofdepositieruimte;
  • de meet- en rekenvoorschriften die moeten worden toegepast.

Het stikstofregistratiesysteem is in eerste instantie bedoeld om de woningbouw en infrastructuur door te kunnen laten gaan.

Voor het invoeren van een stikstofregistratiesysteem is een concept Regeling spoedaanpak stikstof bouw en infrastructuur gepubliceerd.

Veevoer

De Spoedwet aanpak stikstof voorziet ook in een wijziging van de Wet dieren. De reden hiervoor is om de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit de bevoegdheid te geven om nadere regels te kunnen stellen aan veevoer om ook via dat spoor de stikstofdepositie te laten dalen.

In de Wet dieren wordt bepaald dat in een ministeriële regeling regels kunnen worden gesteld over de samenstelling van diervoeders of andere stoffen die zijn bedoeld voor het voederen van dieren. Het kan daarbij gaan om:

  • een maximum hoeveelheid van een bestanddeel (zoals eiwitten) in individuele partijen diervoeders en
  • een maximum hoeveelheid van een bestanddeel (zoals eiwitten) die een dier (in de totale hoeveelheid diervoeders) mag gebruiken.

Voorwaarde is dat de regels geen significant negatieve gevolgen mogen hebben voor diergezondheid, dierenwelzijn, volksgezondheid en afzetbelangen.

Als dergelijke regels worden gesteld, dan is de overtreding hiervan strafbaar. In de Wet op de economische delicten wordt namelijk vastgelegd dat een overtreding van deze regels een economisch delict is.

Crisis- en herstelwet

Ook de Crisis- en herstelwet wordt gewijzigd, en wel in die zin dat in bijlage I bij deze wet een nieuwe categorie wordt toegevoegd:

“besluiten over fysieke maatregelen voor verbetering of herstel van Natura 2000-gebieden”

Voor deze besluiten gelden de versnelde procedures uit de Crisis- en herstelwet.

Meststoffenwet

Verder wijzigt ook de Meststoffenwet. Hierin wordt vastgelegd dat als de varkens- of pluimveehouderij op landelijk niveau het fosfaat- en/of stikstofplafond dreigt te overschrijden en mede gelet op

  • de representativiteit van de prognose,
  • het mogelijk structurele karakter van de overschrijding en
  • de totale omvang van de productie van dierlijke meststoffen in relatie tot de nationale plafonds,

dat dan in een algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat varkens- of pluimveerechten bij overdracht worden afgeroomd.

mw. mr. Franca Damen

Stikstofproblematiek: een nieuwe update

Op 17 december 2019 heeft de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit weer een Kamerbrief over de voortgang van de aanpak van de stikstofproblematiek naar de Tweede Kamer gestuurd. Daarnaast zijn er nog verschillende andere ontwikkelingen geweest. In deze update wordt hierop ingegaan.

Spoedwet aanpak stikstof

Zoals de minister in de Kamerbrief van 13 november 2019 heeft aangegeven, is er een Spoedwet aanpak stikstof opgesteld. Nadat het wetsvoorstel hiervoor op 5 december 2019 door de Tweede Kamer is aangenomen, is het op 17 december 2019 door de Eerste Kamer aangenomen. De Spoedwet aanpak stikstof treedt op 1 januari 2020 in werking. Spoedig daarna treedt de ministeriële regeling over het stikstofregistratiesysteem in werking en zal het stikstofregistratiesysteem zo snel mogelijk met depositieruimte – allereerst als gevolg van de verlaging van de maximumsnelheid – gevuld worden.

Beleidsregels intern en extern salderen

Op 8 oktober 2019 hebben de provincies de provinciale beleidsregels intern en extern salderen vastgesteld. Zoals de minister in een Kamerbrief van 1 november 2019 heeft aangegeven, bestond er tussen de minister en de provincies en de provincies onderling verschil van inzicht over de beleidsregels intern en extern salderen. Begin december 2019 hebben zij hierover onderling afspraken gemaakt, zo is te lezen in een Kamerbrief van 4 december 2019. Op 10 december 2019 hebben de verschillende provincies, waarvan de provincie Friesland onder voorbehoud, ingestemd met de nieuwe beleidsregels intern en extern salderen. De nieuwe beleidsregels zijn daarmee in werking getreden.

