Veevoermaatregel voor de stikstofaanpak

In het kader van de stikstofaanpak wordt een veevoermaatregel getroffen. Hiervoor heeft de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit op 6 mei 2020 een concept bekend gemaakt. Het gaat om een tijdelijke regeling voor krachtvoer voor melkvee.

Spoedwet aanpak stikstof

De minister heeft sinds 1 januari 2020 de bevoegdheid om nadere regels te stellen aan de samenstelling van veevoer. Deze bevoegdheid is een onderdeel van de Spoedwet aanpak stikstof (in werking getreden op 1 januari 2020) en bedoeld om ook via het voerspoor de stikstofdepositie te laten dalen.

De stikstofruimte die hiermee wordt gecreëerd, gaat naar het stikstofregister. Het stikstofregister is bedoeld om de woningbouw en infrastructuur op gang te helpen. Dit volgt uit de Regeling spoedaanpak stikstof bouw en infrastructuur die op 24 maart 2020 in werking is getreden.

Voorgestelde veevoermaatregel

De minister wil voor de periode van 1 september 2020 tot 1 januari 2021 een tijdelijke veevoermaatregel voor de melkveehouderij invoeren. Hiervoor worden maxima gesteld aan het ruw eiwitgehalte van krachtvoer in Nederland. Voor de jaren na 2020 wordt ingezet op veevoer-afspraken met de sector.

Voor de tijdelijke veevoermaatregel wordt de Regeling diervoeders 2012 aangepast. Hiervoor heeft de minister op 6 mei 2020 een concept bekend gemaakt.

Als referentiejaar voor de stikstofreductie heeft de minister het jaar 2018 gebruikt. In dat jaar was sprake van een laag ruw eiwitgehalte in het krachtvoer. Ten opzichte van dat toch al laag gehalte wordt het gehalte nog verder aangescherpt.

Ruw eiwitgehalten

Voor de verschillende grondsoorten en omvang van de melkproductie gelden de volgende ruw eiwitgehalten, welke zijn uitgedrukt in aantal gram per kilogram diervoeder.

Standaard Melkproductie 14.000-20.000 kg/ha Melkproductie >20.000 kg/ha
Zand- of lössgrond 191 192 193
Kleigrond 171 172 173
Veengrond 164 164 165

 

Een melkveehouder mag voor zijn melkvee alleen diervoeders voorhanden of in voorraad hebben en het melkvee alleen diervoeders laten gebruiken die voldoen aan de hiervoor genoemde ruw eiwitgehalten.

Als de tot het bedrijf behorende oppervlakte landbouwgrond uit meerdere grondsoorten bestaat, dan geldt het volgende.

  • als de landbouwgrond voor minimaal 50% bestaat uit een bepaalde grondsoort, geldt het ruw eiwitgehalte voor die grondsoort;
  • als de landbouwgrond niet voor minimaal 50% uit een bepaalde grondsoort bestaat, geldt het ruw eiwitgehalte naar rato van de oppervlakte van de verschillende grondsoorten.
Uitzonderingen

De ruw eiwitgehalten gelden alleen voor voormengsels, mengvoeders en voedermiddelen die een melkveehouder van een derde heeft ontvangen, en gelden niet voor:

  • tarwegistconcentraat, bierborstel, bietenloof, stro, gras (zongedroogd; hooi), gras (kunstmatig gedroogd), gras/peulvruchten/kruiden, luzerne, luzerne (zongedroogd), luzerne (kunstmatig gedroogd) en snijmais;
  • veldbonen;
  • voederbieten;
  • kunstmelkpoeder voor de kalveropfok.
Gezondheidsproblemen

Als een melkveehouder kan aantonen dat de ruw eiwitgehalten tot gezondheidsproblemen bij het melkvee leiden, dan gelden deze gehalten niet. Van gezondheidsproblemen is sprake als het rantsoen van het melkvee onder 155 gram ruw eiwit per kilogram diervoeder komt. In dat geval geldt een norm waarbij het totale rantsoen op 155 gram uitkomt.

Voor het berekenen van de ruw eiwitgehalten wordt gebruikt gemaakt van gemiddelden over de jaren 2018 en 2019 en de gewichtsverhouding die gemiddeld genomen over die jaren werd gerealiseerd tussen ruwvoer en krachtvoer. Hiervoor kunnen melkveehouders gebruik maken van de gegevens uit de Kringloopwijzer over de jaren 2018 en 2019.

Om gebruik te kunnen maken van deze uitzondering op de ruw eiwitgehalten, moet een melkveehouder binnen één week na inwerkingtreding van de regeling een melding doen bij de minister/NVWA. Omdat de regeling waarschijnlijk 1 september 2020 in werking treedt, moeten melkveehouders er rekening mee houden dat zij uiterlijk 7 september 2020 een melding moeten indienen. Daarbij moeten ook de relevante bewijsstukken worden overgelegd. Als een melkveehouder niet op tijd een melding doet, gelden de voorgeschreven ruw eiwitgehalten.

