Maatregelenpakket zorgvuldige veehouderij Noord-Brabant

Op 14 juni 2017 presenteerden Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Brabant een maatregelenpakket dat versneld moet leiden tot een zorgvuldige veehouderij in de provincie. Op diezelfde dag is een aanpassing van de Verordening natuurbescherming van de provincie in werking getreden en de dag ervoor is een ontwerp voor een aanpassing van de Brabantse Zorgvuldigheidsscore Veehouderij bekend gemaakt.

Lees meer

Stalderingsregeling voor Brabantse veehouderij

Als het aan de provincie Noord-Brabant ligt, kunnen Brabantse veehouderijen alleen nog uitbreiden als de stallen van een andere veehouderij komen te vervallen. De provincie is voornemens om daarvoor in de Verordening Ruimte 2014 een stalderingsregeling op te nemen. Hiervoor heeft in het voorjaar van 2017 een ontwerp wijziging van de verordening ter inzage gelegen.

De stalderingsregeling zal worden opgenomen in artikel 26 van de Verordening Ruimte 2014 (VR2014) en geldt in aanvulling op de al bestaande eisen voor de uitbreiding van veehouderijen (artikelen 6.3 en 7.3 van de VR2014).

Hokdierhouderij

De stalderingseis zal alleen gelden voor de zogenaamde ‘hokdierhouderij’:

“veehouderij met uitzondering van melkrundveehouderij en schapenhouderij”

De reden dat de melkveehouderij vooralsnog wordt uitgezonderd van de stalderingsregeling is volgens de toelichting op de wijziging van de VR2014 dat er momenteel landelijk een aantal maatregelen in voorbereiding dan wel in uitvoering is die de intensiteit en omvang van deze sector sturen.

Stalderingsregeling

De vestiging van of omschakeling naar een hokdierhouderij zal alleen nog toegestaan worden als is aangetoond dat:

  • binnen het stalderingsgebied bestaand dierenverblijf van een hokdierhouderij is gesaneerd door sloop of door herbestemming mits is aangetoond dat het gebruik als dierenverblijf juridisch en feitelijk is beëindigd;
  • de oppervlakte van de sanering tenminste 110% bedraagt van de oppervlakte die met de vestiging of omschakeling in gebruik wordt genomen;
  • de sanering plaatsvindt in directe samenhang met de vestiging of omschakeling naar een hokdierhouderij en dat voor de sanering geen gebruik is gemaakt van een andere regeling.

Eenzelfde bepaling geldt voor de toename van de oppervlakte dierenverblijf voor een hokdierhouderij.

Gevolgen

De stalderingsregeling heeft grote gevolgen voor veehouderijen die hieraan moeten voldoen (denk met name aan de varkenshouderij en pluimveehouderij). Hokdierhouders zullen de stallen van een stoppende hokdierhouderij op moeten kopen om hun eigen bedrijf uit te mogen breiden. Dit leidt tot meerkosten die bovenop de extra kosten komen die reeds gepaard gaan met de (bovenwettelijke) eisen die volgen uit de VR2014 en de Brabantse Zorgvuldigheidsscore Veehouderij (BZV). De kosten kunnen – mede vanwege de ‘concurrentiepositie’ met andere regelingen en de 110% oppervlakte-eis – fors oplopen.

Ook bij de voorwaarde dat de dierenverblijven van een stoppende hokdierhouderij al moeten zijn gesaneerd door sloop of door herbestemming mits is aangetoond dat het gebruik als dierenverblijf is beëindigd voordat de andere hokdierhouderij kan uitbreiden, kunnen de nodige kanttekeningen worden geplaatst. Daarbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan de onzekerheid en tijdsvertraging die deze voorwaarde met zich brengt.

Verder valt niet in te zien waarom onderscheid is gemaakt tussen verschillende stalderingsgebieden. Dit maakt het voor hokdierhouders extra moeilijk om een stoppende hokdierhouderij te vinden om ‘op te kopen’, hetgeen nog eens te meer geldt voor bedrijven die aan de grens van een stalderingsgebied zijn gevestigd.

Vervolg

Tegen het ontwerp voor de wijziging van de VR2014 zijn veel bezwaren ingediend. Op dit moment moet nog worden afgewacht of deze bezwaren leiden tot een aanpassing van de voorgestelde wijziging. Dit zal duidelijk worden als de wijziging van de VR2014 wordt vastgesteld.

mw. mr. Franca Damen

Meer mestverwerkingsmogelijkheden in Brabant?

De provincie Noord-Brabant wil weer meer mogelijkheden gaan bieden voor mestverwerking. Daarvoor zal de Verordening Ruimte worden aangepast. Hiervoor heeft in het voorjaar van 2017 een ontwerp wijziging van de Verordening Ruimte 2014 ter inzage gelegen.

Bewerken of verwerken van mest?

In de toelichting op het ontwerp voor de wijziging van de Verordening Ruimte 2014 (VR2014) heeft de provincie overwogen dat vanuit landelijke regelgeving de verplichting bestaat om te voorzien in voldoende capaciteit om het mestoverschot te verwerken. Veehouders moeten op grond van de Meststoffenwet namelijk hun mestoverschot verwerken. De provincie spreekt in (de wijzing van) de VR2014 echter over het bewerken van de mest.

Mestbewerkingsmogelijkheden

Binnen het toegelaten bouwperceel van een veehouderij zal de bewerking van de eigen ter plaatse geproduceerde mest rechtstreeks worden toegestaan. De bewerking van eigen mest maakt namelijk deel uit van de agrarische bedrijfsvoering, zo overweegt de provincie in de toelichting op het ontwerp voor de wijziging van de VR2014.

Op het perceel van veehouderijen kan geen mestbewerking ten behoeve van elders geproduceerde mest plaatsvinden. Dat zal moeten plaatsvinden op een daartoe geschikt middelzwaar tot zwaar bedrijventerrein. Hierop zijn twee uitzonderingen:

  • voor de mestvergisting van samenwerkende melkrundveehouders tot een maximale capaciteit van 25.000 ton per jaar;
  • als nevenfunctie op een veehouderij.

Voor veehouders is het positief dat de provincie meer mogelijkheden wil bieden voor het bewerken van de mest op het eigen bedrijf.

Kanttekeningen

Bij de voorgestelde wijziging van de VR2014 is echter ook een aantal kanttekeningen te plaatsen. Een van deze kanttekeningen is bijvoorbeeld dat varkenshouders en pluimveehouders niet mogen samenwerken bij het bewerken van de mest. Ook is het een veehouderij met meerdere bedrijfslocaties niet toegestaan om de mest van de verschillende locaties op één locatie te bewerken. Verder is en blijft het de vraag of er voldoende mestbe-/verwerkingscapaciteit mogelijk gemaakt zal worden, nu hierop in de voorgestelde wijziging van de VR2014 kort gezegd geen sturing plaatsvindt.

Vervolg

Tegen het ontwerp voor de wijziging van de VR2014 zijn veel bezwaren ingediend. Op dit moment moet nog worden afgewacht of deze bezwaren leiden tot een aanpassing van de voorgestelde wijziging. Dit zal duidelijk worden als de wijziging van de VR2014 wordt vastgesteld.

mw. mr. Franca Damen