Noodwetgeving

In verband met onze veiligheid gaat het onderhoud aan dijken en andere vitale infrastructuur door. De tijdelijke (nood)wetgeving die hierin moet voorzien, is in de Kamerbrief van 13 november 2019 aangekondigd. Het wetsvoorstel hiervoor wordt zeer binnenkort voor advies aan de Raad van State voorgelegd.

Legalisatie PAS-meldingen

Activiteiten die op grond van het Programma Aanpak Stikstof (PAS) waren uitgezonderd van de natuurvergunningplicht (PAS-meldingen) zullen door de overheid worden gelegaliseerd. Het gaat om projecten waarvoor op 29 mei 2019 (de datum van de PAS-uitspraak) de volgende situatie gold:

  • het project was volledig gerealiseerd, installaties, gebouwen en infrastructuur en dergelijke waren opgericht; of
  • het project was nog niet volledig gerealiseerd, maar de initiatiefnemer had wel aantoonbaar stappen gezet met het oog op volledige realisatie; of
  • het project was nog niet aangevangen, maar daarvoor waren wel al aantoonbaar onomkeerbare, significante investeringsverplichtingen aangegaan.

In de gebiedsaanpakken wordt komend jaar een passende beoordeling voor de te legaliseren meldingen meegenomen. Indien nodig treffen het Rijk en de provincies volgend jaar maatregelen op gebiedsniveau.

Structurele aanpak stikstofproblematiek

De stikstofproblematiek moet structureel worden aangepakt. Het kabinet hanteert hierbij een integrale aanpak en neemt maatregelen in samenhang met andere grote opgaven om optimaal effect te bereiken. Deze opgaven zijn onder andere het Klimaatakkoord, de omgevingsvisie, de Kaderrichtlijn water, duurzame mobiliteit, kringlooplandbouw, circulaire economie, het Schone Lucht Akkoord en de NEC-doelstellingen. Dit sluit aan bij het advies van het adviescollege Remkes.

De kern van de aanpak is om te werken aan herstel en versterking van de natuur en het terugdringen van de stikstofuitstoot. Dit waren ook de doelstellingen van het PAS.

Stikstofreductie

Het kabinet zal in 2020 een streefwaarde vaststellen om te komen tot een reductie van de stikstofemissie en stikstofdepositie in 2030. De reductie is zowel een nationale als een regionale verantwoordelijkheid. De aanpak kent zowel een generieke als een gebiedsgerichte uitwerking. Begin 2020 volgt er informatie over een maatregelenpakket voor de landbouw.

Drempelwaarde

Er komt geen generieke en/of sectorale drempelwaarde. Dit komt mede door het advies van de Raad van State over een drempelwaarde.

Het kabinet kiest wel voor de mogelijkheid om een regionale drempelwaarde te introduceren. Hiervoor moet eerst stikstofruimte worden gecreëerd. Hoeveel ruimte er is, moet het stikstofregistratiesysteem duidelijk maken. De grondslag hiervoor is opgenomen in de Spoedwet aanpak stikstof. Gedeputeerde Staten hebben de primaire regie over het gebruiken van stikstofruimte uit het stikstofregistratiesysteem.

Gebiedsgerichte aanpak

Zoals de minister heeft aangekondigd in de Kamerbrief van 4 oktober 2019, zal – overeenkomstig het advies van het adviescollege Remkes – worden gewerkt aan een gebiedsgerichte aanpak. De provincies zijn gestart met de voorbereidingen hiervoor.

Robuuster en realistisch natuurbeleid

Het kabinet kiest voor een robuuster en realistisch natuurbeleid. Hiervoor neemt het kabinet, zoals aangekondigd in de Kamerbrief van 13 november 2019, drie acties:

  • het nalopen van alle aanwijzingsbesluiten en wijzigingsbesluiten op doelen die niet direct voortvloeien uit de Vogel- en Habitatrichtlijn;
  • het bekijken van alle Natura 2000-gebieden op de haalbaarheid van hun doelen;
  • het in kaart brengen van de mogelijkheden voor samenvoegen of herindelen van Natura 2000-gebieden.