Documentatie

Melkveehouders moeten ervoor zorgen dat als zij diervoeders laten leveren, zij van de leverancier een document ontvangen waarin is vermeld:

  • de hoeveelheid ruw eiwit per kilogram diervoeder;
  • de diercategorie waarvoor de diervoeders zijn bestemd.

Melkveehouders moeten het document ten minste zes maanden bewaren.

Handhaving

Als de ruw eiwitgehalten in werking treden, maar een melkveehouder hier niet aan voldoet, is dat een overtreding. Hier kan op twee manieren handhavend tegen worden opgetreden, namelijk door de minister (‘bestuursrecht’) en door het openbaar ministerie (‘strafrecht’). De minister kan een zogeheten bestuurlijke boete opleggen van € 2.500. Het openbaar ministerie kan een hechtenis van maximaal 6 maanden, een taakstraf of een geldboete van maximaal € 21.750 eisen.

Einddatum

De minister heeft aangegeven dat de regeling is bedoeld als een tijdelijke regeling, geldend tot 1 januari 2021. Dit is ook opgenomen in de door de minister voorgestelde regeling.

Slot

De ruw eiwitgehalten gelden pas als de Regeling diervoeders 2012 daarvoor is aangepast en die aanpassing in werking is getreden. De minister gaat ervan uit dat de aanpassing op 1 september 2020 in werking treedt.

Franca Damen, advocaat Damen Legal

Structurele aanpak stikstof

Op 24 april 2020 heeft het kabinet de structurele aanpak stikstof bekend gemaakt. In de betreffende Kamerbrief licht de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit toe welke maatregelen het kabinet neemt om de uitstoot en neerslag van stikstof te verminderen, de natuur te herstellen en de vergunningverlening verder op gang te brengen.

 

Nieuwe punten

De maatregelen – die hierna zullen worden toegelicht – bevatten naar mijn mening weinig nieuws. Wat wel opvalt, zijn de volgende punten.

  1. Er wordt een streefwaarde voor stikstofreductie in 2030 in wet-/regelgeving vastgelegd. Hiervoor moet de stikstofdepositie in 2030 gemiddeld met 255 mol/ha/jaar dalen.
  2. Er wordt een ontwikkelreserve van 20 mol/ha/jaar ingesteld voor het legaal houden van PAS-meldingen en voor projecten met nationale belangen.
  3. De bronmaatregelen zijn vooral gericht op de veehouderij. Deze zien onder andere op nadere eisen aan veevoer, het uitbreiden van weidegang, het emissiearm uitrijden van mest, mestverwerking en de twee hierna te noemen punten.
  4. Er komt een beëindigingsregeling (in de vorm van een subsidieregeling) voor veehouders nabij Natura 2000-gebieden die willen stoppen.
  5. Er komen aangescherpte ammoniakemissienormen voor de veehouderij. Deze zullen (uiteindelijk) niet alleen op nieuwe stallen en renovaties zien, maar ook op bestaande stallen.
  6. Het verleasen van stikstofruimte voor activiteiten met tijdelijke stikstofdepositie wordt binnenkort mogelijk.
  7. Provincies krijgen een ‘goedkeurende’ rol bij extern salderen. Zij moeten toetsen of de activiteit waarvoor iemand extern wil salderen, past binnen de gebiedsgerichte aanpak.
  8. In de gebiedsgerichte aanpak worden niet alleen natuurherstelmaatregelen opgenomen, maar ook de nationale bronmaatregelen en maatregelen die decentrale overheden (zoals provincies en gemeenten) nemen om de stikstofdepositie te laten dalen.

 

Natuurherstelmaatregelen

Maatregelen ten behoeve van natuurbehoud- en herstel

Op grond van het Programma Aanpak Stikstof (PAS) was de overheid al verplicht om natuurherstelmaatregelen uit te voeren. Het kabinet treft nu extra van deze maatregelen om te voldoen aan de verplichtingen uit de Europese Habitatrichtlijn (artikel 6, eerste en tweede lid). Het gaat onder andere om maatregelen om de negatieve gevolgen van overmatige stikstofdepositie op de natuurkwaliteit te verminderen en de natuur en biodiversiteit te verbeteren. Voorbeelden hiervan zijn het versnellen en intensiveren van natuurherstelmaatregelen, het verbeteren van hydrologie in en rondom natuurgebieden, het versneld verwerven en inrichten van gronden en aanplant van nieuw bos ter compensatie van bomenkap.

 

Natuurinclusieve ruimtelijke inrichting

Het is de bedoeling om te zorgen voor een betere ruimtelijke integratie van natuur met andere functies als landbouw, energieopwekking, woningbouw en infrastructuur. Zo moet meer natuurinclusief areaal worden ontwikkeld. De natuur die zo ontstaat, zal niet als Natura 2000-gebied worden aangewezen of leiden tot uitbreiding van bestaande Natura 2000-gebieden.

 

Gebiedsgerichte aanpak

Provincies moeten een gebiedsgerichte aanpak voor de stikstofproblematiek vaststellen. De nationale structurele aanpak stikstof werkt door in deze gebiedsgerichte aanpak en wordt voor een deel gebiedsgericht ingevuld. De gebiedsgerichte aanpak bestaat uit:

  1. natuurherstelmaatregelen;
  2. nationale bronmaatregelen (die gebiedsgericht worden geïmplementeerd);
  3. maatregelen die decentrale overheden (zoals provincies en gemeenten) nemen om de stikstofdepositie te laten dalen.

In alle provincies is inmiddels een plan van aanpak vastgesteld voor de gebiedsgerichte aanpak. Het Rijk wil bestuurlijke afspraken met de provincies maken over de gebiedsgerichte aanpak en deze afspraken voor de zomer formaliseren.

 

Bronmaatregelen

Streefwaarde stikstofreductie voor 2030

Het kabinet stelt een streefwaarde voor stikstofreductie in 2030 vast. Dan moet de stikstofdepositie op ten minste de helft van de hectares met stikstofgevoelige natuur in Natura 2000-gebieden onder de kritische depositiewaarde (KDW) worden gebracht. Daarvoor moet de stikstofdepositie gemiddeld met 255 mol/ha/jaar in 2030 dalen. Deze daling bestaat uit de volgende ‘onderdelen’:

  1. Ongeveer 120 mol wordt bereikt door eerder vastgesteld beleid gericht op stikstofreductie in de landbouw, mobiliteit, industrie en energie.
  2. Ongeveer 25 mol wordt bereikt door de maatregelen uit het Klimaatakkoord.
  3. Voor de ongeveer 110 resterende mol neemt het kabinet bronmaatregelen.

De streefwaarde zal in de wet-/regelgeving worden vastgelegd.

 

Ontwikkelreserve

Het kabinet stelt een ontwikkelreserve in van minimaal 20 mol/ha/jaar. Deze is deels bedoeld voor het legaal houden van PAS-meldingen en deels voor nationale belangen (zoals projecten in de infrastructuur, waterveiligheid, woningbouw, defensie en energietransitie).

 

Pakket bronmaatregelen en monitoring & bijsturing

Er wordt een pakket aan bronmaatregelen getroffen. De verplichting hiertoe wordt in wet-/regelgeving vastgelegd. Ook de systematiek voor monitoring en bijsturing van onder andere de streefwaarde en het maatregelenpakket wordt in wet-/regelgeving vastgelegd.

 

Bronmaatregelen in de landbouw
  1. Er wordt geprobeerd om alle inschrijvingen op de warme saneringsregeling voor de varkenshouderij te honoreren, voor zover deze aan de gestelde eisen voldoen. Hiervoor wordt extra budget beschikbaar gesteld.
  2. Er komt een beëindigingsregeling (in de vorm van een subsidieregeling) voor veehouders die willen stoppen, gericht op het verminderen van stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden. Om deel te kunnen nemen aan de regeling moet de veehouderij een bepaalde, nog onbekende, ondergrens aan stikstofdepositie veroorzaken. Veehouderijen met de hoogste stikstofdepositie komen als eerste in aanmerking. De regeling wordt op z’n vroegst begin 2021 opengesteld.
  3. Er komt een ministeriële regeling waarin nadere eisen aan veevoer worden gesteld. De minister heeft deze bevoegdheid op grond van de Spoedwet aanpak stikstof. Er worden maxima gesteld aan het ruw eiwitgehalte in mengvoer (en mogelijk ander krachtvoer) dat een melkveehouder gebruikt. De regeling kan naar verwachting vanaf 1 september 2020 in werking treden. Voor de jaren na 2020 wordt ingezet op een met de sector overeen te komen afsprakenkader, gericht op voermanagementmaatregelen.
  4. De ambitie van het kabinet is om het aantal uren weidegang uit te breiden met 125 uren in 2021 en 250 uren vanaf 2022. Het is nog niet duidelijk of dit wordt vastgelegd en zo ja, hoe.
  5. Het kabinet heeft voornemens voor het emissiearm uitrijden van mest. Daarvoor wil het kabinet bedrijven stimuleren om regenwater op te vangen van staldaken en erf om daarmee mest te kunnen verdunnen. Ook wil het kabinet bezien hoe verdunning in de praktijk daadwerkelijk door kan gaan. Hiervoor moet de meststoffenregelgeving worden aangepast.
  6. Er komt een Subsidieregeling brongerichte verduurzaming voor innovatie in nieuwe staltechnieken (stalmaatregelen). Ook (b)lijken er aangescherpte ammoniakemissienormen te komen voor de veehouderij. Deze zullen gelden voor nieuwe stallen en renovaties. Maar ook bestaande stallen zullen (op termijn) moeten worden aangepast. Boeren worden via subsidie ondersteund bij het doorvoeren van de benodigde aanpassingen.
  7. Boeren die willen extensiveren, omschakelen naar een andere bedrijfsvoering (bijvoorbeeld kringlooplandbouw) of verplaatsen naar een locatie verder weg van een Natura 2000-gebied, worden ondersteund. Het kabinet stelt hiervoor een omschakelfonds in, om de omschakeling financieel mogelijk te maken.
  8. Er wordt centrale mestverwerking voorgesteld, waar emissies worden afgevangen en mest wordt verwerkt tot hoogwaardige meststoffen. Deze meststoffen kunnen als kunstmestvervanger dienen en dan emissiearm worden toegediend of worden geëxporteerd buiten de Nederlandse landbouw. Er wordt een budget beschikbaar gesteld voor een investeringssubsidieregeling.