De minister wil daarnaast samen met de provincies een programma natuur opzetten in aansluiting op Nederland Natuurpositief. Doel van dit programma is enerzijds het verbeteren en versterken van het bestaande beleid en anderzijds het verbreden van het natuurbeleid en het beter verbinden van natuur en biodiversiteit met andere domeinen, zoals stedelijk gebied, wonen en landbouw.

Programma-aanpak voor energieprojecten

Duurzame energieprojecten zijn essentieel om de klimaatdoelstellingen van het kabinet op lange en korte termijn te halen. De projecten veroorzaken bij de aanleg ervan een kleine, tijdelijke stikstofdepositie. Maar na realisatie dragen ze juist langdurig en structureel bij aan een stikstofreductie.

Het kabinet heeft daarom de intentie om duurzame projecten ten behoeve van de energietransitie te bundelen in een programma waarmee een structurele stikstofreductie kan worden bereikt. Begin 2020 volgt een nadere uitwerking van deze aanpak.

In dit kader wijst de minister erop dat een programma dat (mede) gericht is op het voorkomen van significante verslechtering en/of verstoring van Natura 2000-gebieden, kan worden beschouwd als een passende maatregel in de zin van artikel 6, tweede lid, van de Habitatrichtlijn. Op programmaniveau wordt beoordeeld of wordt voldaan aan de randvoorwaarden van dit artikellid. In dat geval kunnen individuele projecten in deze aanpak leunen op de beoordeling die op programmaniveau is gemaakt.

mw. mr. Franca Damen

Stikstofproblematiek: een volgende update

Op 13 november 2019 stuurde de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit een Kamerbrief met een nieuwe update over de stikstofproblematiek. Ook is hierover een document met vragen en antwoorden beschikbaar gesteld.

Maatregelen op korte termijn

Het kabinet neemt nu drie maatregelen waarvan uit berekeningen van het RIVM blijkt dat deze op zeer korte termijn in te voeren zijn én op korte termijn leiden tot een daling van de stikstofdepositie. Het gaat om de volgende maatregelen:

  1. een verlaging van de maximumsnelheid op alle autosnelwegen naar 100 km/uur van 6.00 tot 19.00 uur;
  2. een ammoniakreductie via voermaatregelen, onder de voorwaarden dat deze geen negatieve effecten hebben op de gezondheid en het welzijn van dieren, andere emissies en de volksgezondheid;
  3. de bestaande warme saneringsregeling in de varkenshouderij.

De maatregel voor het veevoer is een doelvoorschrift waaraan het veevoer moet voldoen. Deze maatregel zal gelden voor alle diersectoren. Voor melkvee is er een wat andere situatie, omdat het voer van melkvee hoofdzakelijk bestaat uit gras en mais en minder uit krachtvoer. Het kabinet onderzoekt nog in hoeverre de overheid de ondernemer tegemoet kan komen in de meerkosten voor deze maatregel.

Spoedwet aanpak stikstof

Om deze maatregelen zo snel mogelijk te implementeren, is een spoedwet aanpak stikstof opgesteld. Hierin wordt ook geregeld dat voor activiteiten die geen significante gevolgen kunnen hebben voor Natura 2000-gebieden, geen natuurvergunning meer aangevraagd hoeft te worden. Het wetsvoorstel hiervoor ligt voor advies bij de Raad van State. Het streven is om het wetsvoorstel nog in 2019 door beide Kamers te krijgen.

Verdeling stikstofdepositieruimte

Van de daling van stikstofdepositie die wordt bereikt met maatregelen, komt 30% ten goede aan de natuur en kan 70% gebiedsgericht worden gebruikt om ontwikkelingen weer mogelijk te maken.

Stikstofregistratiesysteem

Voor de afname en uitgifte van stikstofdepositieruimte zet het kabinet een register (stikstofregistratiesysteem) op. Hierin wordt bijgehouden:

  • hoeveel stikstofruimte er is;
  • hoeveel stikstofruimte er wordt uitgegeven;
  • hoeveel stikstofruimte er nog beschikbaar is voor andere activiteiten in de regio.