 

Bronmaatregelen in de industrie en energie

In de industrie wordt de BBT-aanpak verder voortgezet. De maatregelen die de industrie- en energiesector moeten nemen in het kader van het Klimaatakkoord en het Urgenda-arrest zullen ook zorgen voor een reductie van de stikstofuitstoot.

 

Bronmaatregelen in de mobiliteit en bouw

In het wegverkeer zal de uitstoot dalen door een verdere aanscherping van Europese emissienormen voor nieuwe voertuigen. Ook door het (geleidelijk) vervangen van oudere meer vervuilende voertuigen door nieuwere schonere voertuigen zal de uitstoot dalen.

In de bouwsector worden de komende drie jaar gebiedsgerichte pilots met nul-emissie mobiele werktuigen uitgevoerd.

 

Maatregelen voor vergunningverlening

Bestaande mogelijkheden en extern salderen

Vergunningverlening is juridisch gezien al mogelijk op basis van:

De minister is van plan om met de provincies af te spreken dat bij extern salderen een initiatiefnemer zich vooraf meldt bij de provincie over een voorgenomen aankoop. Zo kan de provincie toetsen of de aankoop past binnen de gebiedsgerichte aanpak. Ook bespreekt de minister met de provincies of en zo ja, hoe de gebiedsplannen misschien een afwegingskader kunnen gaan vormen op basis waarvan een aanvraag voor een natuurvergunning met extern salderen kan worden toegewezen of afgewezen.

Bij extern salderen gaat over het algemeen stikstofruimte verloren. De minister onderzoekt of deze stikstofruimte misschien toch kan worden ingezet voor het legaal houden van meldingen en/of een depositiebank voor alle sectoren. 

 

Verleasen

Het verleasen van stikstofruimte wordt binnenkort mogelijk voor activiteiten met een tijdelijke stikstofdepositie.

 

Regionale drempelwaarde

Een regionale drempelwaarde is mogelijk bij Natura 2000-gebieden die onder de KDW zitten of hieronder komen door het maatregelenpakket.

 

Legaal houden van PAS-meldingen

Van de ontwikkelreserve van 20 mol is 11 mol bedoeld voor het legaal houden van PAS-meldingen. De 11 mol is een indicatie van de stikstofdepositie die alle ingediende PAS-meldingen veroorzaken op Natura 2000-gebieden. Vanwege de natuurkenmerken is de ontwikkelreserve in sommige Natura 2000-gebieden mogelijk niet voldoende. Dan zal er maatwerk moeten worden toegepast binnen de gebiedsgerichte aanpak om, zoveel mogelijk, PAS-meldingen legaal te houden.

Voor activiteiten met een stikstofdepositie onder de 0,05 mol hoefde op grond van het PAS geen PAS-melding te worden gedaan. Hiervoor hoefde alleen een stikstofdepositieberekening te worden gemaakt en bewaard. De overheid moet deze activiteiten nog in kaart brengen. Nadat dat is gebeurd, wordt beoordeeld wat een passende oplossing is voor deze activiteiten. De ontwikkelreserve van 11 mol is dus niet voor deze activiteiten bedoeld.

 

Beweiden en bemesten

Het is nog steeds de inzet van de minister en de provincies om beweiden en bemesten niet vergunningplichtig te maken. Er wordt voorlopig niet actief gehandhaafd. In de Kamerbrief is hierover niet meer duidelijkheid gegeven.

 

Franca Damen, advocaat Damen Legal