Ruimte voor woningbouw en infrastructuur

De woningbouw en een aantal infrastructurele projecten krijgen als eerste de vrijgekomen stikstofdepositieruimte toebedeeld om nieuwe projecten en activiteiten op te starten.

Nadat de nieuwe wetgeving is vastgesteld en het stikstofregistratiesysteem is ingericht, is het voor initiatiefnemers mogelijk om van de beschikbare depositieruimte gebruik te maken.

Noodwetgeving

Er wordt noodwetgeving voorbereid om ruimte te creëren voor projecten die zorgen voor de veiligheid van onze (vaar)wegen en de waterveiligheid. Met een ecologische toets wordt beoordeeld wat de effecten van deze activiteiten voor de natuurwaarden per Natura 2000-gebied zijn. Als er sprake is van nadelige effecten, dan moeten deze worden gecompenseerd en de natuur worden verbeterd.

De noodwetgeving wordt zo snel mogelijk voor advies aan de Raad van State voorgelegd.

Pakket aan maatregelen

In december komt het kabinet met een nieuw pakket maatregelen. Dit pakket moet een generieke drempelwaarde mogelijk maken. Het kabinet wil daarmee weer ruimte bieden aan projecten en activiteiten die van belang zijn voor de nationale veiligheid, landbouw, klimaatadaptatie, infrastructuur, energietransitie en werkgelegenheid. Hiervoor is het nodig dat alle sectoren een bijdrage leveren aan het verminderen van de stikstofdepositie.

Perspectief natuur

Het kabinet zet samen met provincies in op verbetering van natuur en beter natuurbeheer.

Er wordt bekeken of de beschermde status van (kleine) Natura 2000-gebieden moet worden aangepast. De reden hiervoor is dat de kwaliteit van sommige Natura 2000-gebieden door hun omvang en ligging structureel zwak kan zijn en blijven, zelfs wanneer herstelmaatregelen worden getroffen. Het kabinet gaat hierover in gesprek met de Europese Commissie.

Ook de aanwijzingsbesluiten van Natura 2000-gebieden worden kritisch bezien. Deze worden opgeschoond, met als doel instandhoudingsdoelen die niet voortvloeien uit de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn, waaronder habitattypen die na aanwijzing nog zijn toegevoegd, waar mogelijk te schrappen.

Verder wordt ingezet op het samenvoegen of herindelen van Natura 2000-gebieden. In afwachting daarvan worden geen nieuwe Natura 2000-gebieden op land aangewezen.

Perspectief landbouw

Het kabinet zet in op emissiearme landbouw. Hiervoor zal het kabinet in het voorjaar van 2020 een innovatie- en investeringsregeling openstellen. Wet- en regelgeving die de toepassing van innovatieve emissiearme technieken belemmert, wordt verruimd. Daarnaast wordt financiële ondersteuning geboden voor de bijbehorende investeringen.

Verder werkt het kabinet aan het verlagen van de regeldruk door doelen in plaats van middelen voor te schrijven en experimenteerruimte toe te laten.

PAS-meldingen

Het kabinet werkt met prioriteit aan een collectieve regeling om activiteiten die op grond van het Programma Aanpak Stikstof (PAS) waren uitgezonderd van de natuurvergunningplicht (PAS-meldingen) te legaliseren. Het gaat om projecten waarvoor op 29 mei 2019 (de datum van de PAS-uitspraak) de volgende situatie gold:

  • het project was volledig gerealiseerd, installaties, gebouwen en infrastructuur en dergelijke waren opgericht; of
  • het project was nog niet volledig gerealiseerd, maar de initiatiefnemer had wel aantoonbaar stappen gezet met het oog op volledige realisatie; of
  • het project was nog niet aangevangen, maar daarvoor waren wel al aantoonbaar onomkeerbare, significante investeringsverplichtingen aangegaan.

Totdat een voorziening is getroffen, zal niet actief gehandhaafd worden. Initiatiefnemers die in het kader van de vrijstellingsregeling een PAS-melding hebben gedaan of een meldingsvrije activiteit ontplooiden, hebben immers te goeder trouw gehandeld.

mw. mr. Franca Damen